n
No. 48 Derde blad.
Acht en Negentigste ilaargang.
1896.
ZONDAG
19 APRIL.
ILkNAA
Deze Courant wordt Dinsdag*, Donderdag- en
Zaterdagavond nitgogoven. Abonn atsprjjs per
maanden voor Alkmaar f 0,80fanco door hot
geheele rijk f 1,
De 3 nummers 0,06. Afzonderlijke numme .-.-3 ets.
ZaakIViihout van der Veen.
Voor de arr. rechtbank alhier had zich den 17 te
verantwoorden Joachim Nuhout van der Veen, ond 51
jaren, ontslagen secretaris der gemeente Alkmaar, laatste
lijk alhier wonendethans gedetineerd in het Huis van
Bewaring.
Den beklaagde die op 6 December van het vorig
jaar werd gevangen genomen, naar aanleiding van han
delingen die hij werd verdacht te hebben gepleegd in
zijne qualiteit van gemeente secretaris staat thans
terecht als beklaagd van verduistering, waaraan hij zich
zou hebben schuldig gemaakt in de hoedanigheid van
penningmeester der Hulpbank van ,et departement Alk
maar der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen."
De dagvaarding legt hem het navolgende ten laste:
dat hij (in laatstgenoemde qualiteit), terwijl het tot
zijn bezoldigden werkkring behoorde onder meer de gelden,
uitmakende de kas dier Hulpbank, te bewaren de door
hem voor de Hulpbank te ontvangen bedragen in die kas
te storten en daaruit voor de Hulpbank betalingen te
doen, zich op verschillende tijdstippen gelden tot een ge
zamenlijk bedrag van ongoveer zestienhonderd gulden
die hij in voege voorschreven als penningmeester onder
zich had en die aan voorzegde Hulpbank althans aan
een ander dan hem, beklaagde, toebehoorden, opzettelijk
wederrechtelijk heeft toegeëigend, door die gelden, zooals
hij wist niet te mogen doen, ten eigen bate aan te wouden
en te verteren en wel o.a. meer in het bijzonder
op of omstreeks 27 Mei 1889 een bedrag van f35,40
of daaromtrent, welke gelden, destijds bij het verstrekken
van een nieuw voorschot ad f 100 aan Johannes de
Raat Azn., door of namens dozen, als nog door hem ver
schuldigd (na aftrek van rente) op het vorige voorschot
ten behoeve der Hulpbank aan den beklaagde waren af
betaald of door den beklaagde van hem op het nieuwe
voorschot waren ingehouden
op of omstreeks 27 Maart 1893 een bedrag van f 137,40
of daaromtrent, welke gelden destijds bij het verstrekken
van een nieuw voorschot ad f 300 aan Johanna Slaman,
huisvrouw van J. H. Impink, door of namens deze als
nog door haar verschuldigd (na aftrek van rente) op het
vorige voorschotten behoeve der Hulpbank aan den
beklaagde waren afbetaald of door den beklaagde van
haar op het nieuwe voorschot waren ingehouden
op of omstreeks 1 Mei 1893 een bedrag van f 129,60
of daaromtrentwelke gelden destijds bij het verstrekken
van een nieuw voorschot ad f 400 aan Johannes Wijde-
man Sr. door of namens dezen alsnog door hem ver
schuldigd (na aftrek van rente) op hot vorige voorschot,
ten behoeve der Hulpbankaan den beklaagde waren
afbetaald, of door don beklaagde van hem op het nieuwe
voorschot waren ingehouden
omstreeks 31 Juli of het begin van Augustus 1893
een bedrag van f 45,30 of daaromtrent welke gelden
destijds bij hot verstrekken van een nieuw voorschot ad
f 200 aan Arnoldus Jansen Maneschijn door of namens
dezen, als nog door hem. verschuldigd (na aftrek van
rente) op het vorige voorschotten behoeve der Hulp
bank aan den beklaagde waren afbetaald of door den
beklaagde van hem op het nieuwe voorschot waren in
gehouden
telkenmale door voorschreven aan de Hulpbank, althans
aan een ander dan hem beklaagdetoebehoorende be
dragen in strijd met zijne hem bekende verplichting
om ze in de ka9 dier Bank te storten of daarin te ver
antwoorden tot zich te nemen en ze ten eigen bate aan
te wonden en te verteren en verder
op of omstreeks 15 Februari 1892 de som van f 37,29,
welk bedrag destijds aan hem, beklaagde, door of namens
C. J. Geels, ten behoeve der Hulpbank was uitbetaald
als borg voor Gerrit Buijsman; op of omstreeks 20 Maart
1893 de som van f 23,40 en op of omstreeks 15 Mei
1893 de som van f 3,90, welke beide laatste bedragen
op of omstreeks die dagen door of namens Arnoldus
Jansen Maneschijnten behoeve van voornoemde Bank
aan den beklaagde waren afbetaald in mindeiing van
zijn voorschot, telkenmale door de drie evengenoemde
aan de Hulpbank althans aan een ander dan hem be
klaagde toebehoorende bedragen in strijd met zijne
hem bekende verplichting om ze in de kas dier Bank
te storten ten eigen bate aan te wenden voor zich
te behouden en te verteren.
Door het Openbaar Ministerie zijn 13 getuigen ge
dagvaard van wie de eerste en de tweede tevens als
deskundige.
Als verdediger is door beklaagde gekozen mr. D.
Simons, advocaat en procureur te Amsterdam.
De rechtbank is als volgt samengesteldmr. T. A.
Sannes, voorzitter; mr. J. A. G.Gockinga en mr. S. Gratama,
rechters mr. P. van der Crab, griffier.
Openbaar Ministerie mr. J. C. baron Baud officier
van justitie.
Te kwart over tienen wordt de beklaagde binnengeleid.
Achter in de zaal verdringt zich het nieuwsgierige pu
bliek. Eveu later komt de rechtbank binnen. De be-
klaagde_ schijnt eenigszins geagiteerdmaar antwoordt
niettemin kalm op de eerste tot hem door den voorzitter
RAJ\T
Prijs der gewone Advertentlën:
Per regel 0,15. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS-
TER ZOON.
felefoonnuntmeri 3
gerichte vragen naar zijn naam ouderdom beroep en
woonplaats.
Na voorlezing van het bevelschrift van verwijzing, dat
geheel eensluitend is met de dagvaarding wordt over-
1 gegaan tot het
verhoor der getuigen.
Als eerste getuigetevens deskundige wordt gehoord
mr Willem Frederik Alexander Ver hoeff, advocaat te
Alkmaar, thans secretaris der Hulpbank.
Deze verklaart dat de beklaagde als penningmeester
der Bank een jaarlijksch salaris ontving van f 125. Na
dat de beklaagde was in hechtenis genomen heeft ge
tuige de boeken in handen gekregen. De beklaagde bracht
op de vergaderingen steeds, de week 1 ij s t e'n der debi
teuren meê.
De week b o^e k j e s werden niet afgoteekend. Zij wer
den niet gehouden door den penningmeester, maar door
een der commissarissen.
't Grootboek on kasboek kwamen nooit op de bijeenkom-
ten. Voor de rekening, die jaarlijks werd gedaan, ontbrak
den leden van het Bestuur feitelijk alle eontróle. Hierbij
gingen de leden af op de concept-rekening van den pen
ningmeester, dio niet met de boeken werd vergeleken.
De laatste rekening is die van 1894—95. Een bedrag
van ongeveer f 3000 verschuldigd door de debiteuren
dor Bank kwam daarop niet voor. Op 13 December
1895 heeft getuige toen een klacht gedaan. Een onder
zoek werd door het Bestuur ingesteld, dat op 10 Januari
was afgeloopen.
In 't kasboek noch in het schuldboek was het tekort
verantwoord. Er blijven nog wekelijks leden achterstallig
met betalen, omdat het tegoed volgens hun zeggen reeds
is terugbetaald. Met zekerheid kan get. verklaren dat
het tekort bedraagt ruim f 2000 van 1875 af, en sedert
1884 f 1191,737j. Naar de opgave van beklaagde zelf
bedraagt het pl. m. f 1600. Get. weet niet precios de
personen noch de posten maar uit de boeken is met
zekerheid gebleken, dat in elk geval f 1191.73'/, is
afbetaald, maar niet verantwoord.
Door den beklaagde worden verschillende posten,
die hij erkent dat hem zijn terugbetaald maar niet door
hem verantwoord toegelicht.
De beklaagde door den president gevraagd of
hij aanmerkingen heeft, zegt, dat hij onder bezoldiging"
een jaarwedde verstaathij ontving slechts een toelage
een vergoeding voor de moeite. Vóórdat hij penning
meester was was dit anders.
I r e s. Erkent u gelden tot een gezamenlijk bedrag
van f 1600, aan de Hulpbank toebehoorende, u te hebben
toegeëigend
Bekl.»Dat hot opzettelijk is gedaan, ontken ik.'t Is
langzamerhand gekomen. «Onder opzettelijk" versta ik
iets andersnl. dat men gaat zitten en zegt »ziezoo
dat geld steek ik in mijn zak." Ik heb erkend 't op
zettelijk te hebben gedaan voor den rechter van in
structie om er een eind aan te maken.
Ik heb dat erkend omdat ik niet compos mentis was
in een oogenblik van wanhoop."
Pres.: >Dus over liet feit zelf is geen verschil?
Neen.
Mr. B a u d^ (officier van justitie) vraagt, of bekl. niet
in de instructie heeft verklaard »er is meer dan f 1600
weg naar mijn opvatting, in ieder geval zeker f 1600."
Beklaagde erkent dit.
Mr. Baud {tot getuige Verhoef) »Was 't soms niet
moeielijk, geld van beklaagde te krijgen
Ja Toen ik van beklaagde de erkentenis had, dat
er minstens f 1600 tekort was, is er gedreigd met een
beslag op bekl.'s inboedel. De heer Coster, die eerst had
beloofd borg te zullen zijnhad later, toen het tekort
f 3000 bleek te zijn gezegd »De familie zal 't te
kort wol betalen."
In het huis van beklaagde was in het laadje, waar de
kas moest zijn van de Hulpbank, slechts f 14 gevonden
Mr. bimons: »Ileeft getuige Verhoefï positieve ge
gevens, dat het bedrag der niet-verantwoorde posten f 3000
bedraagt r"
Get.: »Ik heb de lijsten der debiteuren nagegaan en
ben tot zeker meer dan f 1600 gekomen.
Mr. Simons: »'t Positieve cijfer bedraagt sedert
1884 ruim f 1100
Get.: Wij zijn slechts doorgegaan tot 1 April 1895 met
de specificatie. De eindrekening bedraagt meer dan f 1100.
Mr. Simons: »Werd niet bij den penningmeester aan
hnis uitbetaald
Ja.
»Is niet vaak geld in een zakje naar den beklaagde
gezonden op een zittingdag
J 3i
- „Moest niet het geld der Hulpbank in een afzon
derlijke brandkast worden bewaard volgens het regle
ment
Ja, maar dat was een oud reglement.
sDat is een andere quaestie. 't Gebeurde dus niet
Neen. Dat zou toch niets hebben gegeven. [Volgens
het reglement moest 't geld worden bewaard in een af
zonderlijke brandkistwaarvan de beklaagde één sleutel
moest hebben, de commissarissen deD anderen.]
De tweede getuigemr. Abraham Prins, thans
penningmeester (lid van do commissie tot 't nazien der
rekoning en verantwoording), bevestigt de verklaring van
den vorigen getuige. Op 1 April 1895 was 't bedra^ van
t kapitaal der Bank f 7044.
Van de niet-verantwoorde posten heeft get. oen ge
specificeerde lijst opgemaaktze zouden bedragen ongeveer
f 2000, in elk geval meer dan f 1600. Van 1884 af is do
lijst niet gespecificeerd.
De optelling van de ontvangsten en uitgaven in 't kas
boek was in orde.
Mr. Baud: Heeft u gedurende den tijd, dat gy A
waart van de commissie, uit eigen waarneming kunnen
opmaken, dat t eigen kapitaal van de Hnlpbank 0112e-
veer f 6800,— was
Ja.
Mr. Simons: »Mr. Verhoeff heeft gezegd, dat hij
optcekening hield van voorschotten. Deed hij dat op do
zitting P" r
Got, Verhoeff: >lk noteerde elke week op de
zitting wat werd uitgeleend. Ik noteerde de posten in
t uitleenboek."
Mr. Simons: »De uitbetalingen geschiedden dus
later
J a.
G e t. H. J. de Groot, die borg is geweest tot
een bedrag van f200,- en f165,- heeft betaald, deelt
niets mede dan deze feiten.
Get. A. Siebert Coster, die sedert twintig ja
ren lid en voorzitter van de Hulpbank is geweest, deelt
mee, dat de in het reglement voorgeschreven kist met
dubbele sloten nooit is gebruikt. De bedragen, die tekort
zijn gekomen, kunnen naar get.'s meening niet in bekl 's
huishouding zijn gebruikt. Get. had steeds vertrouwen in
don beklaagde, hoewel vóór eenige jaren de beklaagde
wel eens is aangespoord tot het doen van rekening en
veiantwoording. De kas werd niet geverifiëerd. De
schuldboeken werden nooit te voorschijn gebracht.
bet. hoeft nooit bemerkt, dat er jaren verliepen zonder
dat werd terugbetaald, noch borgen aangesproken, 't Vorige
voorschot moest altijd worden afbetaald vóór dat het
volgende werd gegeven.
Op 6 December is een laadje met f 14 specie in het
huis van bekl. gevonden.
fS D'et willen zijn voor een onbekend.bedrag.
Hij heeft geen staat in hnis gevonden.
Den getuige is door beklaagde's echtgenoote f 3000
ter hand gesteld tot dekking van het tekort.
Mr. Baud: »Is 't u bekend, dat mevr. Nuhout be
schikking heeft over gelden, waarover bekl. geen beschik
king heeft?"
»Daarvan is mij niets bekend."
Pres. tot beklaagde »U is in gemeenschap getrouwd?"
Bekl.: Ja. Mijn vrouw heeft geen afzonderlijk vermo
gen. Mij is door get. Coster oen procuratie voorgelegd
op mijne vrouw, die ik heb geteekend."
Mr. Simons: »Is 't kapitaal der Bank wel eens,belegd?"
Neen daar is nooit sprake van geweest.
Get Johannes Jacobus de Raat, thans concierge te
Rotterdam, in 1890 uit Alkmaar vertrokken verklaart
als borg het bedrag van f 36,40 stellig te hebben af
betaald.
G e t. Johanna Slaman, huisvrouw van Johannes
Hendncus Impink bevestigt het (in de dagvaarding ge
noemde) bedrag van J 300 geheel te hebben terugbetaald.
Get. heeft sedert 25 jaren geld van de Hnlpbank ge
leend. f 162,50 heeft zij daarna bij beklaagde in den
gang ontvangen.
Get. Johannes Jacobus Bruno, thans sub-agent
'U ïl'ietas", die borg is geweest voor de vorige
getuige, bevestigt hare verklaring.
G e t. Johannes W ij d e m a n Senior wordt niet ge
hoord, daar hij tengevolge van een beroerte min of meer
versuft is.
Johannes W ij d e m a n Jr., vervolgens als getuige ge
hoord, verklaart dat zijn vader op 1 Mei 1893 een voor
schot hoeft gehad van 400. Met van Heerden, den
bode, bracht hij 't gewoonlijk terug.
G e t. Alida_ Johanna Reekers, weduwe Smits, slijt-
ster alhier, is met haar thans overleden zuster borg
geweest voor een voorschot, dat Wijdeman van de Hulp°
bank heeft gehad. Get. heeft nooit een aanmaning gehad
en is nooit aangesproken.
Get. Antonia B u ij n e n s huisvrouw van Arnoldus
Jansen Maneschijn, verklaart dat baar (thans overleden)
man op 31 Juli een voorschot van 200 heeft gehad.
Zy heeft in haar bezit een schuldbekentenis van f 208,
die zij na afbetaling heeft terug ontvangen.
Get. Arnoldus Boldering, concierge ten sfadhuize
to AJkmaar, verklaart voor zijn neef Maneschijn geheel
afbetaald te hebben oen voorschot van f 150 dat daarop
niet zou zijn verantwoord een bedrag van f 74,10is
dus niet waar.
Get. Jan van Heerden, bode van de Hulpbank
deelt mee, dat meermalen personen zijn aangemaand té
betalenuit wier boekjes bleekdat zij reeds hadden
betaald. Beklaagde voerde blijkbaar een slordig boheer.
Get., die een weinig aarzelt om alles te zeggen wat
hij weetwordt door den president daartoe aangespoord