Gilda Schwanhof. Acht en Wegentigste Jaargang 1800. ZONDAG! FEUILLETON. 28 J N I. Het Hoogheemraadschap der Uit- waterende sluizen in Kennemer- merland en Westfriesland. Geschiedenis van een vrouwenhart, NO. 80. Tweede blad. COURANT. Prijs der gewone Advertentièn Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS- TER ZOON. ALKMAARSCHE Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar 0,80; franco door bet geheele rijk 1, De 3 nummers f' O,©6. Afzonderlijke nummers 3 ets. Telefoonnummer: 3. i. In het Handelsblad van 11 Juni jongstledenleest men het volgende »Door de vergadering van het college der Uit waterende »Sluizen is besloten, de plannen tot stichting van eenige »groote stoomgemalen (ter uitwatering van Schermer- »boezem) nog niet tot uitvoering te brengen. Inmiddels »zullen de teekeningen gedrukt en tot verder onderzoek »in handen van de hoofdingelanden gesteld worden. »Meer dan een millioen galden zouden de stichtings- kosten bedragen." Naar aanleiding van dit berichtkwam het ons voor, dat eenige opmerkingen over den werkkring van boven staand hoogheemraadschap hier plaats konden vinden. Welke taak op het hoogheemraadschap rust, en hoe die taak zich uit de geschiedenis laat verklaren, is minder algemeen bekend. Doch vooral thans nu plannen worden gemaakt tot stoombemaling, die een millioen gulden kost, i3 het van veel belang voor de ingelanden om zich omtrent dit onderwerp, op de hoogte te stellen. Wij ruimen dan ook gaarne plaats in voor hen die in deze courant inlichtingen en adviezen willen geven ook tot weerlegging van dit betoog. Het is ons toch in de eerste plaats te doen belang stolling gaande te maken. Slechts dit moge voorafgaanwanneer stoombemaling wordt ingevoerd, en verhooging van belasting is daarvan bet gevolg, dan zou het o. i. wel aanbeveling verdienen, deze zaak in het openbaar te behandelen. Te meer bestaat hiertoe aanleiding, omdat het zeer de vraag schijnt, of zij die thans contribueeren aan de uit- waterende sluizen, deze kosten der stoombemaling moeten dragen. Komt dit millioen met de daarop verschnldigde renten en met de kosten van onderhond en kosten van de be maling zelve ten laste der dusgenaamd schuldplichtige landen Die vraag eischt o.i. in 't openbaar behandeld te worden. Openbaarheid der beraadslagingen is niet bij de wet verplichtend gestold. Doch indien het college met den tijd meegingdan zon het onverplicht de deuren openen. En waarom zou het een dergelijk besluit niet nemen Welke belangen kunnen door openbare behandeling worden geschaad Integendeel, juist doordat de motieven van een besluit onbekend blijven geeft dit niet licht aanleiding tot on juiste beoordeeling Doch behoeft het in het jaar 1896 wel beschouwd nog betoogdat een publieke behandeling der publieke zaakby uitstek wenschelijk is Zelfs al geldt 't een oud college. Om de taak der Uitwaterende Sluizen duidelijk te maken, moet herinnerd worden dat het hoogheemraadschap door keizer Karei de Vijfde bij octrooi van 17 December 1544 werd opgericht. Dit feit strekt zoowel dezen vorst tot eer, als de door hem gevestigde instelling. Tevergeefs zoekt men in de historiebladen naar keizers en koningen wien 't gegeven was, iets tot stand te brengen dat den tand des tijds weerstand bood de hechtste ko ningsburchten werden vernield, gedenkteekenen verwoest en de op perkament geschreven privilegiën mogen nog dankbaar zijn, indien zij in 't stof der archieven bewaard bleven. De drieledige taak van het hoogheemraadschap is voor één derde deel van hoogen ouderdom. Niet moeielijk is het om zich Noord-Holland voor te stellen gelijk 't vroeger was. Uitgestrekte watervlakten met enkele eilanden. Bij stormvloed liepen alle lagere gronden onder. De Schermer, de Beemster, de Parmer stonden in gemeenschap met 't buitenwater. Callantsoog was een eiland „omcingelt door de zee," gelijk 't gedicht in de kerk aldaar vermeldt. Eerst werd het indringen van de Noordzee belet, maar met de Zuiderzee en het IJ stonden de plassen nog langen tijd in verbinding. Bij eiken vloed werd de toestand ongunstiger. Hulp in den nood zocht men bij den landsheer keizer Karei de Vijfde. Aan twee bek we me en ijver;ge mannen de eerste lid van 's keizers raad Andries v. d. Bronkhorsten de tweede Rentmeester in Kennemerland en West-Friesland, Adriaan Stalpart, werd 5 Juli 1544 opgedragen een on derzoek in te stellen. 21 Augustus d. a. v. begonnen zij de belanghebbenden te hooren. 9 November d. a v. brachten zij verslag uit. En reeds 17 Dec. werd het College der Uitwaterende Sluizen benoemd. Een vlugge behandeling van zaken dus die de 19de eeuw nog tot voorbeeld kan nemen. Dit college nu had tot taak maatregelen te nemen tot het keereu van het buitenwater. Volkomen macht en autoriteit werd verleend om de werken uit te voeren, door de heeren v. d. Bronckhorst en Stalpart voorgesteldnadat zij de belanghebbenden gehoord hadden. 53) van HANS WACHENHÜSEN. Hjj zelf sprak nooit van zijn stormachtig verleden. Hij had ieder staatkundig geloof verzaakt, zich ook met de familie zijner vrouw na haren vroegtijdigen dood zoo volkomen verzoend, dat deze de opvoeding van zjjn kind op zich genomen had en hij thans, oud geworden, er aan denken kon, den avond zijns levens in het vaderland te genieten. Met de tevredenheid van eonen man, die na een leven van arbeid de laatste hand aan een groot werk legt, dat hem reeds sedert jaren bezig houdt en de kroon op zijn werk moet zetten, zat Don Pablo op zekeren dag, toen de zon reeds laag aan den hemel stond, nog voor zijn schildersezel. Benita was buiten in den tuin bezig met de oude dienstbode uit de Campagne, wier rimpelig gelaat reeds vroegtijdig door de moeraskoorts met eene ziekelijk gele kleur was bedekt. Zij was eerst zeventien jaar oud, maar vroeg volwassen, zooals al hare iberische zusters en van eene schoonheid, die eigenaardig afstak tegen de ernstige trekken der meisjes te Rome. Haar gelaatskleur was door de zon, waaronder zij was opge groeid, min of meer gebruind hare groote donkere oogen schitterden van het volle leven der eerste jeugd, zij had eene schoone, hooge en slanke gestalte, en om hare lip pen zweefde een vriendelijk, welwillend lachje, toen zij tegen de dienstbode sprak. Doch plotseling verspreidde zich op haar gelaat een diepe ernst, toen zij een vreemdeling bespeurde, die met een blik alsof hij iets zocht, rond keek en over den slecht geplaveiden weg nader kwam. Zij zag hem, toen hij bij de heining washij nam den hoed af en zij zag in een jeugdig, maar echt ziekelijk bleek gelaat, min of meer verlegen, bij de verrassende verschijning van het meisje, dat nog gekleed was in een eenvoudige huisjapon. Hij vroeg, terwijl hij de vriende lijke, maar droefgeestige oogen op haar vestigde of hij den meester spreken kon. Benita verwees hem naar de oude dienstbode die juist een geplnkten kalkoen aan den tak van een boom had opgehangen en gaf deze daartoe de noodige bevelen. Schouderophalend keek zij hem nawaarna zij weder aan hare bezigheid ging. Het was juist het uur, waarop haar vader gewoon was, na den arbeid van den dag bezoek te ontvangen zij had hem das moeielijk kannen afwijzen. Toch had zij ook waarschijnlijk daartoe niet kunnen komen want er lag iets in zijne verschijning, waaruit zij opmaakte, dat hij aan de kanst verwant was en dat hem het recht gaf, haren vader te bezoeken. Ook don Pablo, die juist van zijn stoel opgestaan was en aan het raam stond, had den vreemdeling zien komen. De baret afnemende, ontving hij hem in zijne werk plaats, die van den grootsten eenvoud getuigde, in sterke tegenstelling met de prachtige versieringen van die der jongere collega's en met onbewimpeld misnoegon keek hij onderzoekend in het jeugdig, maar reeds door het leven en het lijden geteekend gelaat van zijn bezoeker. In- tusschen vertoonde zich spoedig weder zijn gewoon, wel willend lachje, toen zijne oogen die van zijn gast ont moetten en deze, op zijne in de fransche taal tot hem ge richte vraag, hem een brief overreikte, waarvan hij het schrift dadelijk herkende. Hij verzocht hem te gaan zitten, opende den brief, keek haast onmerkbaar daarbij den vreemdeling aan en nam toen den tijd, om den brief geheel te lezen. Doch de indruk, dien de lezing hem gaf, scheen hem niet aangenaam aantedoen. Hoofdschuddend legde hij den brief neer. Emin, nog onder den indruk van hetgeen er pas met hem was gebeurd, wachtte met een gevoel van zekere schaamte over hetgeen door Sebald geschreven was af, welke ontvangst hem na die lezing ten deel zoa vallen. Toch zag hij het antwoord met vertrouwen tegemoet en met eene uitdrukking van vastberadenheid op het gelaat. Twee sluizen werden gemaakt te Edam en in den Nieuwendam. Hierdoor kon men het binnenwater laten uitvloeien (uitwateren) en kon het zeewater gekeerd worden. De kosten van deze werken moesten de belanghebbenden dragen. Hij, die 't meest er bij geïntresseerd was, betaalde het meest. Dit was overeenkomstig het beginseldat in die dagen algemeen gehuldigd werd. De regeling van den omslag had plaats over de landen »naer advenant elexs daer bij gebaet ende geproffiteert" zou wezenen omdat men steeds verzekerd zoude zijn dien omslag te kunnen heffenwerden die landen eens en voor altijd contribuabel gesteld. Een vaste onverbrekelijke verplichting tot contribueeren, was in die dagen het eenige middel om de lang gewenschte verbeteringen niet slechts tot stand te brengen, maar in stand te houden. In het reglement van 1881 is deze taak van zoowel als de verplichting tot contributie aan het hoogheem raadschap vrij wel onveranderd gelaten. De zorg voor het onderhoud der werken, waaraan het college zijn naam ontleent, de uitwaterende sluizen die nende om Schermerboezem tegen indringend zeewater te beschermenden boezem zooveel mogelijk laten afstroo- men daardoor weg te nemen de nadoelen die uit een voortdurend stijgenden waterstand voor de aangelegen landerijen kaden en dijken zouden ontstaandie zorg rust thans noghoewel de toestanden geheel zijn ver anderd, bij het Hoogheemraadschap. Maar de samensteller van het reglement van 1881, de bekwame griffier der provinciale staten Jacobi, begreep toch dat hetgeen door keizer Karei bepaald was niet ten eeuwigen dage onveranderd behoefde te blijven. Vandaar stelde hij voor en dit is dan ook aangenomen, om dezen omslag afkoopbaar te stellen. In de memorie van toelichting van 't reglement staat dan ook »Aan 't bestuur wordt opgedragen om de werken van 1544 te blijven onderhouden met de middelen die indertijd er voor zijn aangewezen. Dit is een oude afgedane zaak, waaraan niets meer te veranderen valt. De werken zijn gemaakt, het onderhoud is er van verzekerd, de oude contribuabelen hebben slechts te betalen, wat zij daarvoor wel en wettig verschuldigd zijn. Het bestuur heeft er niets anders aan te doen, dan die contributiën te blijven innentot zoodanig bedrag als gerekend kan worden voor het onderhoud der werken voldoende te zijn. Om alle geschil daarover te voorkomen, zijn zij op een tast bedrag bepaald. Hij had zich den tijd gegund, na zijne laatste lotgeval len, nog eens met zich zeiven te rade te gaan, voordat hij naar Don Pablo ginghij had reeds acht dagen in hotel Minerva te Rome doorgebracht, voordat hij tot dezen vernederenden stap had kannen besluiten, want Sebald, het goede met hem bedoelende, had zonder twij fel ten opzichte van zijne kunst niets dan zijn belang hierbij op het oog gehad Driemaal was hij besluiteloos reeds de hoeve van den meester voorbijgegaan gisteren had hij die lieve meisjesgestalte in den tuin gezien en dit had hem eindelijk moed gegeven. Hij dacht aan Esther, aan zijne heilige beloftehij schaamde zich over zijne moedeloosheid en zoo stond hij dan thans voor den meester. Terwijl deze las, viel Emin's oog met bewon dering op de groote schilderij op den ezel, een tooneel uit den oorlog met de Saraceneu in Spanje. Eindelijk leidde Don Pablo's stem Uem van zijne be schouwing af. De meester verzocht hem, tegenover hem plaats te nemen. »Wat mijn waarde vriend Sebald mij schrijft, stoort mij werkelijk in mijne eigen plannen," zeide hij kalm, »want ik blijf hier niet lang meer en zooals gij ziet, mijne werkplaats is ledig. »Miju laatste leerling verliet mij reeds maanden geleden. Intusschen, kan ik u soms met raad van dienst zijn, dan sta ik ter uwer beschikking.... Ik had eigenlijk al reden, u te verwachten," voegde hij, opstaaude, er bij hij ging naar eene tafel en haalde uit de lade een couvert. >Gisteren nameljjk kwam dit uit Milaan. Het bevat eene aanwij zing van 5000 lire op de Romeinsche Bank alhier en men verzocht mij die ter hand te stellen aan mijnheer von Bestmardie mij tot zoo even onbekend was. Ik voldoe hierbij aan dat verzoek." Hij gaf het couvert aan Emin ovor en deze nam het verlegen, met onzekere hand aan, den moed missende het te weigeren, want het kou van Sebald zelf afkomstig zijn, zoo al niet uit eigen middelen..,. Hij werd vuurrood bij deze gedachte. Don Pablo redde hem uit zijne verlegen heid. Hij vroeg naar zijnen vriend en Emin voelde zich aangemoedigd hij zag in dezen man eene brave, eerlijke kunstenaarsnatuur, die hem vertrouwen inboezemde hij

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1896 | | pagina 5