Ui
No. 83. Merste blad.
Acht en Negentigste Jaargang.
1896.
Z 0 NDAG
5 JULI.
Buitenland.
Het Hoogheemraadschap der Uit-
waterende sluizen in Kennemer-
land en Westfriesland.
ILKMAARSCIIE COUBAÏMT.
Dozo Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en
Katerdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per
3 maanden voor Alkmaar 0,80; franco door het
geheele rijk 1,
De 3 nummers f 0,06. Afzonderlijke nummers 3 ets.
Prijs der gewone Advertent! ën
Per regel f O,IS. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS-
TER ZOON.
Telefoonnummer: 3.
ii.
Het tweede gedeelte van de taak van bovenstaand
college dagteekent uit veel lateren tijd.
Was men in den beginne uitsluitend bedacht geweest
het land tegen indringend zeewater te beveiligen weldra
kwam hierbij de zorg om het binnenwater zooveel moge
lijk te doen afvloeien. Men hield den waterstand zoo
laag mogelijk. Toen door droogmaking de boezem kleiner
van omvang werd zorgde het heemraadschap er voor
dat ruime aitwateringskanalen werden gemaakt. Slechts
onder die voorwaarde gaf men concessie tot droogma
king. In het octrooi van de Schermer, van de Beemster
enz. zijn dienaangaande bepalingen opgenomen.
Doch wat geschiedde Iets waaraan men nooit had
kunnen denkenIn Noordhollandwaar men steeds
met te veel water te kampen had ondervond men in
de droge zomermaanden last van te weinig water. In
1601 was het zelfs noodigdoch het was hooge uitzon
dering, zeewater in te laten.
Meestal werd de hoeveelheidindien het peil te ver
daaldeaangevuld door het openzetten van de sluis aan
den Nieuwendam aan de Wijkermeer.
Men kwam er dus van zelf toe door den loop der
omstandigheden een doelmatig peil te verzekeren.
Waar men echter niet aanwilde, waar het bestuur van
het hoogheemraadschap steeds tegen gekant bleefwas
aan de polders het recht te ontzeggenvrij hun water
te mogen uitslaan. Ieder polderbestuur voelde zich meester
op eigen terrein evenals iedere stad.
Aan een polder te verbieden overtollig water uit te
malen zou met de rechtsopvatting der 17e en 18e eeuw
evenmin gestrookt hebben als dat aan een stad zou zijn
ontzegd de poorten naar welgevallen open te zetten en
te sluiten.
In 1795 wonnen andere denkbeelden veld. Begrijpelijk
is hetdat de laag gelegen polders van die onbeperkte
vrijheid tot uitmaling wel eens nadeel ondervonden
hadden.
Het polderbestuur dor bannen Oost- en Westzaan
klaagde daarover. Het wendde zich met de klacht over
het te hoog opmalen van den boezem tot de Provisio-
neele Representanten van het volk van Holland en von
den bij hen gehoor. De Provisioneele Representanten
dachten dat deze aangelegenheid niet moeielijk zou zijn
te regelen door een wet.
In die dagen koesterde men algemeen de illusie dat
de wetgever in alles kon voorzien. Besloten werd dat
voortaan Amsterdamsche peil (d. i. de gemiddelde water
stand te Amsterdam bij vloed toen het IJ nog open
was) als algemeen maalpeil zou worden aangenomen. Het
wil zeggen, dat alle molens, op Schermerboezem uitma-
lendezoowel bij dag als bij nacht zich daarnaar zouden
richteD en ophouden met malen als het bereikt was.
De waterstand, door A.P. aangeduid, werd op „secure
wijze" aan den zuidelijken bovenmolen aan de ringsloot
van den Starnmeer overgebracht.
Door dit besluit der Representanten gevolgd door een
gelijkluidend van het provinciaal bestuur van Holland
13 Juni 1796, kwam een z.g. peilmaling tot stand.
Om die peilmaling te bekostigen werd een nieuwe
omslag bepaald.
Aanvankelijk weigerden vele polders dien omslag te
betalen. Doch toen het provinciaal comité dreigde om
tegen de wanbetalers „strenge mesures" te nemen, gaven
zij toe.
De peilmaling en de heffing van deze quota werd 27
Augustus 1801 aan Dijkgraaf en Hoogheemraden van de
Uitwaterende Sluizen overgebracht.
Hiermede ontving derhalve in 1801 het college een
tweede taak.
Er wordt dan ook thans nog van de kosten der peil
maling jaarlijks een afzonderlijk kohier opgemaakt. Te
recht. Het is eene afzonderlijke administratie. Wel
trachtte het bestuur in 1861 de twee administraties
dooreen te mengenmaar Gedeputeerde Staten merkten
opdat zoodanige vermenging alleen door een provin
ciaal reglement onder 's konings goedkeuring kon plaats
vinden.
De kosten der peilmaling bedroegen in 1894 4422.
De omslag in ditzelfde jaar5866.
Ook hier trekt het de aandachtdat mitsdien ruim
f 1200 meer betaald wordt dan noodig is. In sommige
jaren is deze verhouding tot omslag en kosten nog
gunstiger. Het batig saldo op deze rekening bedroeg
b.v. in 1883 f 2407
1885 2203
1887 2497
1890 2166 enz.
Hjj die zich op de hoogte wil stellen hoe de peilmaling
geschiedtkan niet beter doen indien hij te Alkmaar
woont, dan eene wandeling naar de Zes Wielen te maken.
Seinmolen I staat op de scheiding van Schermerboezem
em Raaxmaatsboezem. De molenaarwiens bezigheid is
de molen naar den wind te zetten te doen malen en te
laten stilstaan is tevens seinoverbrenger. Hij heeft steeds
bij de hand een blauwe vlag overdag en een lantaarn
met drie kaarsen 's nachts.
Hij brengt slechts het sein over. Noodseingever is hij
niet. In Schermerboezem zijn slechts 8 noodseingevers.
Ziet een dezer laatsten dat het water stijgt tot 8 c.M,
boven A. P., dan plaatst hij de blauwe vlag op eigen
initiatief. Het sein bereikt den hoofdseinmolenaar aan
den Starnmeerdie last geeft tot stilstaan.
De laaggelegen polders wenschen dat alle molens dit
noodsein mogen geven.
Het spreekt van zelf, dat het overbrengen der seinen
nog al veel tijds vereischt. Gelukkig dat tot nu toe
geen storing daarin plaats gehad heeft.
Immers telephonisch zijn de molens niet verbonden.
Ze zijn soms uren van elkaar verwijderd. Werd onver
hoopt het sein niet gezien of kon het door mist b.v. niet
gezien wordendan moet de molenaar mondeling het
sein overbrengen.
Wanneer de Dijkgraaf en Hoogheemraden een gezellige
bijeenkomst hebbentwijfelen wij er niet aan of een
heildronk zal gewijd worden aan de wakkere molenaren,
die steeds op hun post zijn het geheele jaar door bij
nacht en ontijd.
Uit het bovenstaande blijkt, dat de peilmaling vrijwel
authomatisch werktmits gezorgd wordt voor het noo-
dige toezicht.
Een groot college om het oppertoezicht over de peil
maling uit te oefenenschijnt dan ook overbodige weelde.
Een andere vraag is of het systeem van peilmaling
dat wil zeggen dat bij het stijgen van het water tot
zekere hoogte alle polders met hun overtollig water
moeten blijven zitten een gewenscht stelsel is.
De memorie tot het reglement van 1881 die in het
voorgaand opstel reeds werd geciteerdgeeft, dunkt ons
op die vraag een afdoend antwoord.
Er staat het volgende: „De peilmaling heeft baar tijd
gehad. Waar zij bestaat wordt naar de opheffing ge
streefd. En ook de peilmaling op Schermerboezem zal
wel binnen korter of langer tijd tot de geschiedenis
behooren."
En tevens heet het in hetzelfde stuk„De peilmaling
i middel om ten behoeve van lage gronden tegen
overmatige opzetting van den boezem te waken hoort
in onzen tijd van stoom niet meer thuis."
Deze opmerkingen van de memorie van toelichting zijn
o. i. juist. In beginsel is peilmaling af te keuren. Iedere
polder moet vrij kunnen uitmalen vooral wanneer een
zware regenval wordt tegemoet gezien, is dit noodzakelijk.
Dat noch voor het onderhoud der werken, die in 1544
waterkeerend geweest zijn noch voor het oppertoezicht
van een peilmaling, die men liever zag afgeschafteen
uitgebreid college noodig waskan ieder begrijpen en
werd dan ook door den samensteller van het reglement
blijkens de aanhaling uit de memorie van toelichting in
gezien.
Waarom werd in 1881 niet voorgesteld het college der
Uitwaterende Sluizen te doen vervallen
Een nieuwe taak wenschte -men aan het Hoogheem
raadschap op to leggen den boezemstand te beheerschen
„Wellicht", zoo redeneerde men, »is groote verandering
te wachten. Naar het opheffen der verouderde peilmaling
wordt gestreefd. Stoomkracht kan daartoe noodig blijken
te zijn. En dan zoudenin het belang van den boezem,
de uitgaven wel eens aanzienlijk kunnen stijgen. Het is
niet meer dan billijk dat in die verhooging van uitgaven
worde gedeeld door allen, die er genot van zullen hebben."
Deze zinnen zijn niet onjuist van inhoud. Doch
eigenaardig is hetdat zij desniettegenstaande tot eene
gevolgtrekking kunnen leiden, die ons erachtens onjuist is.
Zeker, de stoombemaling moet betaald worden uit de
kas der Uitwaterende Sluizen.
Maar moet dit college de kosten dragen Waarom
schreef men in 1881 dat wellicht verandering te wach
ten was
Om de eenvoudige reden dat het IJ droog gemaakt
is en dat dientengevolge Schermerboezem zijne uitwate»
ring tengevolge van het Noordzeekanaal mist.
Hierover in een volgend opstel.
BEL61B. Een te Brussel ontvangen schrijven uit
den Congostaat meldt, dat voortdurend van daar belang
rijke troepenzendingen met munitie en kanonnen naar
het Nijlleger plaats hebben. De expeditie-chef Dhanis
is voornemens Omdurman met Congotroepen te veroveren.
De Congostaat heeft thans voor het eerst bankpapier
van 10 en 100 francs uitgegeven, dat betaalbaar is te
Brussel bij de staatskas van den Congo.
DUlTSCHIiAlVD. De Rijksdag heeft den 2 in derde
lezing de margarine wet aangenomen, in den vorm bij de
tweede lezing daaraan gegeven. Alle amendementen
werden verworpen. Het verbod op de kleuring van mar
garine en de bepaling dat boter en margarine niet in
dezelfde localiteit te koop mogen worden geooden, werden
gehandhaafd. Bepaald werddat de wet op 1 Januari
1897 zal in werking treden.
Op de agenda stond nog een interpellatie van den af
gevaardigde von Arnim betreffende de loco-prijzen van
graan deze werd ingetrokken.
Hierop verdaagde de rijkskanselier de zitting tot 10
November. Hij zeide den afgevaardigden namens den
keizer en de verbonden regeeringen dank voor hun bui
tengewone bereidwilligheid en do toewijding waarmede
zij de beraadslagingen over het Burgerlijk Wetboek ten
einde hebben gebracht. »De gemeenschappelijke recht
spraak," zoido prins Hohenlohe.vlecht een nieuwen
band om de natie en vermeerdert ons aanzien naar buiten.
Het bewustzjjn dat het recht voor allen gelijk iszal
ook het bewustzijn verlevendigen, dat allen gelijke plich
ten hebben. Do Rijksdag heeft zich door dezen arbeid
zeer verdienstelijk gemaakt voor het vaderland."
Nog steeds verkeert men omtrent het juiste aantal
dooden en gewonden, tengevolge van het vreeselijk onheil
te Metz, in het onzekere. Op het oogenblik, dat de ont
ploffing plaats had waren er ongeveer 10 officieren en
300 a 400 soldaten en arbeiders in en om de brandende
loodsen. Velen onder hen bekwamen weinig of geen
letsel, maar volgens latere berichten vreest men dat 50
soldaten en arbeiders doels gedood, deels zwaar gewond zijn.
ECilfPTE. Te Caïro en Alexandria neemt de cholera
af, in de provinciën daarentegen breidt zij zich gestadig
uit. Op 19 Juni waren er 10 sterfgevallen te Caïro en
3 te Alexandrië elders 189 nieuwe gevallen waarvan
170 met doodelijkeu afloop, In 't geheel stierven sinds
September in Egypte 4776 menschen van de 5193, welke
werden aangetast.
EAKEEAAD. In het Hoogerhuis heeft lord Herschel
zich den 2 beklaagd over de wijze, waarop het proces
tegen Jameson zal gevoerd worden, want de rechtsqusesties
die zich hierbij voordoen zullen beslist worden door de
meerderheid der rechters.
Lord Halsbury, de lord kanselier, verdedigde don aan
genomen vorm van het proces als gepast. Het is een
zaak die geheel aan de bescheidenheid van den procureur-
generaal staatde regeering heeft met de qusestie niets
te maken.
Lord Herschel kon zich niet vereenigen met de opinie
van den lord kanselier, dat het geheel aan den procureur-
generaal staatdeze is rechtsgeleerde der Kroon en dus
raadsman der regeeringde regeering kan zich niet
scheiden van hetgeen hij doet.
Lord Salisbury protesteerde tegen de nieuwe leer, dat
de procureur-generaal aan de regeering verantwoordelijk
is voor alle beslissingen; spreker hoopt dat de onafhan
kelijkheid van den procureur-generaal zal bewaard blijven.
De Chartered Company zou volgens een telegram
uit Londen voor een bedrag van 3000000 aan obli-
gatiën en voor 500000 aandeelen uitgeven, in verband
met het ontslag van Rhodes en Beit, die nu niet meer
geneigd zijn bij te springen. De directie maakt nu echter
bekenddat tot dusver geen beslissing ten opzichte van
de financieele transacties is genomen.
FRAMHRIJH. De minister van landbouw heeft
een deputatie ontvangen van het Syndicat de la distillerie
agricoledie hem de wenschen voorlegde van de distil
lateurs van alcohol en alcoholische dranken. Deze wenschen
kwamen in hoofdzaak neder op verhooging der invoer
rechten op buitenlandsche melasse en ontlasting van brand
spiritus. De heer Méline heeft deze wenschen gunstig
ontvangen en zijn medewerking beloofd om de verlangde
hervormingen tot stand te brengen.
De ministerraad heeft thans definitief besloten
Laroche te handhaven als resident-generaal van Ma
dagaskar.