Nederland.
Prov. Staten v. Noordholland.
Gedep. Staten v. Noordliolland.
het proces-Jameson c.s. is afgeloopen en de gewoonte wil
dat een commissie uit het Lagerhuis alleen veigadert
tijdens den zittingstijd van het Huis. De „Daily News"
meent echterdat het zeer wel mogelijk is der te be
noemen commissie de bevoegdheid toe te kennen ook
zitting te houden tijdens de parlementsvacantie.
Het gerucht als zou een lid van het huis Roth
schild worden benoemd tot lid van de directie der
«Chartered Company" is van allen grond ontbloot.
Men verzekertdat eerlang een vergadering van aan
deelhouders zal plaats hebben, waar de vraag der ver
meerdering van het kapitaal zal worden besproken.
FKAMiKIJK. De algemeene beraadslagingen over
de directe belastingen zijn gesloten, nadat de radicaal
Raiberti het voorstel gedaan had 't ontwerp naar de
commissie terug te zenden welk voorstel echter in
getrokken werd, toen Méline verklaard had in de aan
neming daarvan een motie van wantrouwen te zullen
zien. Thans volgt de artikelsgewijze behandeling.
De nieuwe prefect van het departement des Bouches
du Rhóne, de heer Floret, heeft in antwoord op de toe
spraak van den burgemeester van Marseille welke on
geveer gelijkluidend was met die, gericht tot den vorigon
prefect, die om zijn weinig gouvernementeel antwoord was
ontzet zijn leedwezen uitgesproken, dat de gevoelens
van den Raad nooit konden strooken met de inzichten
der regeering welke hij vertegenwoordigde. De prefect
erkende het recht der burgers als hun stadsbestuurders
te kiezen wie zij wilden, maar zelfs geen mandaat der
kiezers kan den gekozenen het recht geven als college zich
te mengen in politieke zaken. Waar de heer Floret in
deze dus de houding van den Raad tBgen de regeering
ten strengste afkeurde, en er op wees, dat slechts het
parlement het recht beeft de regeering te beoordeelen,
beloofde hij hem alle mogelijke medewerking in het belang
van het bestuur van stad en departement.
De lijken van markies de Morés en zijne mannen
zijn te Ghabès aangebracht. De markiezin de Morés zal
naar Tunis gaan om het stoffelijk overschot van haren
ecntgenoot in ontvangst te nemen. De begrafenis zal
te Cannes of te Parijs plaats hebben.
ITAIiIE. De Italiaansche Kamer heeft besloten tot
een enquête naar den toestand der Staatssporen. Er zal
nagegaan worden of de dienst plaats heeft volgens het
verdrag van 1885, of de salarissen der beambten en de
dienstregeling in overeenstemming zijn met de belangen
van den staat. De commissie van onderzoek zal bestaan
uit 6 senatoren, 6 afgevaardigden en 3 leden door de
regeering benoemd, en haar rapport binnen zes maanden
uitbrengen.
Generaal Baldissera heeft zich te Massoeah inge
scheept naar Italiëen generaal Baratieri is uit Suez
naar Triest vertrokken.
SPANiJE. De Spaansche regeering zal trachten nog
vóór do sluiting van het parlement, die 30 Juli zal
plaats hebben, de spoorwegwet te doen aannemen. Alleen
van de zijde der Carlisten en liberalen verwacht men
tegenstand.
De Kamer heeft den commercieelen »modus vivendi"
met Duitschlaud goedgekeurd. De regeering heeft hierbij
den afgevaardigden van Catalonië de verzekering gegeven,
dat zij er niet aan denkt, meer concessies aan Duitschland
toe te staan.
TURI4.I JE. De verliezen der Turken in het gevecht
bij Kissamo waren aanzienlijk, men spreekt van 200
dooden. Het doel der Turksche troepen was, een leger-
afdeeling van 1600 man, die door de opstandelingen te
Kandamo werd belegerd, te ontzetten.
ZUIU-AEKIH.A. Een telegram van Generaal
Goodenongh bevestigt, dat fort Charter is ontzet door
kapitein Brabant. Hij had onderweg eene schermutseling
met den vijand, onder aanvoering van een gewezen sol
daat der inlandsche politie in dat gevecht werden zeven
opstandelingen, waaronder de aanvoerder, gedood.
Rhodes heeft in een onderhoud met een dagblad-corres
pondent gezegd, dat het nog vier maanden zal duren om
stalte, in lichte, half andalusische, half moorsche kleeding,
met den rug gekeerd naar de sierlijke, saraceensche open
bogen van het vrouwenpaleis der »Alhambra," in het
tooverachtige licht van de met sneeuw bedekte toppen
der Sierra Nevada, waarop de ondergaande zon hare
roodgouden stralen wierp. Tooverachtiger nog was het
lichteffect, door het heldere electrische schijnsel, waarin
deze gestalte, alsof zij leefde, de nog in de deur der zaal
staande personen tegemoet trad. Was het werkelijk een
portret Zonder eenigeu twijfel en ook droeg de beeltenis
geheel het karakter, den vrouwen van Grenada eigen
Zoo waar en warm, naar het leven geschilderd, zagen de
groote, door lange, donkere oogharen bedekte, door zwakke
wenkbrauwen overwelfde oogen voor zich uit,het meisje
was zich van hare schoonheid bewust en toch droeg hare
gansche persoonlijkheid eene innige bekoorlijkheid. Ver
zengend rustten de appels dier oogen op den toeschouwer,
en toch lag er in het voorkomen van het meisje de on
bevangenheid eener ziel, die nog buiten aanraking met de
wereld was gebleven. Haar gelaatskleur was gelijk aan het
licht geklourde marmer, in de zachtere tint van den onyx
de neusvleugels schenen hartstochtelijk te beven, om
de lippen, wier kleur gelijk was aan die dor aardbeziën
en waar tusschen de witte tanden slechts even voor den
dag kwamon zweefde een kinderlijk kalme trek en de kin
droeg het karakter van innerlijke geestkracht. Het git
zwarte, in den hals losjes vastgeknoopte haar, dat een
blauwachtigen weerschijn vertoonde onder het licht van
de zon en de sneeuw, bedekte voorhoofd en slapenen
de hals, die met de half ontblootte borst een prachtig ge
heel vormde, verried in alle poriën het frissche leven
dat dit jonge meisje doorstroomde. Het maakte op den
toeschouwer den indruk, alsof het fijne opengewerkte
borduurwerk, dat haar boezem bedekte, mét deze op eu
neêr bewoog. De »calessena", het spaansche fluweelen
jakjedat mot zilveren gespen en met een kleinen
ketting van ronde zilveren knoopjes versierd was, liet
voor die beweging voldoende ruimte. Van bezielend leven
getuigden eindeljjk de beide ronde, onovertrefbaar schoon
gevormde armen, evenals ook de andere afhangende hand
die een kleine tamboerijn vasthield, en waaraan men door
den opstand te dempen. Deze termijn is waarschijnlijk
niet ta lang geraamd, want de toestand is nog altijd even
ernstig, en tot een beslissenden slag komt het niet.
Een groot aantal rebellen hebben voor de nadering der
Engelsche troepen de wijk genomen naar de Matoppo-
bergen en de inboorlingen aan de Gwai-rivier trokken in
noordwestelijke richting terug.
Timor.
De N. R. Ct. ontving den 4 het volgende telegram
In Amfoeang op Timor is een ernstige rustverstoring
ontstaan. De oproerlingen hebben verscheidene moorden
begaan. De politie is versterkt. Een oorlogsschip van
Borneo gaat naar Koepang.
De onlusten die sedert eenigen tijd op het aan Por
tugal toebehoorend gedeelte van het eiland Timor heersch-
tenschijnen gedeeltelijk overgeslagen te zijn naar de
Wester helftdie aan ons behoort. Het eiland is 82
geographische mijlen lang en in het Noorden, waar nu
onrust heerschtzeer bergachtig. De bergen zijn steil
de dalen smal en de ravijnen scherp en diep ingesneden.
Het geheele terrein is met rotsblokken bezaaidsoms
van 600 voet hoogte en met hoog gras en doornachtig
struikgewas bedekt. Op die rotsblokken verschuilt zich
de Timorees, als hij in zijn kampong aan hun voet niet
veilig is.
Callantsoog.
In de zitting van 8 Nov. 1895 werd aan Gedep.
Staten toegestaanden polder Callantsoog zoo noodig
financieel te steunen ten einde een doorbraak van den
Vaardijk te voorkomen. Tot nu toe was het niet noodig
van die machtiging gebruik te maken. Wel bezweek
op 5 en 7 Dec. j.l. de in 1895 opgestoven hoogte ter
plaatse van den duinregel aan zee en is de daarachter
gelegen vlakte overstroomdmaar volgens deskundigen
was het niet noodig buitengewone versterkingen aan te
brengen.
Toch worden dit en andere punten van de zeewering
daar steeds oplettender nagegaan en aan de autoriteiten
zijn instructies gegeven hoe te handelen als er plotseling
gevaar mocht dreigen is het noodigdat zullen Gedep.
Staten niet aarzelen gebruik te maken van de verleende
machtiging.
Behoefde niet handelend te worden opgetredende
onderhandelingen met de regeering werden voortgezet.
Op 14 Maart j.l. ontvingen Ged. Staten een uitnoodi-
ging van den minister van waterstaat om door bespreking
met een commissie uit Ged. Staten te beproeven of de
quaestie der kustverdediging tot een bevredigende op
lossing is te brengen. Als grondslagen van die bespreking
zouden gelden le. het brengen der zeewering tot een
waterschap2e. vaststelling bij de wet van de eventueele
bijdragen van het rijk en de provincie tot de kosten van
de kustverdediging.
De uitslag der onderhandeling was verre van gunstig.
De minister verlangde óf één groot waterschap ter ver
dediging hetzij van de Noordzeekust alléén hetzij tegen
de Noordzee en de Zuiderzee beiden en waarin dus be
halve de Callantsoogerpolder en het Koegrasook de
Zijpede Anna Paulownapolder de Wieringerwaard en
de polder Waard en Groet zouden betrokken worden
óf wel een Klein waterschap als door Ged. Staten vast
gesteld Callantsoog en Koegras met de duinenonder
de eerstgenoemde gemeente gelegen. In het laatste geval
werd van de provincie een bijdrage gevraagd tot de
helft van de kosten terwijl door Ged. Statenbehoudens
goedkeuring der Statenéén vierde was geboden.
Het eerste verlangen toe te staan ging volgens Gedep.
Staten niet aandaar behalve Callantsoog en Koegras
de andere polders zoo goed als geen belang hadden bij
de zaak vooral daar waar de verdediging er van tegen
de Zuiderzee zoo goed geregeld isdat van een verdere
verdediging daartegen geen sprake kan zijn.
Maar ook het andere verlangen van den minister komt
Ged. Staten onaannemelijk voor.
de warmte van deze ideale schepping de schellen meende
te zien trillen.
»Wat is die vrouw mooi!'' ontviel onwillekeurig aan
een der toeschouwers en het gelaat der grenadasche schoone
scheen dankbaar te glimlachen bij deze bewondering.
Onder de overigen heerschte diepe stilte; men was sprake
loos van verrassing en de heerlijke, maagdelijke gestalte
zag op hen neêr alsof de oogharen en de lippen zich
bewogen. Het kunststuk verried een meesterschap over
de kleur en over den vorm, zooals men zelden ziet. Niet
minder invloed oefende ook de gedachte uit, dat deze
schoone vrouw zonder twijfel naar het leven geteekend
was en onder de granaten van Andalusië moest wandelen
en zwijgendalsof men haar niet in het gelaat durfde
zeggen welken indruk men had gekregenging men
eindelijk heen.
Eéne echter kon maar niet genoeg krijgen van den
aanblik. Esther, die in een hoek van de zaal in het half
donker op een fauteuil zatverdiepte zich met kenners
blik altjjd weder in de onderdeelen dezer schilderij.
Niet minder belangstelling wekte zij ook bij Windham
die met de hand op de leuning van den stoei achter haar
stond, totdat zij eindelijk zwijgend naar hem opzag op
zijn stommen hoofdknik opstond en na een laatsten be-
wonderenden blik de zaal verliet. Op dit oogenblik viel het
electrische licht op haar gelaatdat eene zeldzame ver
rnkking verried. Zij nam weder Windham's arm en trad
het park in, op hetzelfde oogenblik, dat de heer met den
rooden baard en den mooien hoogen hoed, dien Windham
op het Prater had gezien, binnentrad en haar nauwkeurig
opnam.
»Ik ken geen kunstenaar van dezen naam", nam Wind-
ham het eerst het woord nadat zij reeds geruimen tijd
in het park hadden gewandeld. Alles grijpt tegenwoordig
naar het opzienwokkende, verblindt de zinnen door over
moedige kleurenpracht, die nooit aan den tijd weerstand
zal kunnen bitdenmaar ik bekenop deze schilderij
werken licht en kleur als het ware om strijd meö tot
een gemeenschappelijken indruk die in zijn realiteit de
natuur overtreft en het ideale nabijkomt. Zooals het zich
daar openbaart, durf ik geene afkeuring uitspreken."
Wordt vervolgd.)
Mag het billijk schijnen van de provincie de helft in
de kosten te eischenals er sprake is van een werk
waarbij én rijk èn provincie gelijk belang hebben, of waar
het betreft een hulpbehoevend waterschap hier is het
een heel ander geval.
Volgens Ged. Staten dient die verdediging veel meer
tot bescherming van groote rijkswerken dan tot die van
eenige honderde bunders land wier waarde in geen de
minste verhouding staat tot de kosten, die waarschijnlijk
zullen moeten gemaakt worden.
Mogen die kosten in den vorm besteed worden voor
een waterschap in werkelijkheid is dit niet het geval
doch geldt het de verdediging der belangen die in 1610
de Staten noopten den dijk van Oldenbarneveld te maken,
van de militaire stelling den Heldervan het Groot
Noordhollandsch kanaalvan den spoorweg en van de
rechte linie van de oeververdediging der kust tusschen
Petten en Huisduinen.
Bestonden deze belangen uitsluitend rijkswerken be
treffende nietdan was het financieel voordeeliger de
gronden van Callantsoog en Koegras te onteigenen en
aan de zee prjjs te geven dan wellicht tonnen gouds uit
te geven om ze te behouden.
Biedt dus de provincie geheel onverplichtéén vierde
deel aan in de koBten der verdediging en de regeering
erkent dat de provincie daartoe onverplicht is dan mag
worden gerekend dat zij tot het uiterste is gegaan daar
dat één vierde reeds aanmerkelijk meer zal bedragen dan
de te verdedigen gronden waard zijnen zou iedere gul
den daarboven slechts zijn een subsidie aan het rijk tot
behoud en onderhoud van werken wier bestaan als rijks
werken zeker door niemand kan worden weersproken.
Ged. Staten oordeelen het niet geoorloofd verder te
gaan dan het éen vierde en zouden niet gaarne de Staten
een verder gaand voorstel aanbieden.
Zij betuigen hun leedwezen, dat ook deze onderhande
lingen met den minister weder geen resultaat hebben
opgeleverd.
Nagekomen stukken.
Van de te Alkmaar gevestigde Noordhollandsche ver-
eeniging van rijders met honden, Broedertrouw", is bij
de Staten een adres met 700 handteekeningen ingekomen,
waarin verzocht wordt geen gevolg te geven aan den
wensch van vereenigingen tot bescherming van dieren
om art. 32 van de wet op de rijwegen zoodanig te wij
zigen dat het voor hen onmogelijk wordt om zonder
verzet van de politie te kunnen blijven rijden en zij
dus daardoor broodeloos en tot armoede zouden worden
gebracht.
Ged. Staten van oordeeldat in deze alleen de rijks
wetgever bevoegd is tot het vaststellen van bepalingen
die de bescherming van den hond op het oog hebben
stellen voor, aan adressanten mede te deelen »dat zij
geen termen hebben kunnen vinden om in het reglement
op de wegen in Noordholland een bepaling op te nem n,
dat honden beneden zekere grootte niet als trekdieren
mogen worden gebezigd."
Door het bestuur van den Noord- en Zuidspaarndam-
merpolder wordt een subsidie gevraagd voor de beharding
van een gedeelte weg loopeude over den zuidelijken dijk
van het Noordzeekanaal. Gedep. Staten stellen voor een
subsidie te verleenen van hoogstens 1670.
Voorts is van Ged. Staten nog ingekomen een ontwerp
besluit met bijbehoorende stukken aangaand het brengen
van wijzigingen in de bestaande verordening op de in
richting en het gebruik van trambanen op of langs de
publieke wegen en bruggen in de provincie en wel
naar aanleiding van bezwarendie Gedep. Staten her
haaldelijk moeten maken tegen de door gemeentebesturen
in hunne politieverordeningen hieromtrent vastgestelde
bepalingen.
Schagen. G. d. R., in de Straat, alhier, kreeg
dezer dagen jongen van zijn konijn en zijne kat. Het
konijn stierf en liet dus hare kindertjes onverzorgd ach
ter. Nu probeerde R., of moeder poes zich ook over de
kleintjes ontfermen wilde en boven verwachting gelukte
dit. Poes behandelt de jonge konijntjes of het haar eigen
kinderen zijn.
Ondcarspel. Het is weer heel wat jaren gele
den, dat de kinderen onzer school een feestje hebben ge
had. Eene commissie van eenige invloedrijke ingezetenen
begrijpendedat zoo'n feest een groot genot is voor de
kleinen wendt daarom pogingen aan dit jaar weer een
feest te doen plaats hebben. Lijsten zijn reeds bij de
burgers rond geweest en als er genoeg geld bijeenge
bracht is, bestaat het plan met de oudere leerlingen naar
Amsterdam te gaan, met de jongere naar Schoorl, Bergen
en Alkmaar.
Eenhoevige dieren.
In verband met het den 5 medegedeelde Kon. be
sluit van 22 Juni is door de Ministers van Binnenlandsche
Zaken en van Financiën bepaalddat met 5 Juli, de
in- en doorvoer uit Groot-Britannië en Ierland van een
hoevige dieren en van vleesch, van die dieren afkomstig,
verboden is.
Dit verbod is niet toepasselijk
I. wat den invoer betreft
a. op eenhoevige dieren van Rijkswege aangekocht ton
behoeve van het leger b. op eenhoevige dieren, welke
aan het eerste kantoor door den districtsveearts of een
zijner plaatsvervangers bij onderzoek bevonden worden
niet te zijn lijdende aan of verdacht van kwaden droes;
de districts veeartsen en hunne plaatsvervangers zijn be
voegd verdachte dieren, hetzij te onderwerpen of onder
hun toezicht te doen onderwerpen aan malleïne-inspuiting
op kosten van den belanghebbende, hetzij tot den invoer
toe te laten op voorwaarde van slachting op de plaats
binnen den termijn en op de wijze, door hen te bepalen
en met inachtneming der omtrent de onschadelijkmaking
van de overblijfselen van verdacht vee geldende bepa
lingen c. op, van eenhoevige dieren afkomstig, vleesch,
waaraan de ademhalingsorganen vast zijn en hetwelk
aan het eerste kantoor door den districtsveearts of een
zijner plaatsvervangers bij onderzoek voor consumtie ge
schikt wordt bevonden
II. wat den doorvoer betrefta. op eenhoevige die
ren, welke, afgescheiden van ander vee, terstond na de
overlading uit het schip worden vervoerd per spoor, zon
der verdere overlading, in afzonderlijke, gesloten en ver-