N ieuwjaarswenschen.
Acht en Negentigste Jaargang.
1896.
y R IJ D A G
25 DECEMBER.
Oudejaarsavond,
DONDERDAG 31 December a.s.,
NIEUW JAARSWENSCHEN,
a 25 ets. a contant,
Nationale Militie.
INSCHRIJVING.
Een klein Wolkje.
In het nummer van den
zal weder gelegenheid bestaan tot
het plaatsen van
van 1 tot 5 regels.
T
JVO. 158. Tweede blad.
fó.
W.Ktlt tKSCIIt COURANT.
Deze Conrant wordt Dinsdag-, Donderdag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per
3 maanden voor Alkmaar 0,80; franco door het
geheele rijk 1,
3 Nummers f 0,06. Afzonderlijke nummers 3 ets.
Telefoonnummer: 3*
Prijs der gewone Advertentlën
Per regel f O,IA. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS-
TER ZOON.
Dfi IITOEVEBS.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALKMAAR;
Gezien art. 19 der wet van 19 Augustus 1861 (Staats
blad No. 72);
Roepen bij deze op
Alle mannelijke ingezetenen, die op 1 Januari 1897 hun
negentiende jaar zijn ingetreden (alzoo de mannelijke
geborenen van 1878), om zich ingevolge art. 15 en 20
dier wet, in de maand Januari 1897 in het daartoe ge
reed gemaakte register voor de Nationale Militie te doen
inschrijven.
De inschrijving geschiedt in een der vertrekken van
het raadhuis alhier des avonds van 5 tot 7 uren op
Dinsdag en Vrijdagtot 20 Januari 1897 en verder
aan de gemeente-secretarie.
De verplichting tot het doen der aangifte berust op
den militieplichtige zeiven bij ongesteldheid afwezig
heid of ontstentenis op zijn vader is deze overleden
op zijne moeder, en, zijn beiden overleden, op den voogd.
Zij maken voorts de ingezetenen opmerkzaam op de
volgende bij genoemde wet gemaakte bepalingen, als
Voor ingezeten wordt gehouden
lo. hij wiens vaderof is deze overleden, wiens moe
derof zijn beide overledenwiens voogd inge
zeten is volgens de wet van 28 Juli 1850 (Staatsblad
No. 44);
2o. hij die geen ouders of voogd hebbende, gedurende
de laatste 18 maanden vóór lo. Januari 1897 bin
nen Nederland verblijf hield
3o. hij van wiens ouders de langstlevende ingezeten
wasal is zijn voogd geen ingezeten mits hij
binnen het Rijk verblijf houde.
Voor ingezeten wordt niet gehouden de vreemdeling, be-
hoorende tot een Staatwaar de Nederlander niet aan
den verplichten krijgsdienst is onderworpen of, waar
ten aanzien der dienstplichtigheid het beginsel van we-
derkeerigheid is aangenomen.
De inschrijving geschiedt van
lo. een ongehuwde in de gemeente waar de vader,
of is deze overledende moederof zijn beiden
overledende voogd woont
2o. een gohuwde en een weduwnaar in de"gemeente
waar hij woont
3o. hemdie geen vadermoeder of voogd heeft
of door dezen is achtergelatenof wiens voogd
buiten 's lands gevestigd isin de gemeente waar
hij woont;
4o. den buiten 's lands wonenden zoon van een Ne
derlander die ter zake van 's lands dienst in een
vreemd land woontin de gemeente waar zijn vader
of voogd het laatst in Nederland gewoond heeft.
Voor de Militie wordt niet ingeschreven:
lo. de in een vreemd Rijk achtergebleven zoon van een
ingezeten, die geen Nederlander is
2o. de iD een vreemd Rijk verblijf houdende ouderlooze
zoon van een vreemdelingal is zijn voogd in
gezeten
3o. de zoon van den Nederlanderdie ter zake van
's lands dienst, in 's Rijks overzeesche bezittingen
of koloniën woont.
Zij noodigen hen wien dit mocht aangaan uitzoo
mogelijk in eigen persoon de aangifte te doen en daar
mede niet tot het einde van Januari te wachten, en her
inneren voorts aan de strafwaarmede de nalatigen ter
inschrijving bij art. 183 der wet bedreigd worden.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
Alkmaar, A. MACLAINE PONT, Voorz.
24 Dec. 1896. C. D. DONATH, Secretaris.
(Eene Kerstvertelling.)
»Gusta'\ zei Leo van Echten terwijl bij de conrant
waarin hij had zitten lezen langzaam dichtvouwde en
van de ontbijttafel opstond»Gusta van middag begint
mijne vacantiezooals je weetzal je er om denken
mijn valies in orde te brengen Ik wou graag voor
morgenochtend op reis gaan dan stoor ik tante Kerst
morgen niet in haar kerkgang."
»Hé!" was het op eenigszins pruilenden toon gegeven
antwoord >ga je dan toch werkelijk weer uit met do
Kerstdagen en laat m ij alleen Ik begrijp nietLeo
wat er toch voor je aan is om bij dat oude mensch te
zitten als het nu nog een erftante was maar nu
Als je thuis bleeftkonden wij het zoo gezellig hebben."
»Hoor eens Gusta je moet daar nu niet meer over
praten jij denkt nu anders over tante dan ikvooreerst
vind ik het werkelijk heel aardig om eens bij haar te
zjjn jo weet niet half hoe gezellig zij is maar daaren
boven de goede vrouw rekent er nu eenmaal op. Ik
heb tot nog toe altijd de Kerstdagen bij haar doorge
bracht en ik hoop dit te doen zorlang zij leeft.''
>Zoo en je denkt er niet aan hoe ongezellig dit
voor mjj is, hè? Andere men-chen krijgen met de feest
dagen logees of hebben gezellige partijtjes en i k kan
daarbij altijd toezien. Het is pleizierig 1"
»Maar kind geen mensch verhindert je ook eene logee
te vragenen als je uit wilt of visite wilt hebbendan
heb je toch hier je familie en kennissen je behoeft dus
niet alleen te zijn en je hebt in alle gevallen nu onze
bëbé die geeft in huis gezelligheid genoeg.''
»Nu ja maar uitgaan of visite hebben als jij van
huis zijtdaar heb ik geen pleizier in dan zit je toch
net of je niet bij het gezelschap behoortmaar het is
waarbébé zal me dan maar moeten vertroosten die
loopt ten minste nog niet weg. Enfin mjjnheer van
Echten voegde het vrouwtje er met eenige ironie bij
»Ik zal zorgen dat uw valies gepakt wordt en uwe
reisbenoodigdheden in orde zjin."
»Wel, wel, wordt mijne Gusta nu bitter? Dit zou
mij spijten. Kombeste geef me een zoen en misgun
mijne oude tante het genoegen niet, „haar jongen',
zooals zij mij nog altijd noemtbij zich te zien. Och,
de oude vrouw heeft het zoo eenzaamen wie weethoe
kort het nog duurt dat ik haar bezoeken kan al is ze
nog kras, ze is toch reeds zeventig jaar en zal zoo heel
lang niet meer leven maar van mijn vrouwtje vertrouw
ikdat ze me nog lang gezelschap houdten ik nog
menig Kerstfeest met haar vieren zalMaar ik moet
naar mijn schoolkinder is vandaag nog heel wat
proefwerk na te zien het kan wel wat later worden dan
anders. Adieu tot van middag 1"
Leo van Echten was leeraar aan eene Hoogore Burger
school in het stadje G. Hij genoot er alle achting, want
hij was een degelijk mensch met een open en vriendelijk
gelaateen helder hoofd en een warm harten op wiens
levenswandel niemand een smet wist aan te wijzen. Het
had hem dan ook geen moeite behoeven te kosten om
een der bevalligste en beschaafdste meisjes uit zijne woon
plaats tot vrouw te krijgen. Want ofschoon de mooie
Gusta van der Wilp al een paar aanzoeken had afge
slagen kon men ten opzichte van Leo van Echten zeg
gen Hij kwam hij zag en overwon.
Het jeugdige paar leefde in de grootste harmonie met
elkander en hun geluk werd nog verhoogd door de ge
boorte van een allerliefst dochtertje. Slechts één punt
was erdat somtijds een wolkje aan hun helderen huw-
ljjkshemel te voorschijn riep en dat wasverschil van
inzicht omtrenttante Truus.
Tante Truusof Truitjewas eene oude ongehuwde
tante van Leo. Zij was voor hem echter meerzij was
zijne pleegmoeder. Toen zijne eigene moeder gestorven
was, had tante Truus aan den laatsten wensch der ster
vende gehoor gegeven en de zorg op zich genomen voor
den toen nog maar negenjarigen knaapen zij hid zich
van die taak gekweten op eene wijzedie haar de
dankbaarheid van haar broederLeo's vader en tevens
de hartelijke liefdo van Leo zelf verwonnen had.
Ook toen de heer van Echten overleden wasbleef
tante Truus eene moeder voor den jongeling (toen reeds
student), zij bleef hem leiden en raden en als hij in de
vacantie bij haar kwamvond hij altijd een gezellig
tehuis en zag hij immer een vriendelijk gelaatdat ge
tuigde van belangstelling dat hom zeidedat hij ook
toen meer was dan een neef... een zoon.
Vaak was het een droom van den jongen man geweest,
om als hij eenmaal tot zijne bestemming was, met zijne
pleegmoeder te zamen te gaan wonen en haar al de liefde
te vergelden die hij van haar had ondervondendoch
de goede vrouw hadtoen hij naar G. ging en het haar
voorstelde, gezegd: »Neen Leo, dat moest ik niet doen,
dunkt mij. Het is beter dat je een lief vrouwtje zoekt,
jong hoort bij jong en als ik bij je inwoonde zou
dit misschien een hinderpaal zijn voor je geluk.''
Zoo was Leo dan alleen naar G. gegaanen toen was
het gekomen dat hij liefde opvatte voor Gusta van der
Wilp en die liefde beantwoord werd.
Natuurlijk had hij haar gesproken van zijn tante en
hadden zij te zamen bij de oude vrouw een bezoek ge
bracht. Tante was allerhartelijkstmaar toch toen
zij 's avonds weer met den trein naar huis gingen had
Gusta gezegd »Hè wat een leelijk ouderwetsch patroon
tje is die tante van jeen wat simpel gekleed ik weet
weldat ik haar nooit te logeeren zal vragen." Loo had
even de wenkbrauwen gefronstmaar er niet verder over
gesprokenhij dachtdat als ze maar eerst getrouwd
waren Gusta er wel anders over zou gaan denken
doch daarin zag hij zich bedrogen. In het begin had
hij er wel eens over gesproken maar Gusta had er niet
van willen hooren. »Zoo'n ouderwetsch mensch en zoo
burgerlijk gekleedde menschen zouden ons uitlachen
om zoo n logeejij ziet dat nietomdat je aan haar
gewend zijtneen heusch, Leo, daar heb ik geen zin in."
Dat was dan de oorzaakdat Leo het eerste Kerstfeest
na zijn huwelijk bij tante Truus had gevierd en ook nu
weer plan had heen te gaan. Hij wistdat hij de oude
vrouw een groot genoegen deed niet alleen maar hij
verlangde ook werkelijk er al weer naareens vertrou
welijk met haar te praten hij vond het heerlijk naast
haar te zitten en zich door haar „mijn jongen" te hooren
noemen als in vroegere jaren.
Aan Gusta vragentante bij zich te logeerendat
wilde hij niet meerhij wist nu eenmaaldat zij er
tegen was en wilde zooals hij bij zichzelf opmerkte er
niet meer over kibbelen. Gusta had in ieder geval hare
familie te G., en zou die Kerstdagen wel doorkomen.
Nadat haar man was uitgegaan voelde Gusta zich
tamelijk ontstemd. Zij wist zeer goeddat het haar
maar enkele woorden behoefde te kosten om te maken,
dat hij niet op reis gingdoch ze had geen plan die
woorden te spreken. Tante Truus hier vragen
foeidaar had ze geen lust in dan konden ze toch
geen gezellig avondje met de familie hebben.
Zij ging aan hare morgenbezigheden en de uren
vlogen wel voorbij. Straks zou Leo thuis komen om
koffie te drinken. Zij zou zorgendat de kamer lekker
warm was; hij moest niet denken, dat ze humeur toonde.
Gusta keek eens naar buiten. Wat zag het weer er on
aangenaam uit; het ijzelde, de menschen liepen zoo voor
zichtig het was zeker glad Was Leo maar thuis
Daar klonk de schel. Wat was dat?... een brancard
voor de deurmen was zeker verkeerd en moest bij
dokter Gerlings zijn Hemelneen men was terecht,
het was Leo die thuis gebracht werd hij was door de
gladheid gevallen en had een been gebroken de dokter
was reeds gewaarschuwd hij zou zóo komen.
Daar lag hij dan nu haar beste man Hij leed veel
pijndoch hield zich ferm. De dokterdie gekomen
was om hot been te zetten gaf goeden moed. Mijnheer
van Echten had een gezond gestelhet zou wel terecht
komen maar men moest geduld hebben.
»Zie zoo Gusta", zei Leo met een pijnlijken lach, toen
zijn vrouwtje diep bedroefd bij zijn rustbed zat, »nu hebt
ge je zin nu blijf ik bij je met de Kerstdagen."
»0 Leo", gaf zij ten antwoord, »zóó weet je wel,
dat ik mijn zin niet heb. Ik had liever gezien dat
jo uitgegaan was en ik alleen had moeten blijven dan
dan dit gebeurd is."
»Het is nu niet anders, vrouwtje, het zal wel weer
terecht komen mij spijt het nog het meest om tante
die zich vast al verheugd had op mijn komst. Wil je
me straks dat kleine tafeltje eens bij me geven dan zal
ik beproeven haar te schrijven zij moet toch weten
wat er aan hapert."
»Kan ik het ook voor je doen Leo
»Neen kind dat zou haar nog meer verontrusten
jij maakt het natuurlijk veel erger. Ik zal maar in een
vroolijken toon schrijven en daarbij daar moet je niet
jaloersch om zijn tante heeft ook liever een brief van
haar jongen dan van zijn vrouw."
Leo had den brief geschreven en Gusta nam dien mede
om hem te laten bezorgen. Waarom aarzelde zij even
Wat wil ze doen Zij staat met den brief' in haar
handheel goed gesloten is die nietde gom laat
gemakkelijk los »Gusta, is dè,t recht, den brief van
je man openmaken fluistert een stem daar binnen
Wat klopte haar bart ontstuimig, terwijl zij de hartelijke
woorden las die Leo schreef aan zijne oude tante Je
moet niet jaloersch worden, had hij gezegd; of ze het nu
b ij n a worden zou Daar zet zij zich neer, in de koude
kamer en met bevende hand schrijft ze een paar regels
onder die van haar man.
Nu spoedig de meid geroepen den brief gauw in de
bus gebrachtZie zoo dat is gebeurd
Leo lag op zijn rustbed te denken aan zijn ongeval
toen Gusta gekleed met hoed en mantel even om den
hoek der kamer kwam.
»Ga je uit, kind?" vroeg hij verwonderd.
Ja Leoik heb een boodschapnu je bij me
thuis blijftwil ik je een Kerstgeschenk koopentot
straks!"
»Een Kerstgeschonk", denkt Loo »ik had liever, dat
ze rustig bij me kwam zittenmaar ochze meent het
goedwe moeten nu ook nog maar van de feestdagen
maken wat wij kunnenhet spijt mij altijd maar om die
goede tante zij heeft nu mijn brief alwie weet
hoe bezorgd en verdrietig zij is. Wat zal zij het nu
eenzaam hebben met de Zondagen
Zoo peinzende was Leo een beetje ingedommeld hoe
langdat wist hij niet. Hij werd wakker doordat hij
een rijtuig hoorde. »Zeker de dokter", dacht hij
»gek dat Gusta nu nog niet thuis is
Daar klonken voorzichtige voetstappen in den gang
de kamerdeur werd zachtjes open gedaan
»Dag, Leo; wel. mijn arme jongen, hoe gaat het?"
Tante TruusU hier Is mjjn lief pleegmoedertje
in 't hartje van den winter op rois gegaan enkel om
mij te bezoeken
»Ik ben gekomen op uitnoodigiog van je vrouw, Leo