No. 8. Tweede w.d. Wegen en Wegentigste Jaargang.
1897.
ZONDAG
17 JANUARI.
DINSDAGAVOND van 5 tot
7 uur LAATSTED DAG der IN-
SCHRIJVING voor de
NATIONALE MILITIE dei-
geborenen van 1878.
G-evonden IToorwerpen.
Ainsterdamsclie Brieven.
EEN OFFER.
FEUILLETON.
ALKMAARSCHE (01 RAM.
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per
3 maanden voor Alkmaar/ 0,80; franco door het
geheele Tijk 1,
3 Nummers f 0,06. Afzonderlijke nummers 3 ets.
Prijs der gewone Ad verten tien
Per regel f 6,10. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS-
TER ZOON.
Telefoonnummer: 3*
Te bevragen aan het bureau van politie op werkdagen
des morgens tusschen 9 en 12 uur
Eeu bril; een boek; een halsdoek; een beurs; een
slinger van een klok; een zilveren vingerhoed; een por-
temonnaie; eenig geld een doosje inh. een r.k. penning;
een zweep; een baal met goederen; een ijsspoor; een
sigarenpijpje.
Alkmaar De Commissaris van politie voorn.,
16 Jan. 1897. S. M. S. MODDERMAN Jr.
ii.
Dinsdagavond.
(Wegens plaatsgebrek eerst heden opgenomen.)
De Commissie ter voorziening in de nooden der werk-
loozen heeft vergaderd en nog eens vergaderd en het
resultaat is dat men eigenlijk nog oven ver is als vóór
veertien dagen. Althans in schijn maar in werkelijkheid
niet. Nog afgezien van de maatregelen die wij in onzen
vorigen brief schetstenis thans door een groep van
mannenwier namen goeden klank hebbenals een
onomstootelijk feit geconstateerd, dat de werkloosheid in
de bouwvakken angstwekkend groot is en er hulp moet
worden geboden. Nu dat is uitgemaakt, staat de gemeen
teraad morgen op een geheel ander terrein wanneer het
voorstel wordt gedaan om uit de gemeentekas een bedrag
beschikbaar te stellen om den nood te lenigen. Toen twee
weken geleden de heer Nolting f 10.000 voor dat doel
wilde verstrekken zou menig consciëntieus raadslid daar
tegen hebben gestemd omdat hij alleen op een bewering
der belanghebbende adressanten niet voor zichzelf de vaste
overtuiging kon koesteren dat subsidieering de eenige
uitweg was. Nu dit na een ernstig onderzoek is ge
bleken vervalt deze scrupule.
Daarom zou 't onjuist zijn te beweren dat de heer
de Koo in deze zaak ten slotte toch een beter inzicht
heeft gehad dan de heer Gerritsen. Wat deze journalist
in de laatste dagen herhaaldelijk toegerust met het
epitheton ornans »de kluizenaar van Hilversum" ook
moge beweerd hebben ten aanzien van het voorstel-Nol-
ting 't staat vastdat het 14 dagen geleden zou zijn
verworpen en daarmeö was de quaestie zeker voor ver
scheidene weken van de baan geweest. Komt nu hetzelfde
voorstel of een dergelijk van gelijke strekkingdan is 't
aan de bemoeiingen des heeren Gerritsen te danken dat
er thans kans op aanneming is. Intusschen gelooven wij,
dat er ook ditmaal nog felle bestrijding te wachten is
te meer daar bekend geworden is dat B. en W. niet
genegen zijn den Raad een voorstel te doen tot het
verleenen van geldelijken steun. In hun hart zullen vele
raadsleden zich daarmee geheel kunnen vereenigen maar
zullen zij ook den moed hebben aldus te spreken waar
de tribune naar alle waarschijnlijkheid met werkloozen
bezet zal zijn en hunne weigering door velen zal worden
voorgesteld als een uitvloeisel van hardvochtigheid Eu
als de verkiezingsdagen zijn aangebroken zal het verzet
om de stedelijke kas voor do behoeftigen te openen nog
nawerken misschien zelfs den zetel in gevaar brengen 1
Maar daartegenover staat de vrees voor een gevaarlijk
precedentdat ten gevolge zal hebbendat voortaan
iederen winter met dezelfde bede zal worden aangeklopt.
En waar is de grens Waarom alleen de werkloozen in
de bouwvakken geholpen terwijl zooveel andere inge
zetenen 't niet minder hard te verantwoorden hebben
Waarom door dergelijk subsidie de belastingen nog meer
opgedreven en Amsterdam nog minder aantrekkelijk te
maken voor menschen die wel veel belasting willen be
talen maar zich toch niet het vel over de ooren willen
laten halen
Die vragen zal menig raadslid zich zeker doen aan
den vooravond van de vergadering van Woensdag. Laat
ons morgen zien, hoe de meerderheid ze beantwoordt!
Woensdagmiddag.
Toen wij van morgen kennis namen van de stukken
die in den Raad in behandeling zonden komenook van
die, welke nog van morgen op de agenda waren geplaatst,
misten wij daarop elk voorstelop de werkloosheid be
trekking hebbende. In de raadszaal zelve werden wij
echter wel spoedig wat anders gewaar. Op het laatste
oogenblik had de Commissiebij raadsbesluit van 30
December benoemd een verzoek ingediend om den Raad
te doen besluiten
1°. Een som van 10.000 tot hare beschikking te doen
stellen ten einde dat bedrag zoo noodig aan te wenden
om te voorzien in den nood waarin valide arbeiders
die gedwongen werkloos zijnhier ter stede verkeeren
2°. haar te machtigen om de burgerij uit te noodigen
voor datzelfde doel bijdragen aan haar te willen schenken.
In de toelichting, die de Commissie hierbij gaf, deelde
zij mede dat zij te vergeefs had getrachtjuiste cijfers
omtrent den omvang der werkloosheid te verkrijgen. Uit
de mededeelingen der werkgevors en werklieden had echter
de overgroote meerderheid de overtuiging gekregendat
er in het bouwvak buitengewone werkloosheid heerscht.
De zoogenaamde eigenbouwers bijv. laten zoo goed als
geen werk uitvoeren. Van de afdeeling ^Grondwerkers
van den R. K. Volksbond zijn bijv. 100 van de 150 leden
gedwongen werkloos. De voorzitter van ^Patrimonium
deelde mede dat thans voor de eerste maal sedert hare
oprichting op de arbeidsbeurs der Amsterdacusehe afdoe
ling het aantal werkzoekenden de aanvragen van werk
gevers overtrof. De timmerliedeuvereeniging »Door een
dracht verbetering" telt omstreeks 500 ledenterwijl
daarvan in de laatste week van December slechts 8 ge
dwongen werkloos warenbedraagt hun aantal thans
104. Door dien buitengewonen toestand verkeerden zeer
veel gezinnen in hoogst precaire omstandigheden om
hun hulp te bieden wist de Commissie geen ander middel
dan het hierboven vermelde.
Zooals reeds bekend was geworden konden die voor
stellen echter niet da instemming van B. en W. verwerven
en zij weigerden deze aanhangig te maken. Het resul
taat hunner overwegingen was
1°. dat zij onder de tegenwoordige omstandigheden
geen termen aanwezig achten om tot den voorgestelden
zeer buitengowonen maatregel een voorstel aan den Raad
te doen dat voor de toekomst een bedenkelijk precedent
zou scheppen
2°. dat mede onder de tegenwoordige omstandigheden,
naar het hun voorkwamgeen aanleiding bestond hierop
in te gaan. Van zoodanige publicatie zou misbruik zijn
te duchten en hiertoe meenden zij niet te mogen mede
werken.
De Commissie kon zich hierbij echter niet neerleggen
en had gemeend zich tot den Raad te moeten wenden
met bet dringend verzoek haar in staat te willen stellen,
hare plannen ten uitvoer te brengen. Door de weigering
van B. en W. bracht zij evenwel een kleine wijziging in
het voorgestelde. Zij wilde nu de som niet ter beschikking
van B. en W. gesteld ziendoch in baar eigen handen.
Ook wilde zij de bewuste oproeping van haar doen uit
gaan en wilde zij zich beschikbaar stellen om de bijdragen
in ontvangst te nemtn en voor het beoogde doel aan te
wenden.
Over deze belangrijke missive werden aanstonds de
debatten geopend, 't Eerst deden zich vooral de oppo
santen hooren en door velen van hen werd de vraag ge
opperd of het wel wettig was om uit de gemeentekas
gelden te nemen tot ondersteuning van paupeis. Nog al
typisch was de wijze waarop de heer Serrurier zijn uit
te brengen tegenstem motiveerde: een gift uit de gemeen
tekas moest demoraliseerend zijn voor den werkman. De
heer Fabius vond 't twijfelachtig of men op deze wijze
over het geld der belastingbetalenden mocht beschikken en
verscheidene andere raadsleden hamerden op het aam
beeld dat het stellen van een precedent zoo gevaarlijk
was. Aldus was de kans op aanneming niet groothoe
zeer de heeren Gerritsen en Notling hun best deden voor
de werkloozen. Dat zij niet meer eijfers tot hunne be
schikking hadden weten zij aan de slechte inrichting
van het gemeentelijk statistisch bureau een verwijt
door dr. Blooker hatelijk teruggeslingerd met de bewering,
dat de heer Gerritsen en de zijnen er niet in geslaagd
waren de werklieden te bewegen statisti ke gegevens
te verstrekken. Voorts trachtte deze wethouder aan te
toonen dat de omstandigheden volstrekt niet zoo buiten
gewoon waren waartoe hij zich beriep op de inlagen in
de Rijkspostspaarbank en de spaarbank van Amsterdam,
op de mindere aanvragen bij het Burgerlijk Armbestuur;
op het grooter aantal bouwvergunningen en op de uit
breiding van het handelsverkeer. Bovendien hadden B.
Roman van
H. RIDER HAGGARD.
45)
VIJF EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
Den volgenden Maandag begon Joan haar werkkring
als winkelmeisje. Haar tegenwoordige arbeid was
vooral in het doode seizoen van het jaarniet zoo
zwaar als zij verwacht haden het duurde dan ook
niet lang of spoedig had zij de vereischte kennis ge
kregen doch gewend aan een plattelandsleven en aan
frissche luchtvond zij weldra die opsluiting gedurende
verscheidene uren per dag in de zware atmosfeer van
den winkel spoedig vervelend. Van Kentstreet naar de
heeren Black en Parker was niet meer dan een kwar
tier afstandsen Joan had spoedig ondervonden, dat
het haar niet geraden was na het invallen dor duis
ternis alleen door de straten te wandelen, indien zij zich
tenminste niet aan verschillende onaangename ontmoe
tingen wilde blootstellen. Er bleef haar dus niets anders
over dan zoo vroeg mogelijk op te staan en naar het
Park te wandelen, zoodra de hekken waren geopend. Dit
verlangen naar lucht was echter nog slechts een der ge
ringste kwellingen; want het werd haar spoedig duidelijk,
dat zij geen aanleg voor het winkelleven had, dat zij alles
wat er mee in verband stond innig begon te haten. In
den beginne had zij zich een weinig over de humoris
tische zijde van haar betrekking vermaakt, maar weldra
bemerkte zij dat ook hierin een verschrikkelijke eento
nigheid heersehte, want niemand kan op den duur be
hagen scheppen in de dwaasheden van oude dames, die
zich zelf jong willen trachten te maken, of in de ijdel-
heid van jonge dames, die door de natuur niet met bij
zondere gaven bedeeld zijn, en die deze nu door kanten
en garnituren trachten te corrigeeren.
Het meest echter hinderden haar de attenties, waar
mede zij werd vereerd door de jonge mannen van het
magazijn. De slechtste van allen was de geparfumeerde
en de gefriseerde mijnheer Waters, die haar had uitver
koren tot het voorwerp zijner speciale bewondering, tot
zij eindelijk haar geduld verloor en hem antwoordde op
een wijze, die hem leerde zijn vrijpostigheden voor altijd
voor zich te houden.
»Dat zal ik je betaald zetten," mompelde hij, toen hij
heenging en hij hield woord want van dat oogenblik
af aan werd haar het loven tot eeu hel gemaakt en het
scheen, alsof zij geen goed meer kon doen. Maar weg
zenden kon hij haar niet, want toevallig had Joan de
aandacht getrokken van een der eigenaars der zaak, die
de klachten van mijnbeer Waters met een schouderop
halen had aangehoord en dezen had weggezonden met
den zachten wenk, dat hij in het vervolg wat meer op
zijn eigen zaken moest passen.
Joan ging nergens heen en vriend'nnon had zij niet
gedurende haar verblijf in Londen bezocht zij geen en
kelen schouwburg of een andere vermakelijkheid. Haar
eenige uitspanning bestond in lezen, wanneer zij oen boek
machtig kon worden, en als ze die niet had, zat ze in
de zitkamer vau de kleine juffrouw Bird en trachtte zich
te volmaken in de conversatietaal der beide doofstommen.
Zulk een leven was niet bijzonder geschikt om Joan
het verleden te doen vergeten, evenmin als den man,
die voor haar was geweest wat de zon is voor de aarde.
Zij kon van hem afzien zij kon heengaan met de be
doeling hem nooit weer te zien; maar leven zonder hem,
en vooral een loven als het tegenwoordige ja, dat
was iets anders.
Hoe meer de tijd verstreek, hoe meer een nieuwe
angst zich van haar meester maakte, waarvan zij in het
begin slechts een vaag voorgevoel had gehad, doch die
bij de week grooter en benauwder werd. Eerst kon zij
het haast niet gelooven, want op zulk een mogelijkheid
had zij nooit gerekend doch weldra moest zij erkennen
dat het een feit was, een onverbiddelijk feit, dat, thans
nog een geheim van haar zelf, binnenkort aan de gansche
wereld bekend zou worden. De nacht, toen de waarheid
haar duidelijk werd, toen het onmogelijk was nog langer
te twijfelen, was misschien de vreeselijkste haars levens.
Eenige uren dacht zij dat zij gek zou worden zij weende,
zij bad, zij riep den naam aan van hem, dien zij beminde
en die de oorzaak van al het wee was, tot zij eindelijk
in een gevoelloozen slaap viel. Doch de slaap verdwijnt
met de duisternis, en toen zij ontwaakte stond weer dat
verschrikkelijke beeld naast haar bed en was zij over
tuigd, dat het daar altijd zou staan, tot aan het einde
toe. Half bewusteloos door een geheime doodsangst deed
zij haar werk, ooch des avonds keerden haar zinnen terug,
nieuw en heviger lijden met zich brengende.
Waar moest zij heen en wat moest zij doen, zij die
geen vrienden op de wereld had, ten minste geen vrien
den, die zij kon vertrouwen? Men zon haar weldra op
straat zetten zelfs de familie Bird zou van haar terug
schrikken, alsof zij een melaatsche ware. Zou het niet
beter zijn, aan alles onmiddellijk een einde te maken?
Tegen haar gewoonte keerde Joan des avonds niet on
middellijk naar huis terug zij wandelde door de straten,
onverschillig voor de blikken en de beleedigingen der
voorbijgangers, tot zij eindelijk bij do Westminsterbrug
kwam. Zij was niet van plan geweest daar heen te gaan
zij kende zelfs niet eens den weg doch de oevers
der rivier hadden haar aangetrokken, gelijk zij het zoo
veel ongelukkigen voor haar gedaan hadden. Daar be
neden in het donkere golvende water zou zij aan haar
schande kunnen ontkomen en vrede vinden. Tweemaal
liep zij de brug over, eenmaal deed zij zich zelf geweld
aan om oen andere richting in te slaan zij volgde eenigen
tijd den oever, doch keerde toen terug, steeds aangetrokken
door de onweerstaanbare kracht der duistere rivier.
Nu zou zij het doen -- zij sloeg de hand reeds aan
de leuning. Zij was op dat oogenblik geheel alleen -
niemand zou haar tegen kunnen honden alleen met
haar vrees en haar noodlot. Ja, zij zou het doen
maar wat zou er met Henry gebeuren Had zij het
recht hem tot moordenaar te maken? Had zij het recht
zijn kind te vermoorden? Wat zou hij zeggen, wanneer