No. 25. Negen en Negentigste Jaargang. 1897. VRIJDAG 26 FEBRUARI. PARIJSCHE BRIEVEN. EEN OFFER. FEUILLETON. ALKMAARSCIIE COURANT. Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,8Qfranco door bet gebeele rijk 1, De 3 nummers O,OB. Afzonderlijke nummers 3 ets. er s Frijs der gewone Advertentie» i Per regel O,IA. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS- TER ZOON. Telcfoonnu V. Parijs22 Februari 1897. Er is onrust in de luchtmen is te Parijs niet zooals men wezen moester is iets onbestemdsiets hinderlijks, men gevoeltdat er iets niet in den haak is. De reden daarvan ligt ver weggeheel in het oostenen toch zou men denkendat die twisten daar in de verte Parijs onmiddellijk aangaan. Alle bladen zoowel de dag- als de geïllustreerde weekbladen zijn vol artikelen over Turken en Grieken en men vergeet zoowaar dat Prins Carnaval voor de deur staat. In de pers zijn de meeningen vrij duidelijk verdeeld doch onder het publiek is men ditmaal geheel van de wijs gebracht. Gewoonlijk heeft de Parijzenaar eene bepaalde duidelijke meening, hij heeft het land aan DuitschersEngelschen en Italianen, is een groot vriend van de Russenheeft nog al veel sympathie voor de Hollandersen weet over het algemeen wat hij wil ten opzichte van de politiek want daarin gaat hij gewoonlijk met zijne courant mede. In dat opzicht hebben de dagbladen hier veel invloed iemand, die iederen dag een orgaan leesthetwelk steeds op de hand is der regeering wordt daardoor al spoedig een gematigd republikein met een aardig tintje van deftige burgerlijkheidhij teert op de glorie der oude republi keinen en kan zich niet begrijpen, dat onder het jongere geslacht zoovelen zijndie met den tegenwoordigen stand van zaken niet tevreden zijn. Tegenover dezen tevredenen, gematigden Parijzenaar staat de man die nooit anders leest als oppositiebladen die met alles ontevreden is die alles wat de zoogenaamde vooruitstrevende bladen vertellen aanneemt als .paroles d' évangile'', zooals men hier zegt. Doch deze beide heeren hebben ten minste eene duidelijke meeningterwijl in die Oostersche aange legenheden eigenlijk een gewoon mensch volstrekt niet weet wat te denken. Heden krijgen wij in de Tweede Kamer eene interpellatie over de houding der regeering in de Oostersche quaestie waarschijnlijk zullen de minis ters er zich wel doorslaandoch wat wij zouden wenschen, zou zijn u een duidelijk beeld te geven van de intieme gedachten der parijsche bevolking. Naar wij konden nagaankomt de meening grootendeels hierop nederdat een ieder sympathie gevoelt voor de Grieken dat men het betreurtdat Frankrijk ééne lijn trekt met de andere mogendhedendoch over het alge meen vindt de raad der gematigde schrijvers ingang. Deze roepen aanhoudend»Geen Turken en geen Grieken, wij blijven voor alles Franschen", en duidelijk volgt de raad alle krachten in te spannen om gereed te staan voor een mogelijken oorlog doch dan niet in het verre oosten doch wel aan de fransche grenzen. Een en ander is niet zeer geruststellend tusschen de regels door kan men lezen dat aan eene mogelijkheid wordt geloofd van een oorlog. Vandaar dat alle gematigden waarschuwen tegen interpellatiën en betoogingenwelke Frankrijk zouden wikkelen in moeielijkheden men wil niet voor Griekenland doendatwat men tot heden uitstelde voor Roman van H. RIDER HAGGARD. 61) VIJF-EN-DERTIGSTE HOOFDSTUK. Het was ZondagavondHenry en mijnheer Levinger zaten na het diner op Monk's Lodgo onder een glas wijn te praten. In den beginne werd het gesprek ge voerd over onbeduidende onderwerpen en meer bepaald over de opbrengst der jacht van den vorigen dag en op de regeling voor morgen. Toen ontstond er eenige oogenblikken een stiltewelke eindelijk door den heer Levinger verbroken werd. »Ik heb zonderling nieuws omtrent Joan Haste ge hoord", begon hij. «Zij moet getrouwd zijn." Henry dronk zijn glas portwijn half leeg en ant woordde»Jadat weet ik. Zij is getrouwd met een uwer pachtersSamuel Rockde dissentereen zonder linge persoon. Ik begrijp het niet." .Begrijpt gij dat niet Dat is dunkt mij nog al gemakkelijk. Zij heeft een goede partij gedaan, ofschoon ik het huwelijk niet in alles kan goedkeuren en de bij zonderheden mij onbekend zijn. Men heeft er mij echter niet in gekend dns heb ik niets te zeggen. Ik hoop dat ze gelukkig mogen zijn." .Dat hoop ik ook", sprak Henry nijdig. »En znllen wij nu eens een woordje over mijn landgoed spreken Wat moet er gedaan worden Het is tijd dat u de noodige stappen doet, in uw eigen belang." .Volgens mijn meening, Graves", antwoordde hij be daard, »zal mijn optreden heel veel afhangen van wat gij denkt te doen. Ge begrijpt mij zeker?" »Ja, mijnheer Levinger; maar hecht gij nog steeds zooveel aan een huwelijk tusschen mij en uw dochtern Vergeef mijdat ik ronduit spreek." Elzas-Lotharingen vandaar do vriendschap voor Rusland, men zal daaraan desnoods alle Turken en Christenen opofferen, mits Rusland helpe de verlorene provinciën te herwinnen. En toch is de Parijzenaar ridderlijk van aardtoch ziet men de lieden beven van verontwaardi ging bij het lezen van de gruwelendoor de Tnrken bedreven en het toont weldat de Parijsche bevolking in zelfbeheersching veel gewonnen heeftom rustig te blijven en eigen beter gevoel het zwijgen op te leggen in het hoogste belang van het vaderland. Het is dan ook uiterst moe'lijk in den tegenwoordigen moeilijken tijd een jnist oordeel te hebben over wat al dan niet goed is voor een land als Frankrijk. Daar hebben wij b.v. het vraagstuk'^an de fransche koloniën, ver over zeever bniten de grenzen. Een zeer lezens waardig boekdeel zal morgen het licht zien bij den uit gever Paul Ollendorfen draagt den titel van Au Pays Malgache (Madagascar) van Parijs naar Tananarive en terng", geschreven door den heer Emile Blavet. De bekende dichter en schrijver Francois Coppée juist her steld zijnde van eene zware ziekte, schreef eene sehoone voorrede tot dit werk en geeft het dagblad »le Journal" ons daarvan heden den tekst. Francois Coppée begint met, aan ons lezers te vragen of wij voor of tegen de uitbreiding van het koloninai gebied zijn hij stelt die vraag ook aan zichzelf en blijft daarop het antwoord schufdig. Hij brengt in herinnering hoeveel reden men heeftde nagedachtenis van Lodewijk XV te vervloeken, die als koning den beroemden Dnpleix in den steek liet, Dnpleixwiens nagedachtenis men thans vereertdie misschien geheel Indië voor Frankrjjk zou hebben ge wonnen die van verdriet en ellende ergens in een hoek van Parijs stierfterwijl men hem 12 millioen schuldig was. Doch Coppée wijst er opboe toen de Fransche koning en zijne gunstelingen misschien al even veel reden hadden, ongerust en angstig te zijn ten opzichte van dien grooten avonturierals voor eenige jaren geleden hier de geheele bevolking angstig en verontwaardigd werd, toen eenige Franschen soldaten en officieren sneuvelden te Langsou toen viel Jules Ferryen weinig had het gescheeld of men hadde dezen minister gesteld in staat van beschuldiging. Eene eeuw lifterwanneer not zaï blijken welk een rijk land Tonkin is zal het nageslacht wellicht standbeelden oprichten voor dienzelfden Ferry evenals men dit thans doet voor Dnpleix. Coppée toont dns aan dat het volk als souveroin al even weinig geestkracht toonde als de vorst Louis XV, en tevens wijst hij er op, dat eene geheimzinnige kracht alle zonen van het oude Europa drijft tot het veroveren van verre landen. Men moet dns met dien stroom mede gaan en nu men eenmaal op Madagascar is komt een boek als dat van Emile Blavet in eene bepaalde behoefte voorzien. Emile Blavet is een geestig aangenaam schrij ver die alle dagen in couranten-artikelen zich op aan gename wijze met zijn publiek onderhield. Opeens echter voelde hij den last in avonturen en verre reizen welke het genoegen zijner vroegste jengd vormden weder in zich opkomen en daarom vertrok hij naar Madagascar. Daar nam hij van alleswat hij zag nauwkeurig aan- teekeningenen bij zijne terugkomst gaf hij ons enkele artikelen uit zijn notitieboekjeen schreef die voor het dagblad »le Journal", on thans vatte hij alle aantee- keningen en herinneringen te zamen en dit belooft ons een reisverhaal geschreven door een artisttevens nauw gezet waarnemer zoodatvolgens Coppée het werk van Blavet even aangenaam van lectnur is als een verhaal van den grooten Alexander Dumas en oven nuttig als een Baedeker's reisgids. J. M. T. Dngelsch recht. De coroner van Stafford-on-Avon had dezer dagen de gezworenen ontboden voor een onderzoek, noodzakelijk geworden wegens den zelfmoord van een zijne reebtson- derhoorigen. De twaalf Engelsche burgers kwamen stipt op tijd in de rechtzaal waar zij door den klerk ontvan gen werdendie hen verzocht een weinig te wachten daar de magistraat nog niet verschenen was. Zij schikten zich in het onvermijdelijkede eenen la zen hunne courant de anderen gingen een pijp rookeu. Een groot half nar later kwam de coroner. Hij scheen het erg druk te hebben en was in een tamelijk slechte luim. Nauwelijks had hij plaats genomen op zijnen zetel ofalvorens het onderzoek te beginnen waarvoor hij ze ontboden had, wendde hij zich tot de gezworenen en sprak ze aan in dezer voege Heehener dient een voorbeeld gegeven te worden Ik ben gewoon de plichten, die wij te vervullen hebben, gij als gezworenen en ik als coroner zeer ernstig op te nemen en vandaag ben ik in een dier plichten te kort geschoten door hier meer dan deTtig minuten na het vastgestelde uur te verschijnen. Ik heb u uwen tijd doen verliezen en ben onbeleefd geweest tegenover u. 't Is niet vrijwillig gebeurd. Mijn knecht heeft mij gewekt en in plaats van op te staan zooals ik had moeten doen, ben ik weer in slaap geval len. Gij ziet, ik verdien geene verontschuldiging. Overi gens, wanneer een gezworene van Stratford zich veroor looft hier meer dan vijf minuten te laat te komen, aan vaard ik geene verontschuldigingen en moestal weiger ik hem te hooren, alvorens hem te veroordeelen tot eene boete. Ik verzoek n dns tegen mij de straf uit te spre ken, die u rechtvaardig schijnt en ik neem bij voorbaat uwe beslissing aan. Verbazing der gezworenen, waar op hun voorzitter spoedig zegt: Mij dunkt, dat een boete van vijf shillings 't Is te weinig, valt de rechter in de rede. Verleden week nog heb ik 10 shillings doen betalen aan een nwer medeburgers, die veel minder schuldig was dan ik. Goed, dan 10 shillings. Maar, aangezien ik u beken veel schuldiger te zijn En met of tegen dank moesten de gezworenen den coroner tot eene boete van 60 galden veroordeelen die hij naar het schijntglimlachend betaalde. Dene lawine. Den 21 is in de Galicische bergen een ontzaggelijk sneeuwveld, 8 hectaren groot, neergestort op een boeren plaats. Alles werd onder de lawine bedolven en twee personen met vee zijn omgekomen. »Dat is altijd mijn wensch geweest en ik zie niet in, waarom ik dien thans zou moeten veranderen." »Maar zijt gij er van overtuigd, dat het ook haar wensch ismijnheer Levinger Ik heb den indruk gekregenalsof haar houding tegenover mij in den laatsten tijd vrij koel was, misschien zeer terechten", voegde hij er zenuwachtig bij «ik zou mij natuurlijk niet gaarne aan een weigering blootstellen. Ik vind dat ik zeer onbeholpen ben in den omgang met vrouwen, evenals in zooveel andere dingen." Menigeen heett diezelfde ontdekking gedaan, Graves; ik kan je natuurlijk niet met zekerheid zoggen dat je geen weigeriDg zult ontvangen maar ik vermoed dat nw aanzoek gunstig zal worden aangehoord." «Daar is nog een andere quaestie, mijnheer Levinger; Emma bezit veel eigendommen heb ik nu in de tegen woordige omstandigheden het recht haar hand te vragen Zon er niet licht gedacht worden al zal zij het mis schien niet doen, dat ik bijoogmerken had «Stel je daarover gerustGraves want ik die dan toch de vader van het meisje ben zeg u dat gij haar volgens mijn oordeel evenveel zult geven als zij u. Ik heb nooit voor je verborgen gehouden dat ik eigenlijk in een soort wolk leef. Verscheiden jaren geleden kwam er een einde aan mijn dwaasheden, dat is waaren ik ben nooit gevallen onder het bereik der wetmaar die dwaasbeden hebben mij toch genoodzaakt mijn naam te veranderen en een nieuw leven te beginnen. Wanneer je mijn dochter trouwt en wanneer je dat verlangtzal ik je met mijn waren naam bekend makenofschoon ik op dat punt een beroep zal doen op uw edelmoedigheid en je zal verzoeken niet te veel vast te houden aan je recht. Ik heb afgerekend met het verleden waarvan de gedachte alleen mij hatelijk is en ik wensch oude wonden niet meer te openenmisschien stelt ge u dus wei tevreden met de verzekering dat ik van een goede oude familie ben en dat ik met zekere onderscheiding in het leger heb gediend vóór ik in ongelegenheid geraakte; de wonde, die mij kreupel heeft gemaakt, heb ik bij voorbeeld gekregen in den slag bij de Alma.' «Ik zal er nooit bij u op aandringen mij datgene mede te deelen, wat gij verborgen wenscht te houden, mijnheer Levinger." «Het is jnist zooals gij zegt", antwoordde deze met een zucht van verlichting; «doch het feit alleen, dat ik je zoo iets vraag, zal je doen blijken wat ik bedoelde toen ik zeidat Emma bij dit huwelijk evenveel heeft te winnen als gij daar het toch duidelijk is dat som mige praatjes omtrent haar vader ook haar treffen bo vendien is zij van moeders zijde van eenvoudige af komst. Ik hoop on vertrouwmijn beste kereldat alles in orde komt. Ik zal het helaas niet lang meer maken mijn hartkwaal plaagt mij steeds meer en meer en de dokters hebben mij reeds voor eon plotselingen dood gewaarschuwddaarom is het mijn innige wensch om mijn dochterdie ik lief heb boven allesgelukkig ge trouwd te zien voor ik heenga." «Goedmijnheer Levingerik zal haar vragen morgen reeds wanneer ik de gelegenheid daartoe heb maar ik zie werkelijk tegen den uitslag op. Ik zou slechts wenschen, dat ik haar waardiger was." «Het doet mij genoegen dit 1e hooren. God zegene je daarvoor, Graves en God schenke je golnk 1 Ik hoop dat je wanneer ik er eens niet meer zal zijnvan tijd tot tijd eens vriendelijk aan mij zult deukenwat je ook bekend moge worden omtrent mijn ongelukkig ver leden en dat gij u zult herinneren dat ik een man was wien door de natuur de vloek der buitengewoon sterke hartstochten was meegegevenwelke noch door mijn opvoeding, noch door de omstandigheden in bedwang werden gehouden." «Ik heb niet het recht u or een ander te veroor deelen", sprak Henry, «dat laat ik over aan hen, die zonder zonde zijn." En hiermede eindigde het gesprek.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1897 | | pagina 1