had zich een detachement in de Nes opgesteld. Ge
woonlijk is 't daar op dien nacht al vol en nu de cou
ranten hadden melding gemaakt van »de societeiten-
razzia" was het gewone publiek met nog verscheidene
nieuwsgierigen versterkt. Waarschijnlijk heeft dit de
prikkelbaarheid tot zenuwachtigheid doen overslaan
althans op een gegeven oogenblik werden de wapen
stokken getrokken en werd in dolle vaart door de
nauwe straat gerend, links en rechts slagen uitdeelende.
Menigeen kreeg een gevoeligen tik zonder te weten, aan
welk misdrijf hij zich eigenlijk had schuldig gemaakt.
Van die woeste tooneelen gaf o. a. het Volksdagblad
een zeer levendige beschrijving. Het veroorloofde zich
daarbij »om der curiositeitsVille" de lezing te vermelden
van het offieieele politie-rapport, dat heel wat kalmer
luidde. Voor die vrij onschuldige opmerking kwam den
volgenden dag de straf. Toen 's middags als naar ge
woonte een looper van het blad het politie-rapport aan
het hoofdbureau van politie kwam afhalen, kreeg hij ten
antwoord, dat »van hooger hand" bevolen was, die rap
porten voortaan niet meer aan het Volksdagblad te ver
strekken.
Deze beslissing is vooral merkwaardig, wanneer men
de geschiedenis dezer rapporten kent. Zij hebben hun
ontstaan te danken aan de slimheid van een reporter der
Amsterdammer, die aan het blad was verbonden in de eerste
roemvolle jaren van zijn bestaan. Deze reporter had over
eene ruime beurs te beschikken, waaruit hij met zooveel
mildheid betaalde, dat hij weldra verscheidene inspecteurs
van politie en bijna alle rechercheurs onder zijn trouwe
medehelpers telde. Als er 's nachts iets gebeurde had de
Amsterdammer 't 's morgens en de hoofdcommissaris vond
in dat blad reeds wat hem later op den dag de rap
porten van zijne ondergeschikten zouden melden.
Was dat al onaangenaam, de beker liep over, toen de
Amsterdammer op zekeren morgen meldde, dat den vorigen
nacht op een der bureaux een agent was gearresteerd,
die wegens diefstal was gesignaleerd. De man was vroeger
conducteur op een der spoorwegen geweest, had in die
betrekking gestolen en toen men hem zocht was hij zoo
brutaal geweest zich als politie agent aan te melden met
het succes dat hij was aangenomen toevallig was op dien
bewusten nacht gebleken met wien men feitelijk te doen had.
Bij de politie was over die onthulling groote ontstel
tenis en om verdere van dien aard te voorkomen werd
besloten een poging te doen om zelf de leiding der
stadsberichten in handen te nemen. Mr. G. van Tien
hoven, de burgemeester dier dagen, nam daartoe zijn
functie van commissaris van het Nieuws v. d. Bag te
baat en namens het hoofd der politie werd aan dat blad
het voorstel gedaan om voortaan 's middags een officieel
politie-rapport van het stadhuis te laten af halen. Tevens
werd toen in het vooruitzicht gesteld, dat de verslag
gevers een zoogenaamd politie-bewijs zouden ontvangen,
dat hen bij brand en andere gelegenheden het recht
schonk om zich, onder bescherming der politie, vrijer te
bewegen. Ook de andere bladen kregen dit aanbod en
meenende, dat men op die wijze een volledige stadsru-
briek zou krijgen werd 't door allen met graagte aan
vaard. In den eersten tijd gaf dit politie-rapport ook
werkelijk interessante nieuwtjes, maar later werd 't een
verzameling berichten, die de politie gaarne kwijt wilde
wezen. Intusschen waren de daarin opgesomde gebeurte
nissen, die in de afgeloopen 24 uur hadden plaats gehad,
voor de verslaggevers dikwijls een aanwijzing om een
onderzoek in te stellen, en zoo ziet men dan nu ook
geregeld 's middags door de loopers der verschillende
bladen het verslag halen.
Heel veel vorliest het Volksdagblad dus niet door de
intrekking, terwijl daarentegen de hoofdcommissaris van
politie zich in een verkeerd daglicht plaatst. Immers, hij
geeft zich den schijn, dat hij van de bladen een klakke-
looze opname vraagt van de uittreksels uit de rapporten
zijner agenten en dat hij aan hen, die een eigen onder
zoek instellen, de deur vóór den neus dichtwerpt. Dit nu
is een onaannemelijke voorwaarde, waarin geen enkele
redactie, als 't haar op den man af werd gevraagd, zou
kunnen treden. De heer Franken weet dat zelf zeer goed
en hij had zich op een hooger standpunt moeten plaatsen;
nu denkt iedereen, dat hij zich op het Volksdagblad heelt
ik ben twintig jaar op zee geweest, maar ik heb nooit
gedacht dat iemand zoo ziek zou kunnen zijn. Ik dacht,
dat zij het niet zou overleven."
Praat nu niet langer over mijn ziekte, Henry, en
ga liever wat uit den weg en laat mij op mijn beurt
je moeder eens begroeten."
»Wel Emma," zei lady Graves, »ik moet zeggen
dat de slechte reis je geen kwaad heeft gedaan. Wat
zie je er goed en gelukkig uit."
»Dank u, lady Graves," antwoordde Emma met een
licht blosje „ja, ik ben gezond en gelukkig."
>Welkom thuis, lieveling!" zei Henry, terwijl hij haai
den arm om den middel sloeg en haar kuste. »Ik ben
benieuwd of je vader ook iets van zich heeft laten hooren."
»Thomson heeft gehoord, dat het hem niet al te best
gaat," antwoordde lady Graves; smaar er is een brief
kaart van hem gekomen hier, lees maar."
De met ietwat bevende hand geschreven briefkaart
luidde aldus
»Welkom thuis. Misschien kan Henry morgen even
bjj mij aankomen of als jelui dat beter past, komt dan
met uw beiden."
Uw toegenegen
G. L.
»Hij schijnt nog al gezond," merkte Henry op. »Maar
ik zal toch maar onmiddellijk naar Bradmouth gaan,
den trein van tweeën naar Monk's Yale nemen en ben
dan van avond weer terug."
»Ellen en haar man komen hier dineeren," zei lady
Graves.
>Zoo Dan vinden zij u en Emma toch. Ik ben
thuis vóór zij weg zijn. Neen, stuur maar geen
rijtuig. Ik zal waarschijnlijk met den laatsten trein
terugkomen en van Bradmouth naar huis wandelen.
Hij zal mij trouwens ook verwachten, omdat ik hem
geschreven heb, dat ik van daag nog bij hem kwam
en dien brief moet hij zeker van morgen ontvangen
hebben."
Wordt vervolgd.)
willen wreken, omdat dat het optreden der politie op
den bewusten Zondagnacht zoo aan de kaak heeft gesteld.
En is dat het geval, dan wordt zijn daad nog zwakker,
want de Telegraaf, een groot blad, dat niet minder hef
tig heeft uitgevaren over de Nes-razzia, heeft hjj onge
moeid gelaten.
Wij zullen met dit onderwerp niet voortgaan, want
hoo belangwekkend 't voor ons als journalist ook zou
zijn om de stelling te verdedigen, dat het heele politie
rapport, ter wille van de vrijheid en onafhankelijkheid
van beide partijen, geheel behoorde afgeschaft te worden,
wij zouden gevaar loopen een te forschen aanslag op de
welwillendheid onzer lezers te doen. Liever keeren wij
daarom terug naar ouze sociëteiten om te zien, hoe
't daar in de laatste nachten is toegegaan.
Door een achterdeurtje werden de bezoekers binnen
gelaten. Alvorens de zaal te betreden eerst allerlei for
maliteiten, bestaande in het invullen van een kaart, het
schrijven van zijn naam in het boek der leden en in-
troducé's enz. In de vergadering heerschte eene zekere
gedrukto stemming en telkens als de deur openging,
richtten zich aller blikken daarheen om te zien of de
politie ook binnenkwam. Wij woonden dat met zooveel
spanning verbeide moment bij. Een inspecteur trad bin
nen en gaf aan den kastelein te kennen, dat de zaal
moest worden ontruimd. Deze bracht de boodschap over
aan »don secretaris", die daarna een toespraak tot de
»ledon" hield, waarin hij hun verzocht heen te gaan, zij
't dan ook onder protest. Aan het verzoek werd gewillig
voldaan en spoedig was het societeits-gezelschap op straat.
Avond aan avond moet zich in de afgeloopen week die
vertooning hebben herhaald en 'tis nu maar de quaestie,
wie dit het langst volhoudt. Intusschen hoort men reeds
fluisteren, dat de politie om zich een eervollen aftocht
te verzekeren te kennen heeft gegeven, dat de sociëtei
ten ongemoeid zullen blijven, wanneer zij zich rechts
persoonlijkheid verschaffen. Misschien is dit maar de
beste oplossing, want in juridische kringen hoorden wij
verzekeren, dat het binnendringen van de lokalen vol
komen onwettig is. Dat komt van verordeningen, waarbij
niet voldoende met de practijk is rekening gehouden
Wat er in een groote stad als Amsterdam al zoo te
koop is bloei: ons nog dezer dagen. In de agitatie
periode van de moordaanslagen kwamen de bladen met
een onder die omstandigheden zeer alarmeerecd bericht
de dochter van een spoorweg beambte was plotseling
spoorloos verdwenen Toevallig hadden wij een gesprek
met den vader van het meisje en dat gaf ons een eigen-
aardigen blik in den toestand van sommige gezinnen.
Als iets doodgewoons vertelde hij onsdat zijn dochter
omgang had gehad met een jongen, die niet wou deugen,
waarvan de gevolgen niet waren uitgeblevenhet kind
hadden hij en zijne vrouw opgenomen. Maar nu vonden
zij, dat hun dochter daarvoor ook geld moest verdienen,
om het even hoeen dat zij ten slotte als kellnerin in
een verdachte inrichting in de Nes was terecht gekomen,
vonden zij niet zoo erg. Natuurlijk bleef ook dit leven
niet zonder gevolg. Het meisje zelf schijnt evenwel tot
betere gedachten gekomen te zijn en het weigerde langer
zulk een bestaan voort te zetten. Het wierp zich in de
armen van den vader van haar eerste kinddie meer
lichtzinnig dan slecht is gebleken. Zonder een woord
aan haar ouders te zeggen verliet zij op een goeden dag
de stadhaar kind achterlatende onder de hoede der
grootouders die daarover alles behalve gesticht waren.
Dat hnn dochter zich met allerlei slag mannen ophield
nu ja, een meisje was maar eenmaal jong, maar dat zij
hen lieten opdraaien voor het kind dat was ergerlijk
in de hoogste mate. De politie werd in den arm geno
men en met heel veel moeite gelukte 't haarde arme
zondares op te sporen. Zij was naar Duitschland gevlucht
en had daar getracht een eerlijk stuk brood te vinden,
maar toen dat niet ging had zij haar toevlucht genomen
tot baar grootmoeder te Enschede, die haar een plaatsje
als fabrieksarbeidster wist te bezorgen. Hier werd de
politie haar gewaar en omdat zij minderjarig wasis
zij gevankelijk naar de ouderlijke woning teruggebracht.
Men huivert bij de vraag wat er nu verder van het
schepsel moet terecht komen.
Onderzoek van Boter.
De »St.-Ct." van 9 Maart behelst het verslag aan
den minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid over
onderzoekingen van boter-monsters, genomen in de maanden
September tot December 1896, in het belang van den
boterhandel op Engeland, door de boter-sub-commissie
uit de commissie van toezicht op de Rijks-Landbouw-
proefstations. De onderzoekingen werden onder leiding
der commissie uitgevoerd door dr. J. J. L. van Rijn te
Leiden, wien een assistent was toegevoegd. Het voor
naamste doel van het onderzoek was aan de scheikundigen
der Engelsche Regeering een reeks gegevens te verschaffen
omtrent de samenstelling van ontwijfelbaar echte Neder-
landsehe boters in de laatste maanden van het jaar.
Daarnevens werd beoogd eene, zooveel mogelijk, volledige
statistische bijdrage te leveren tot de kennis dier boters,
en te trachten langs dien weg op te sporen welke oor
zaken op hare samenstelling van invloed zijn.
Wij ontleenen hieraan 't volgende
Ten einde eene vergelijking mogelijk te maken tusschen
de uitkomsten verkregen bij boter-aualyse in Engeland
en hier te lande, was het wenschelijk dat er tusschen de
methoden van werken in de beide laboratoria de meest
nauwgezette overeenstemming heerschte. Deze werd ver
kregen door de bereidwilligheid van den chef van het
Government-Laboratory, Prof. Torpe, te Londen, die
alle gewenschte inlichtingen omtrent de in Engeland
gevolgde, methoden van boteronderzoek verstrekte, eerst
aan Dr. v. d. Zande, directeur van het Rijkslandbouw
proefstation te Hoorn, later nog eens aan Prof. H. P.
Wijsman, voorzitter der botercommissie, en beide heeren
in de gelegenheid stelde in het Government-Laboratory
de bijzonderheden van de uitvoering der analyses na te
gaan. Bovendien werden een aantal te Leiden onder
zochte monsters ter vergelijking ook door de Engelsche
scheikundigen geanalyseerd en zoo eene voldoende over
eenstemming der uitkomsten verzekerd. Ten einde de
echtheid der botermonsters boven alle verdenking te
stellen, werden zij door eon, speciaal daarmede belast,
beambte in diens tegenwoordigheid gekarnd en terstond
in duplo verzegeld naar Leiden opgezonden. Het dupli
caat-monster werd desverlangd ter beschikking van het
Engelsche laboratorium gesteld. Genoemde beambte be
zocht wokelijks vier-en-twintig plaatsen van boterberei-
ding, zoodat, op enkele uitzonderingen na, van ieder dezer
zestien monsters verkregen werden, telkens met tusschen-
poozen van eene week. Elf particuliere veehouders en
dertien boter-fabrieken hadden zich welwillend ter be
schikking gesteld om het bedrijf zoodanig te regelen,
dat met karnen op de komst van den beambte kon ge
wacht worden.
Van de aldus verkregen monsters werd bepaald het
soortelijk gewicht, de refractometer-aanwijzing, het ge
halte aan onoplosbare en oplosbare vetzuren en aan
vluehtige vetzuren volgens Reiehert-Wollny, van welke
uitkomsten geregeld mededeeling aan de Engelsche des
kundigen werd gedaan.
Behalve de bovengenoemde monsters werden van ver
schillende zijden nog een aantal andere volkomen ver
trouwbare verkregen. Behalve de opgegeven waarden
werden nog het verzeepingsgetal en het jodiumgetal be
paald. In het geheel kwamen ongeveer 475 monsters in
bewerking, en daar alle bepalingen, behalve die van het
soortelijk gewicht en de refractometer-aanwijzing, in
duplo verricht werden, omvatte het geheele onderzoek
circa 6000 quantitatieve bepalingen.
Als een der voornaamste uitkomsten zij voorloopig
vermeld, dat het gehalte aan vluchtige vetzuren, bepaald
volgens Reiehert-Wollny, tot omstreeks het eind van
October of het begin van November neiging tot daling
vertoonde. Nadat het minimum bereikt was steeg het
weder vrij spoedig. De andere cijfers vertoonden eorres-
pondeerende veranderingen omtrent de lactatie-periode,
de voeding en behandeling der koeien waren zooveel
mogelijk gegevens verzameld, cn daaruit kon worden af
geleid, dat bedoelde vermindering van het gehalte aan
vluchtige vetzuren vrij regelmatig voortging, zoolang de
koeien in de weide werden gelaten, en dat de stijging
begon zoodra de koeien in den stal waren overgebracht.
In de vakliteratuur is eene vaak uitgesproken meening,
dat de daling van het gehalte aan vluchtige vetzuren in
het najaar voornamelijk zou zijn toe te schrijven aan den
voortgang der lactatie-periode. Daarom zij uitdrukkelijk
geconstateerd, dat in dit onderzoek het minimum der
Reiehert-Wollny-getallen reeds lang was voorbijgegaan,
vóór zich eene enkele nieuwmelkte koe onder de onder
zochte bevond. Indien dus de lactatie-periode ook al
invloed op het gehalte aan vluchtige vetzuren mag hebben,
kan althans dit met zekerheid gezegd worden, dat in het
najaar van 1896 in de onderzochte streken van Nederland
andere factoren in staat zijn geweest dien invloed totaal
te verbergen.
Daar te gelijk met het op stal brengen de voeding
der koeien pleegt veranderd te worden, kan alsnog niet
worden uitgemaakt of de stal dan wel hot voedsel den
voornaamsten invloed in deze gehad heeft en mag van
latere onderzoekingen opheldering hierover verwacht
worden. Onder goedkeuring Uwer Excellentie zullen de
volledige uitkomsten van dit onderzoek, in verband met
andere waarnemingen, te gelegener tijd in een vaktijd
schrift worden in het licht gegeven.
De Botercommissie,
H. P. WIJSMAN, Voorzitter.
Hengstenkeuring.
8cliagen. Den 9 had alhier de hengstenkeuring
plaats vanwege de vereeniging »Het Nedorl. Paarden
stamboek," afdeeling Noordholland, noordelijk deel, ter
toekenning van de premiën der provinciale subsidie en
de aanhoudingspremiën ten bedrage in het geheel van
f 2400 voor het noorder-, midden- en zuiderdeel, terwijl
uit de rijksbijdrage voor elk deel beschikbaar is gesteld:
voor hengsten minstens 3 jaar oud eene onderhoudsbij
drage van f 150 en voor hengsten, geboren in 1895, eene
aanhoudingspremie van f 100 tevens is uit de rijksbij
drage nog beschikbaar gesteld een bedrag van f 700
voor bijdragen voor hengsten minstens 3 jaar oud, als
dekhengsten te stationneeren op de eilanden Texel, Ter
schelling en Wieringen.
Voor de afdeeling van hengsten minstens 3 jaar oud
werden 8 hengsten ter keuring aangeboden, waarvan de
uitslag was als volgtn°. 1 »Eclair," van den heer C.
Boekei, te Schagen, met eene premie van f 250; n°. 2
de bruine hengst »Heinrich," van den heer A. A. v. d.
Berg, te Haarlem, met een premie van f 250; n°. 3
vNelson," van den heer J. Breebaart Kz., te Winkel met
do onderhoudsbijdrage vau f 150 n°. 4 »Felix Faure,"
van den heer V. Bakker te Wieringerwaardn°. 5
»Carnot," van den heer J. Breebaart Kz., te Winkel
n°. 6 »Jupiter," van denzelfde; n°. 7 »Wellington," van
denzelfde en n°. 8 »Panl Kruger," van den heer D.
Geerligs te Anna Paulowna. De zeven eerstgenoemde
hengsten werden bij de keuring op coinage goedgekeurd
n°. 8 was niet verschenen.
Voor de afdeeling hengsten, geboren in 1895, werden
9 stuks ter keuring aangeboden, waarvan slechts aan
een, die van den heer Jb. Stammes te Anna Paulowna,
eene aanhoudingspremie van f 100 werd toegekend. Van
wege de afdeeling Texel van de Holl. Maatschappij van
landbouw zal aldaar als dekhengst gestationneerd wordon
de zwart-bruine hengst »Hunibald," van den beer A. A.
v. d. Berg te Haarlem, waarvoor eene subsidie uit de
rijksbijdrage van f 250 beschikbaar is gesteld. Voor de
inschrijving in het Stamboek werden goedgekeurd 5
merriën en 2 hengsten, afgekeurd 3 merriëu en 6 hengsten.
De keuringscommissie bestond uit de heeren C. Ouddijk
van Waddinxveen, Quadekker, kapt.-paardenarts en Punt,
kapitein bij de veld-artillerie. Vele belangstellenden, zoo
wel uit Schagen als uit den omtrek, woonden de keuring
bij, die door schoon weder werd begunstigd.
Van de te Beverwijk gehouden hengstenkeuring
was de uitslag als volgt:
a. driejarige en oudere hengsten, 2 premiën ad f 250
en 1 ad f 1501. Keizer Wilhelm, van J. D. G. van
Gulpen Spaarndammerpolder2. Jonge Prins, van
W. van Woudenberg IJpolder (Sloten) 3. Exelsior,
van A. van den Berg, Haarlem 4. Matador, van J.
Spoijerste Nieuwendam 5. Blafard van H. de
Haas te Beemster.
b. tweejarige hengsten, 2 premiën ad f 150 en 1 ad
f 100 toegekend alleen de beide eerste voor Jonge Felix,
van Van Gulpen en Apollo van Van Woudenberg, bei
den voornoemd.
Spaarndam. Men is hier druk bezig met de ver
grooting der schutsluizen, nl. met afdamming der sluis-
kom enz. niet minder dan 120 personen zijn daaraan
werkzaam.