Negen en Negentigste Jaargang. Zondag 28 Maart 1897. Een Alkmaarder-hout praatje. EEN OFFER. PARIJSCHE BRIEYEN. FEUILLETON. NO. 88. Tweede blad. A MAARSCHE COURANT. De geleerde C. P. Schaghens moge in zijn lofdieht op Alkmaar, het eerst in 1621 uitgegeven, als andere lof dichters, breedsprakig en overdreven zijn, dat hij het goed meende met zijn vaderstad daarvan overtuigt hij zijn lezers. Br was van 't Alkmaar dier dagen veel goeds te zeggen, zóóveel, dat het nageslacht het hooren mocht en daar niemand anders het deed ♦Zoo zal mijn willig hert, hoewel met swak vorstand, »'t Gheen elck op ander schuijft, gaan nemen bij-der hand." En onder de velerlei zaken welke hij daarna achter eenvolgens mededeeltverdient deze de aandacht dat het Alkmaarder-hout reeds in die dagen een plekje was »daer elck zijn vreughde vind, »Den oud- en jonger man, de Vrijer en het kind." Met deze historische bijzonderheid wenschen wij een onderwerp in te leiden, aan 't welk veel minder belang stelling wordt gewijd dan het inderdaad verdient, een onderwerp, dat, naar onze meening, een question brülante behoorde te wezen en waarover men niettemin een al te diep zwijgen betracht. Wij bedoelen de vraag of de vereeniging »Bniten-Societeit'j die volgens hare statuten op 31 Mei a.s. ophoudt te bestaan, tot nieuw leven moet worden opgewekt en in verband daarmedeof het lee- lijke getimmerte, van ouds bekend als de Zomertent, nog langer de schoonste onzer wandelingen zal ontsieren. Van waar die geringe belangstelling Bedriegen wij ons nietdan ligt het antwoord voor de hand. De Buiten-Societeit is niet populair. Zij kan gerustelijk met Tijl Uilenspiegel zeggen»de menschen hebben het land aan mij maar ik heb het er ook naar gemaakt." Zij is, van een neutraal standpunt bezien, nog altijd precies dezelfde als voor dortig jaren. De tijden veranderden zij deed het niet. Aan de zomertent werd een enkele maal een timmorman bozig gezien, maar van verfraaiing bespeurde men weinig. De noodzakelijkste wijzigingen in hare statuten kwamen niet tot stand, niettegenstaande toch ook voor buiteu-societeiten de patriarchale tijden verliepen. Dezelfde leden-aandeelhouders, die dertig jaren lang belangrijke voorrechten genoten en geene contributie betaal dor, neg sffeefb* f,11f c terwijl -.ij, die trouw hun 5 per jaar contribueerdengeen den geringsten invloed op den gang van zaken kunnen oefenen, doch daarvoor slechts het recht verkregen om binnen de afgezette ruimte te mogen luisteren naar de muziek welke wij stippen slechts aan wat regel was en spre ken niot over de uitzonderingen van wege het ge meentebestuur gegeven werd. Wij wijten vooral aan deze omstandigheden het feit dat de Buiten-Societeit niet heeft gedeeld in den alge- meenen vooruitgang waarover de gemeente zich vooral in het afgeloopen dertigjarig tijdvak mag verheugen. Wij meenen daarin de oorzaak te zien, dat men over de Buiten-Societeit kan hooren spreken als over de onver schilligste zaak ter wereld. Toch is de zaak niet onverschillig. Indien het thans 't voortbestaau gold van een uitspanuingsplaats in het Roman van H. RIDER HAGGARD. 72) Bij den haard lag een ouderwetsche pook daarmede begon zij de tralies te beuken, doch vruchteloosde schroeven lieten niet los. Half waren zij uit het hout werk gewrongen, doch toen schoten Joan's krachten te kort. Zij beproefde een nieuwe methode. Zij stak den pook achter den middelste staaf en drukte het andere einde nu met kracht tegen de andere, zoodat zij daardoor een soort hefboom vormdetoen een krachtige ruk nog eenhaar hand schaafde langs het ijzermaar zij bleef toedrukken en eindelijk gaven de schroeven toe klet terend viel de staaf langs den ladder naar benedon. Nu was de weg vrijhaastig schoot zij zich in mans kieeren, die in haar kamer hingen het waren dezelf de die Samuel gedragen bad, toen hij in Londen een .bezoek had gebrachtdaarna wrong zij zich door het venster, klauterde den ladder af en was vrij Zij liep uit vrees, dat de honden haar zouden bespeuren, door den tuin, bereikte den weg en ijlde recht op de ruïnen van Ramborough aan die drie kwart mijl van het huis lagen. Het was een fraaie avond, de lucht was zacht, doch van tijd tot tijd gleed er een donkere wolk langs de halvo maan, waardoor zwarte groote schaduwen en breede licht strepen over het moeras werden geworpen. Haar weg leid de haar langs de kleine meertjes, waar de wind het riet zacht deed ruischen en schuifelen en de nestelende wa tervogels elkaar over bet water toeschreeuwden. Het was een eenzaam plekjegeen levend wezen was te zien en op dat oogenblik drukte het gevoel dier eenzaamheid haar zwaarder dan de gedachte aan den dood. Zij was de meertjes voorbij. Voor zich zag zij, als de maan scheen, den Oceaan glinsteren den weg die schit- Hout, welke de sympathie van een ieder verworven had, eene plaats waar een ieder verademing vond van den arbeideene plaats welke aan de heerlijke omgeving eene nog grooter aantrekkelijkheid had gegevendoor aanleg, beplanting, bloemen", zooals de Buiten-Societeit in 1867 beloofde (art. 3 harer statuten)dan zou een ieder zich nu warm maken en middelen beramen om een dergelijk lustprieel in den Alkmaarschen tuin niet ver loren te doen gaan. Bij de zaken zooals zo bier staanis het publiek echter niet betrokken. Men wordt er warm van noch koud dat er eenige kans lip verandering in uitzicht wordt gesteld. In het voortbestaan van wat er nu is stelt men geen belang en aangezien ds exploitatie van uitspanningsplaataen in l et Hout reeds zoo langen tijd in geheel particuliere hau Ion is geweest, schijnt men ontwend te zijn aan de gedachte, dat er hier toch we zenlijk van eene zaak van algemeen belang gesproken moet worden. Zelfs zou het algemeen belang in hooge mate bij dit onderwerp betrokken zijn als men zou willen begrijpen dat bi] aUe dingen eendracht macht maakt en dat verdeeldheid de krachten versnippert als men zou willen begrijpen dat het beter is één flinke uitspanningsplaats te stichten, welke aan redelijke eischen kon beantwoorden, dan er iwee te hebben, die beide beneden het peil blijven. Wie kan ons zeggen waarom er in het Houtin de vrije natuur één buiten-societeit voor burgers en één buiten-societeit voor andere bur gers moet bestaan Er is juist op dit oogenblik eene gereede aanleiding om deze punten onder do aandacht te brengen van allen, die betrokken zijn bij den bloeide ontwikkeling en de verfraaiing van Alkmaar. Immers zal er weldra door den Gemeenteraad een adres in behandeling worden ge nomen van een drietal ingezetenen, die eene nieuwe ver eeniging sBuiten-öocieteit" willen oprichten en daartoe de opstallen in het Hout van de oude vereeniging willen overnemen. Tot dat einde wordt aan dep Raad verzocht wederom voor 29 jaren en 10 maanden den benoodigden gron d in gebruik af te staan. Wordt dat verzoek ingew Iigddan is het n;ot on- waarsehiirdi'k dar er «en ondar-onpe g-horeu wordt, waaraan onze gemeente moet geacht worden ont groeid te zijn; dan zal er, naar wij vreezen, geene merk bare verandering komen in een toestand, die niet meer van dezen tijd is; dan zullen in het Hout, dat verruk kelijk plantsoen, 't welk de trots van Alkmaar uitmaakt,'' gelijk van officieele zijde wordt gezegd, opstallen''blijven staan, waarop trotsch te zjjn inderdaad de grootste zelf misleiding zou mogen heeten. In het door het dagelijksch bestuur uitgebracht advies wordt aan den Raad eene voorwaardelijke beschikking op het bovenbedoelde verzoek in overweging gegeven. En met het oog op het voorafgaande, zal het niet verwonde ren, dat wjj met de grootste instemming van dat advies hebben kennis genomen, niet het minst omdat ook daaruit het ernstig streven spreekt om met bestaande, min ge- wenschte toestanden te breken. terde als een wit lint en de ruïnen van Ramborough Abdij teekenden zich in de schemering duidelijk af tegen de zomersche lucht. Zij lette daar niet opzij liep maar steeds door, ver voor zich uitsturende, of zij den man nog niet zag, dien zij zocht. Te vergeefsniemand te zienalles bleef even eenzaam. Eindelijk had zij don weg langs de klip bereikttwee honderd meter van haar, aan haar rechterhand lag de Abdij. Zij bleef een oogen blik staan luisteren. Zij hoorde of zag niets, dan het gemurmel der zee en de spookachtige wolken. Terwijl zij daar stond greep haar plotseling een groote vrees voor den dood aan en het scheen haar toe alsof haar gansc'ne leven in tafereelen haar voorbij vloog, vol juiste en benauwende bijzonderheden. Die tooneelen waren voor het grootste deel niet aangenaamen toch wilde zij toen zij er aan dacht, dat dit alles spoedig zou ge ëindigd zijn. Zij moest daar eigenlijk niet huiverig voor zijn. Maar de gedachte drong zich aan haar op, dat zij nog niet genoeg op den dood was voorbereid want sedert den dood van haar kind had zij zeer slecht haar gods dienstige plichten waargenomen en zij had meer gedacht aan haar eigen ongeluk en aan het verlies van hem, dien zij beminde, dan aan haar geestelijke verantwoordelijkhe den en het toekomstig welzijn harer ziel. Zij dacht er een oogenblik aan om te vluchten. Zij was uit haar gevangenis ontsnapt en niemand bon haar immers dwingen om te leven met oen krankzinnige. Waarom zou zij niet terugkeeren naar Monk's Lodge of naar Londen om daar een nieuw bestaan te zoeken en alle zorgen hier achter te laten Zij was toch jong en schoon en het leven was eigenlijk zoo zoetnu zou aan dat leven spoedig een einde kannen komen na was zij dicht bij den dood, waarnaar zij zoo hartstochtelijk ver langd had en die haar op dit oogenbfik zulk een afschrik inboezemde. Maar Henry was er ook nog. Voor haar was hij ver loren, want hij was nu eenmaal de echtgenoot van een andere vrouw. Als zij hem nu verliet, wat zon er dan van hem worden Een gelukkige loopbaan lag voor hem en het was toch jammer, dat hij over eenige minuten Wel hadden wij gehoopt, dat de op handen zijnde ver andering zou leiden tot een voorstel om, met opheffing van al het bestaande, in het Hout van wege de gemeente eBn zomerhuis met waranda's te doen verrijzen, eene in richting welke door do gemeente, onder te stellen voor waarden, zou kunnen worden verpacht of verhuurd j gelijk dit elders met goeden uitslag geschiedt. Zelfs mag misschien worden beweerd, dat slechts langs dezen weg iets goeds te verkrijgen is, iets, 't welk in de schoone omgeving past, iets, 't welk de burgers tezamen zou brongen, zou vereonen, wat nu verdeeld is, omdat er bij do exploitatie van één eenige uitspanningsplaats, bestuurd naar de regelen door den Raad te stellen, geen sprake zou kunnen zijn van het scheiden der bokken van de schapen. Ook hopen wij, dat uit den boezem van den Raad daartoe eene stem zal opgaan, die weerklank vindt Doch al geschiedt dit nietdau nog doen wij een groote schrede voorwaarts met het voorstel van het dag. bestuur, 't welk strekt om aan de adressanten te berichten ♦dat de Raad genegen is in gunstige overweging te »uemen een aanvraag van de nieuw op te richten ver- eeniging ♦Buiten-Socieieit te Alkmaar", om een nader »te omschrijven plek grond in den Alkmaarder Hout, »groot pl. m. 800 M2., voor den tijd van 29 jaren en tien maanden in erfpacht uit te geven voor den prijs van ♦f 50 per jaar, onder anderen op deze voorwaarde, dat »de opstallen welke daarop zullen worden geplaatst de ♦goedkeuring van den Gemeenteraad moeten wegdragen.'' Als dit voorstel wordt aangenomen, dan heeft het ge meentebestuur de macht er voor te waken, dat wat men timmert in het stads-Hout althans sierlijk zij dan kan men althans verplicht worden om de zaak beter dan tot dusver bij-der hand" te nemen. Want waar het aan brengen van verfraaiing en het bevorderen van den wel stand aan particuliere handen wordt overgelaten, daar hebben we te doen een dertigjarige ervaring machtigt ons in deze aldus te spreken met iets *'t Gheen elck op ander schuijft." Aan het gemeentebestuur de eer er voor te zörgen, dat het Alkmaarder Hout voortaan geene enkele ergernis meer aanbiedt, doch meer dan ooit blijvo en vooral meer nog word" do plaat:'" »daer elck zijn vreughde vind. »Den oud- on jonger man, de Vrijer en het Kind." VIII. Parijs, 23 Maart 1897. Panama. Tot heden noemde men alles wat vervelend is, alles wat steeds op dezelfde eentonige wijze wederkeert eene »scie", eene zaag, doch sedert Panama aan de order van den dag kwam vragen velen zich af of men zulk eene scio niet liever un Panama" zal doopen. Heeft men ooit te doen gehad met zulk eene oude zaak die steeds weder wordt opgerakeld met zulke oude koeien uit de sloot Helaas, waarom heeft het vorige ministerie van den heer Bourgeois dien vreeselijken Arton niet met rust gelaten die geheele Panamazaak was zoo netjes bezig in het vergeetboek te geraken. En plotseling ver- dood in het gras zou liggen, vermoord door een jaloer- schon krankzinnige. Wat zou er volgen wanneer zij zich voor hem opofferde Na een oogenblik van spijt en jammer zou hij terugkeeren tot zijn gewone leven en, omgeven door vrouw en kinderen, zou hij haar vergeten of' hoogstens zou hij soms even om haar denken. Niemand kan zijn gansche leven rouwen over een vrouw, die hij eenmaal hartstochtelijk heeft liefgehad, maar die hem nog veel meer verdriot had bezorgd. Bang of niet bang zij zou ten offer brengen wat zij hadde waarde van wat zij gegeven had moest beslist worden door hem voor wien zij het had gegeven. Al deze gedachten en nog veel meer vlogen Joan door het hoofd, toen zij, geslingerd tusschen liefde en vrees, eenigo minuten bleef staan om naar adem te hijgen. Zij. wierp nog een blik over haar omgeving en wandelde toen langzaam verder naar de Abdij. Vijftig meter verder liepen de drie wegen samen, docli als zij aat punt wilde bereiken om op een afstand beide mannen te kunnen zien, moest zij den hoek van den kerkmuur omslaan. Zou zij dat durven wagen, wetende dat de dood haar misschien wachtto Wat was zij toch laf, terwijl Henry's leven op het spel stond. Misschien bevond hij zich thans wel op één van de wegen, die zij nog niet bon zieD, van de plaats waar zij zich nu bevond. Zij bleef weer oen oogenblik staanzoo had zij het gezicht op een der wegen, maar zij zag Henry nieter heerschte overal nog de diepste stilte. Als de misdaad reeds gepleegd was, zou zij een schot hebben gehoord of zou Henry per rijtuig naar Rosham zijn gereden of had haar man zijn plan laten varen? Zon zij hier blijven wachten, of zou zij verder gaan? Neen, zij moest naar dat kruispunt, zij wilde niet vluchten zij zou volhouden tot het einde. Een vreemde opgewondenheid maakte zich van haar meester; haar spieren begonnen te tintelen, het bloed gonsde haar in do ooren. Zij kreeg iets over zich van den speler, die zijn gansche rijkdom op één kaart zet en zij genoot. De onzekerheid van het lot, hetwelk haar ten deel zou vallen begon bekoring voor haar te krijgen en

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1897 | | pagina 5