IERHHT EU OHM
Amsterdamsche Brieven.
No. 42. Tweede wad. BTegen en ÏSTegentigste jaargang» Woensdag 7 April 1897.
FEUILLETON.
ALKMAARSCHE COURANT.
X.
Een drakke week van jubilea ligt achter den mg.
Den len April 1872 moet 't wel een buitengewoon be
langrijke dag zijn geweest, want weinig dagen herinneren
wij onswaarop zooveel herdenkingsfeesten samenvielen
als op den len April van de afgeloopen week.
Er ligt iets goeds in de gewoonte om bij dergelijke
mijlpalen in 's mensohen leven enkele oogenblikken stil
te staan, 't Is, of dan aan de booze eigenschappen van
den mensch eenige uren het stilzwijgen wordt opgelogd
en vriend en vijand het gansehe verleden vergeten om
saam te werken tot huldiging van den jubilaris. Een
plotselinge verbroedering van antagonisten die een en
kelen dag uitrusten van den strijd om alleen de edele
hoedanigheden van den tegenstander op te zoeken en te
waardeeren.
Van die milde stemming heeft Sir. Muyper, de meest
bekende der jubilarissen van de afgeloopen week, de zegen
rijke gevolgen ondervonden. Met treffende eenstemmig
heid is hem hulde gebracht door de vijanden der meest
uiteenloopende richtingen die hem anders geen bittere
aanvallen sparen. Wie op het standpunt staat, vanwaar
hij ook zijn politieken tegenvoeter op een feestdag het
eere-saluut brengt eert zichzelf. En al zeer zou men
door hartstocht verblind moeten zjjn wanneer men niet
besefte met welke zeldzame gaven van hoofd en hart de
jubileerende hoofdredacteur van De Standaard is toegerust.
Het feest in het .Paleis voor Volksvlijt", waarvan in dit
blad reeds een verslag werd opgenomen, was een zeldzaam
schoone viering. Zelden zagen wij zulk een volle zaal met
zooveel geestdrift bezield voor den trouwen voorganger en
verdediger van dierbare principes. Naast mannen van rang
en stand zag m>n daar de kleine lnyden voor wier be
langen Dr. Kuyper zoo naarstiglijk ijvert. Allen waren
van één gevoelen bezield dank voor den zegen dat zij
zich onder de banier van dezen leider mochten scharen.
Treffend was ook de hulde van den Journalistenkring
aan Dr. Kuyper. Misschien heeft de hoofdredacteur van
De Standaard, vooral in vroeger jaren nooit feller be
strijding ondervonden dan van zijn collega aan het Han
delsblad. Dien avond waren echter de zwaarden in de
schede gestoken en met lof op de lippen schreed de heer
Charles Boissevain naar den jubilaris om hem namens de
geheele Nederlandsche pers hulde te brengen voor zijn on
noemelijke verdiensten op het gebied der journalistiek.
Daarmee heeft de voorzitter van den Kring ongetwijfeld
gesproken in den geest van allen die dienaren zijn van
de .Koningin der Aarde". De hoofdartikelen en entrefi
lets van »de Standaard" zijn wat stijl en woordenkeus
betreft nog altijd het neusje van de zalm op journalis-
tisch gebied en wie zich met den inhoud of strekking
daarvan niet vereenigen kan, benijdt daarom niet minder
den man wien 't gegeven is zijne gedachten in zulke
oorspronkelijke kernachtige vormen +e gieten. Navolgers
van dien stijl zijn er velen maar ach zij allen blijven
op zoo verren afstand van den meester. Bij hem is de
natuur aan het woord met al haar groote verscheiden
heid bij de decadenten is en blijft de woordenkeus
kunstmatig.
Te midden van al bet jubilé-gejuich komen kwade
tijdingen omtrent onze Nederlandsche Opera. Nu het
seizoen ten einde loopt schijnen de ontvangsten zoodanig
te slinken, dat slechts met moeite het kostbare samenstel
is bijeen te houden. Boven een kunstinstelling, waaraan
zulke hooge artistieke eischen worden gesteldzonder
dat eenig subsidie wordt geschonken zweeft steeds het
Damocles-zwaard. Wanneer alle avonden de zalen goed
bezet zijn en er geen bijzondere tegenvallers komen, ja,
dan marcheeren de zakenkomt er echter een kink in
1)
Het was een lieve jufde nieuwe gouvernante zoo
oordeelden de kleine frenletjes, Agnes, Bertha en Gabrielle
van Reenenburg .een heel lieve juf!"
Nu betoekende zulk eene getuigenis nog al wat uit
den mond dier kleine dametjes, waarvan de oudste acht
en de jongste vier jaar oud wasen die al met groote
ondervinding wisten te spreken van eene oude knorrige
bonnedie nè, den dood van hunne goede mamamet
hen tegelijk op het landgoed van grootmama was ge
komen en gedurende een heel jaar zich met hunne op
voeding had bemoeid. Vóór mama's dood hadden de
kleine frenletjes in de stad gewoond, waar papa advokaat
waszij kenden toon grootmama eigenlijk nietzij was
zeker toen al te oud om op reis te gaan of ze hield
mogelijk niet van de stad zij was ten minste nooit bij
hen aan huis geweest.
Alleen Agnes kon zich flauw herinneren dat ze eens
lan£? geleden met papa een bezoek op het landgoed had
gebracht, maar bijzonderheden wist zij er niets van, dan
dat ze toen wel een beetje bang van grootmama was
geweest en heel blijde toen ze weer naar huis ging.
Wat de kleinen niet wisten en ook niet behoefden te
weten was dat grootma met het huwelijk van haar
zoon niet ingenomen was geweest en de jeugdige vrouw
nooit had erkenddat ze koel en hard tegen haar was
gebleven tot aan het laatste oogenblik van haar leven,
en dat de reden daarvan was dat de gade haars zoons
een meisje uit een eenvoudigen kring was en daarenboven
tot eene andere godsdienstige gezindheid behoorde dan
de baronnesse van Reenenburg, en dat ook dit de reden
wasdat de jonge baron in de stad had gewoond in
plaats van op het landgoedwijl de barones had ge-
BggaaanMaMBawtgjgscB^jaa&aiBBjmii i immb—psaaBtaa—umm
de kabel en wordt maar eenig financieel échec geleden,
dan hokt dadelijk alles en dreigt het met zooveel zorg
opgerichte gebouw in elkander te storten. Gelukkig is
't nog zoo ver niet met de Nederlandsche Opera en zijn
de gerozen moeilijkheden voorloopig nit den weg geruimd,
maar het publiek mag nu wel trouw opkomen', wil 't.
binnenkort niet geheel van opera-genot zijn verstoken.
En dan al die artisten, koristen, orkestleden enz. enz.,
die allen aan de instelling zijn verbonden
De eigenlijke stichter van de Nederlandsche Opera, de
heer J, G. de Groot, die er nu een bar op nahoudt,
keert ook weder tot zijn eerste liefde terug het aan
vankelijk nauwelijks te gelooveu berichtdat hij bezig
zou zijn mot do samenstelling van een nieuw opera
gezelschap, wordt bevestigd. Tusschen het begin en de
voltooiing ligt echter nog een groote afstand en de heel
de Groot is nog lang niet waar hij wezen wil. Voor
twee Nederlandsche Opera's is in elk geval geen plaats
en maakt de tweede haar verschijning, dan is öf zij öf
die van den heer Van der Linden onverbiddelijk ten
doode gedoemd. Mogen wij voor zulk een onverkwik-
kelijken kamp gespaard blijven
Waar het al pais en vree is dat is op het gebied
der gemeentelijke politiek. Een zeldzame onverschillig
heid schijnt over Amsterdam neergedaald te zijn. Bij de
jongste gemeenteraadsverkiezing was er bij de liberalen
geen spoor meer van inspanningdoor de drie bestaande
kiesverenigingen werd mr. Pouw candidaat gesteld
eigenlijk omdat men niemand anders wist en de andere
door de leden opgegeven candidaten hadden bedankt.
De radicalen en de anti-revolutionairen vonden 't zelfs
niet eens de moeite waard om een candidaat te stellen.
Alleen de katholieken hebben in alle stilte nog al ge
werkt voor hun uitverkorene dr.' Cuijpers maar ook
zelfs bij hen schijnt het jeu sacre wat te zijn verdoofd,
hoewel zij de vesting ditmaal bij verrassing gemakkelijk
hadden kunnen nemen. Mr. Pouw is gekozen en als de
liberalen zich daarover verheugd hebbendan is 't
waarschijnlijk voornamelijk hierom geweestdat zij nu
van de moeite voor een herstemming zijn ontslagen.
Zoo groot is de onverschilligheid dat men zelfs van
geen enkele meeting hoort, nu zulk een belangrijke
voordracht als de tram-quaestle Woensdag in den ge-
gemeenteraad komt. Dat was heel anders in de dagen
toen de radicale talenten begonnen te ontluiken. De
aandeelhouders van de A. O. M. lachen er om in hun
vuistje zij zullen naar alle waarschijnlijkheid hun divi
denden niet behoeven te missen.
üftollandsche boter in Engeland.
In het dezer dagen verschenen verslag der Nederland
sche Kamer van Koophande te Londen komen bijzonder
heden voor nopens te Londen opgerichte vereeniging
van vreemde kamers van koophandel, tot welker oprich
ting de heer C. Rozenraad een krachtigen stoot gaf.
Zeer uitvoerig wordt herhaald, wat het bestuur gedaan
heeft ter zake van de klachten over vervalsching van
Nederlandsche boter. Het bestuur had aanvankelijk
gedacht aan de oprichting oener vereening van belang
hebbenden om gezamenlijk hun product te verdedigen
waar dit aangevallen wordt eene .Butter Defence
Association. Onder dagteekeniug van 16 Mei 1896 richtte
do Kamer eene hierop betrekkelijke circulaire aan fabri
kanten en andere belanghebbenden, alsmede aan de land-
bouwmaatschappijen in Nederland, en eene andere van
gelijke strekking aan de betrokken kooplieden in Neder
land.
Het resultaat was echter niet zeer aanmoedigend, de
de Engelsehe handelaren wilden er niet van weten, en
in ons eigen land waren er slechts 4 fabrikanten die
een toestemmend antwoord zonden. Het plan moest on
uitgevoerd blijven.
zegd, dat voor die vrouw in haar huis geen plaats was.
De jonge vrouw had geleden door die vijandige ge
zindheid temeer omdat zij zag dat haar echtgenoot
Otto van Reenenburgzich niet volkomen boven de
afkeuring zijner moeder kon verheffen, maar gebogen
ging onder de last van baren toorn. Hoezeer zij ook
van zijne oprechte liefde overtuigd was vermoedde zij
dat daar oogenblikken waren dat hij berouw had over
zijnen stap en dat pijnigde haar meerdan de koelheid
en volstrekte veronachtzaming, welke zij van de barones
ondervond. Vruchteloos peinsde zij op middelen om
eene verzoening tusschen moeder en zoon te weeg te
brengen en bijna zon zij er toe overgegaan zijn althans
op één punt de heerschzuchtige vrouw tegemoet te
komen, n.l. door. al was het maar in schijn, overtegaan
tot haar geloof, toen de dood tusschen beide kwam en
een einde maakte aan de gespannen verhouding tusschen
moeder en zoon.
Baron Otto was diep bedroefd over het verlies zijner
gade, die hij ondanks alles innig had bemind. Hij kon
niet blijven leven in dozelfde omgeving, zonder haar, die
hem zoo dierbaar was geweest. Hij gevoelde behoefte
aan verstrooiing, aan een leven vol afwisseling, om ver
getelheid te zoeken voor zijn smart. Hij bracht zijne
kinderen op het landgoed bij zijne moeder en besloot
zelf een reis te gaan ondernemen, om in het buitenland
het pachtstelsel te bestudeeren, ton einde later de noodige
kennis en ervaring te bezitten om het bestuur zijner
goederen in handen te nemen.
De barones keurde zijn plan goed. Zij was eene
nog kranige vrouw, die gaarne voorloopig nog zelf hare
bezitting wilde besturen en al had zij zich nooit aan
de gade haars zoons gelegen laten liggentoch had ze
dikwijls vurig verlangd hare kleindochters in hare nabij
heid te hebben, en ze achtte het een schoone taak, van
nu aan invloed op hunne opvoeding te kunnen uitoefenen.
Ruim een jaar lang had onder haar toezicht eene oude
kindermeid dor familie de zorg voor de drie tamelijk
wilde en in grootmama's oog ongemanierde frenletjes
gehad; doch dat kon op den duur niet zoo blijven, temeer
Intusschen acht de Kamer het noodig dat er iets gedaan
worde.
.Eerst in den aanvang van dit jaar (1897) zijn door
den heer J. Mesdag, zuivel-consulent der Priesche Maat
schappij van Landbouw, hernieuwde pogingen gedaan
om in Friesland zelf eene vereeniging tot tegenweer of
althans gezamenlijk optreden tot stand to brengen. Welk
resultaat die pogingen hadden is ons niet bekend, maar
dat er noodig iets moet gedaan worden zullen de belang
hebbenden toegeven, als zij welen dat een fabriek in
Staphorst, die in September boter naar Newcastle zond,
welke daar ten onrechte beschuldigd werd vervalscht
te zijn en door den invoerder teuggezonden werd, dien
tengevolge eene schade van f 600 beliep. Intusschen heeft
de Nederlandsche regeering niet stil gezeten. In den
aanvang des jaars zond zij den heer dr. K, H. M- van
der Zande, directeur van hot Rijkslandbouw-proefstation
te Hoorn naar Londen om overleg te plegen met pro
fessor Thorpe, het hoofd van het Engelsehe regeerings-
laboratorium. Dr. Van der Zande keerde terug met tal
van gegevens en werd in den loop des jaars gevolgd door
prof. dr. H. P. Wijsman, te Leiden, die zich eveneens
met do Britsche autoriteiten in betrekking stelde. De
mededeelingen van deze heeren zijn blijkbaar niet zondêr
indruk gebleven.
Want sedert September jl. worden in het pharmaeeu-
tisch laboratorium te Leiden, ouder leiding van prof.
Wijsman en dr. Van Rijn, geregeld iedere week 24 mon
sters boter onderzocht op dezelfde wijze als zulks in
Engeland geschiedt. Deze monsters zijn ontwijfelbaar
echt en onvervalscht, want zij worden door een deskun
dige, die daarvoor is aangesteld, genomen van do boter
die onder zijn toezicht is gekarnd in 11 boerderijen en
in 13 fabrieken over de drie noordelijke provinciën van
ons land verspreid, en toch is het gebleken dat meerdere
niet voldoen aan de eischen in Engeland aan zuivere
boter gesteld. Dat er dus dit jaar minder zendingen
boter zijn beschuldigd van vervalsching, kan niet zijn
grond hebben in eene betere samenstelling der boter.
Eerst wanneer er eene regeeringcontröle, tin ons land
ingevoerd werd zouden pogingen bij de Engelsehe
autoriteiten aangewend, afdoend succes kunnen hebben.
Zooals de toestand nu is, verkeeren zij, die hier te lande
iets ter bescherming onzer zuivelindustrie zullen doen,
in de treurige positie van" niet met volstrekte zekerheid
te weten of het aangevoerde artikel al of niet vervalscht
is, en zoolang dat het geval is, kunnen zij de eenige
argumenten die invloed hebben niet gebruiken. Laat ons
derhalve hopen, dat zulk eene openbare contróle niet
lang meer zich zal laten wachten. Immers bescherming
zal wel steeds noodig blijken zoolang gevallen van ver
gissingen voorkomen; zooals wij vroeger reeds herhaalde
lijk vermeldden. In een onlangs voorgekomen geval in
Schotland het betrof boter uit Nederland aangevoerd
moest zelfs een appèl plaats hebben, dat gelukkig
succes had."
"Veemarkten.
- De sLandb. Ct." zegt over dit onderwerp
»Wii kunnen met het overzicht der veemarkten zeer
kort zijn. Het aantal stuks rundvee vermeerdert met den
dag en naarmate er meer wordt aangevoerd wordt de
kooplust minder. De prijzen van het vette vee dalen
zachtjes aan, melk- en fokvee is bijna niet te verkoopen
en wij stellen ons voor, dat zoo er wat meer geld bij
den boer aanwezig was, er bijna geen handel meer zou
zijn, daar hij tegen deze lage prijzen zijn vee niet van
de hand zou doen.
Bijna overal hoort men van tongblaar en de veehan
delaar vertrouwt zich niet langer, het vee twee dagen
in zijn bezit te hebben, want mocht hij het ongeluk heb
ben, dat de ziekte bij hem uitbreekt, dan is hij aan
daar de barones het volstrekt niet passend vonddat
hare kleindochters de gewone school bezochten. Daarom
was er dan nu eene gouvernante aangenomen een jong
meisje van goeden huize Anna Waller genaamd. Het
was pen heel besluit geweest van Anna Waller, de be
trekking te aanvaarden zij was toch opgegroeid in een
Heven gezelligen kring en in betrekkelijke weelde. Alleen
uit lust tot studie had ze hare examens gedaan weinig
vermoedende, dat zij de verkregen kundigheden als mid
del van bestaan zou moeten aanwenden.
Slag op slag had echter de familie Waller getroffen
de plotselinge en geheel onverwachte dood van het hoofd
van het gezin, plaatste de overblijvenden voor het feit,
dat de levenswijze zoo niet kon worden voortgezetdat
er iets moest gedaan worden.
Anna bad de omstandigheden moedig onder de oogen
gezien, en was dadelijk begonnen met les geventoen
nu echter ook hare lieve moederdie reeds geruimen
tijd zwak en lijdende geweest was, aan hare kwaal be
zweek, achtte Anna het beter eene betrekking te zoeken,
en zoo had zij zich aangemeld als gouvernante bij de
frenletjes van Reenenburg en was door de baronesse als
zoodanig aangenomen.
Een lot uit de loterij, hadden sommigen gezegd, die
de barones roemden om hare vroomheid en wisten te
gewagen van haren rijkdom. Anderen, die de voorname
dame in haar trots en onverdraagzaamheid kenden, hadden
weifelend de schouders opgehaald maar Anna had met
goed vertrouwen en met de heiligste voornemens bezield
hare taak aanvaard, en, zooals wij vernamen, was het haar
ook spoedig gelukt de liefde der kleine frenletjes te winnen.
De aanhankelijkheid der dartele, maar goedhartige kin
deren vervulde haar met innige vreugde, en het was voor
het jonge meisje met haar rein warm hart een genot,
goede zeden in die kinderharten te strooien; zij gaf zich,
zooals zij was, en won daardoor het vertrouwen geheel
van die moederlooze kleinen, die zich bij haar veel beter
durfden uiten dan bij de statige, strenge grootmama,
die haar meer ontzag, dan liefde inboezemde.
Het was een heerlijke zomerdag, toen de jonge gou-