PARIJSCHË BRIEVEN. handen en voeton gebonden, zijn bedrijfskapitaal zit er onder en de kosten gedurende eenige weken voor stalling kan hij betalen, terwijl het vee in waarde achteruit gaat. Het lijkt ons dan ook dit voorjaar met den veehandel slecht toe. IX. Parijs, 30 Maart 1897. Ouf 1 Helaas, helaas, de »scie" zaagt nog altijd door, Panama is nog niet van het tooneel. En dat duurt nu al een jaar of vijf en het is nog niet gedaan. In Holland zeggen wij «hij maakt van een' vlieg een olifant", hier noemen wij dit «la montagne qui accouche d'une souris" (de berg, die van een muis bevalt) waarlijk moet men zooveel leven maken, op een geheel parlement een blaam werpen om te komen tot zulk een nietig resultaat. Toen men voor eenige jaren geleden eene commissie van onder zoek benoemde, sprak ieder reeds van te voren over eene lijst van 104 leden der volksvertegenwoordiging, die liste des cent-quatre heeft al wat inkt doen vloeien. Toen hadden wij de ziekte, of liever de scie van Cornelius Hertz, toen hadden wij onderzoek en proces en eindelijk de veroordeeling van één oud-minister, den heer Baïhaut. Het was dus wel de moeite waard 104 menschen te beschuldigen, wanneer men er maar één veroordeelen kon. Thans heeft men Artoneen man, veroordeeld wegens bankroet en valschheid in geschriften, dus al niet een zeer vertrouwbaar heerdeze spreekt, nu zal men eindelijk de 104 kennen neen, die 104 worden er 50 daarna in plaats van 50 nog maar 31 en eindelijk, ja, men arresteert een ex-afgevaardigde, den heer Saint- Martin, die trouwens opzettelijk uit den vreemde terug keerde en zich zeiven gevangen gaf, men beschuldigt drie leden der Kamer en één lid van den Senaat. Dus zoo wij goed tellen 5. De twee meest bekende persoon lijkheden onder deze vijf zjjn de heeren Henry Maret en Naquet. Henry Maret is hoofdredacteur van het radicale dagblad «Ie Radical," hg protesteert heftig tegen de be schuldiging en heeft voorloopig zijn ontslag genomen aan het genoemde dagblad, teneinde zich geheel met zijne verdediging bezig te houden. Naquet is de man van de wet op de echtscheiding, was een aanhanger van generaal Boulanger en vertoeft op het oogenblik in het buitenland. Doch men noemt nog meer namen, waaronder de bekende oud-minister van financiën, de heer Rouvier en de dichter afgevaardigde Cloris Hugues, deze kunnen zich ten minste verdedigen en doen dit met de grootste verontwaardiging, maar wat te zeggen van de dooden, wier namen genoemd worden? Deze kunnen zich niet verdedigen, men spreekt o.a. van den gewezen president der Tweede Kamer, den heer Bnrdeau, deze heeft bij zijn levon reeds aan vele beschuldigingen bloot gestaan, hij vervolgde toen, hen, die hij lasteraars noemde, voor den rechter en deed die dagbladen streng veroordeelen. En thans wordt na zijn dood een smet op zijn naam geworpen, hij zou de aan wijzer van Arton geweest zijn, hij zou aan Arton hebben aangetoondwolke afgevaardigden omkoopbaar waren. Zeer aangenaam voor de familie van dien heer Bnrdeau. Het proces der doctoren Boileux en de la Jarrige is geëindigd. Ondanks de verklaringen van vele getuigen, dio hunne dankbaarheid aan beide heeren betuigden voor hunne goede zorgen, ondanks de schitterende pleidooien van de eerste advocaten van Parijs, Demange, le Barazes en Henri Robert, sprak de jury het schuldig uit en het hof veroordeelde beiden tot vijf jaren opsluiting.^ Aangenamer is het te hooren hoeveel succes hier som mige operetten hebben. De zoo bekende Mascotte van Audran wordt thans weder op het Thééltre de la Galté vertoond en heeft in het geheel te Parijs reeds vijftien honderd voorstellingen achter den rug. Hoe groot zou dit getal wel worden zoo men er de provincie en de vreemde landen ging bij reken en. Het Théatre du Ch&telet gaat ons eene «reprise" geven van Michel Strogoff met geheel nieuwe costumes en de- coratiën met «Moscou illuminé," met de bekende marche, ditmaal niet uitgevoerd door twaalf muzikanten, maar wel door dertig trompetters te paard, eene fanfare van dertig muzikanten, tien fluiten, tien tambours, en het geheele orkest. vernante met de kinderen op een heuveltje in het park, dicht bij den landweg gezeten was. De kleinsteGa- brielle, gewoonlijk Ellen genoemd, zat op haar schoot, terwijl Agnes en Bertha ieder aan eene zijde tegen haar aangeleund zaten, allen drie luisterende naar het leerrijke verhaal, dat de juf hun vertelde. Daar kwam een klein zwartoogig meisje den weg oploopen en bleef op korten afstand in luisterende houding staan, blijkbaar begeerig iets op te vangen van het verhaal, dat de freuletjes zoo boeide. »Kijk eens, juf", fluisterde Bertha, die altijd de leven digste was, de gouvernante in, «dat meisje luistert naar u, zij wou zeker wel bij ons zitten." »Wie is het?" vroeg Anna, «kent ge haar »Zij heet Gonne, geloof ik," zei Agnes, »het is het dochtertje van den tolbeambte, bonne zei, dat het een ongeloovige was, en de keukenmeid zegt een heiden wat is oen heiden, juf?" vroeg Ellen. «Dat is een leelijke scheldnaam, Ellen, die je niet na moogt zeggen," zei Anna weer. «Willen wij het meisje eens roepen? liet ze er op volgen, toen ze zag, dat het kind, toen het bespeurde, dat het werd opgemerkt, zich eenige schreden had ver wijderd, toch niet besluiten kon om heen te gaan. »Och ja, och ja, juf," riepen allen drie. Anna wenkte de kleine Gonnebeschroomd, doch blijkbaar gelukkig kwam het meisje nader en toen nu ons gouvernantetje haar vriendelijk toesprak, beantwoordde zij al hare vragen met groote goedhartigheid; zoo vertelde zij, dat zij geene moeder had, dat ze alleen met vader woonde, dat een vrouw zoo tusschenbeide het werk kwam doen en eten koken; dat ze niet school ging, maar vader haar lezen en schrijven leerde, enz. «Juf, mag Gonne een beetje bij ons blijven en vertelt u ons dan nog wat?" vroeg Bertha. »Zou je dat willen", vroeg Anr a aan het kind. Gonne knikte met van blijdschap glinsterende oogjes, en Anna die medelijden kreeg met het arme kind en tevens getroffen werd door den eenvoud en goedhartig heid harer kleine leerlingetjes, vond geen bezwaar om Gedurende de Heilige Week, la Semaine Sainte, geeft Sarah Bernhardt in haar Thé&tre de la Renaissance voorstellingen van »La Samaritaine," en in vele schouw burgen krijgen wij dan weder de «Concerts Spirituels." En wat al «visites," wat een bezoeken van groote en bekende personen. De eerste minister van Engeland, Lord Salisbury, te Parijs. De groote Nflordpoolreiziger Pridtjof Nansen, eveneens te Parijs. Nansen is hier zeer gevierd geworden, men verhaalt zijn levensloop, zijne lotgevallen, de president der Pransche Republiek maakte hem tot Commandeur van het Legioen van Eer, de So- ciété de Géographie vereerde hem met de groote gouden medaille, Nansen dineerde bij Prins Roland Bonaparte, en bij het zien van zulk een man, bij het hooren vertellen van wat die man beproefde in hef belang der wetenschap, voelen wij ons geheel klein worden, en wat moet voor zulk een man, eene zaak als Arton-Panama toch nietig zijn. Hebben onze buren de Duitschers moeilijkheden met hunne credieten voor de marine, ook hier zal men niet stilzitten. De hooge raad der marine en de regeering zijn het eens dat de vloot moet worden vermeerderd. De admiraal Besnard zal de credieten daarvoor bij de ver tegenwoordiging aanvragen. Het programma vraagt eene vermeerdering der vloot met 220 schepen, n.l. 45 groote en 175 kleine schepen. Men rekent dat acht jaren noodig zijn voor het vervaardigen van deze oorlogsvaar tuigen, en de schepen mederekenende, welke nn reeds op de werven gemaakt worden, komt men tot eene verhooging van uitgaven van 800 millioen franken. En de Mi Caréme, ja daar zouden wij bijna het föte van Halfvasten vergeten. En toch was dit feest niet minder fraai, niet minder vroolijk dan vorige jaren, doch wat er meer van te zeggen, dan wij reeds dikwijls ver telden. Een optocht van ruiters en amazones, fraai ver sierde wagens, waschmeisjes, tot koninginnen van één dag verkoren, de cavalcade van de studenten, de optocht van de blanchisseuses, en van de balles en markten, vroolijke maskers, veel confetti en serpentine, bals zoowat overal, bengaalsch vuur op de Opera, enz., enz. Een prettige, vroolijke dag, die tot laat in den nacht duurde. J. M. T. In het eind van Januari zijn uit de gevangenis te Irkoetsk (Siberië) vijftien gevangenen ontsnapt, waar onder twee vrouwen. Drie hunner zijn door wolven verscheurd, de lijken der overigen zijn onder een sneeuw hoop gevonden. Vermoedelijk zijn zij door een sneeuw storm overvallen. Ville de St. Kazaire. De Amerikaansche boot «Maroa" is te Hamburg aangekomen met vier schipbreukelingen van de «Ville de St. Nazaire". Het zijn de kapitein Jaqueneaude tweede officier Hebert.de eerste machinist Mariani en de matroos Saona. Toen zij door de «Maroa" werden opgenomenver keerden zij in een toestand van volslagen uitputting; de machinist was reeds den dood nabij maar onder de zorgvuldige verpleging herstelden zij betrekkelijk spoedig. Vijf dagen hadden zij in de boot doorgebracht, al dien tijd blootgesteld aan de stormachtige zee en het koude weder, waardoor hun lichaam sterk opgezwollen was. Naar hun meening was de «Ville de St. Nazaire" op een drijvend wrak gestooten. Het ongeluk gebeurde des avonds na den 7 Maartterwijl de passagiers aan het diner zaten. Dadelijk begon de boot vol water te loopen; de bemanning en de passagiers werden aan het pompen gezet, maar dat bleek vruchteloos on men moest zijn heil zoeken in de booten. Terwijl alle opvarenden be houden in de booten kwamen moest de kapitein in het water springeu om door het zinkende schip niet in de diepte getrokken te wordenmet veel moeite gelukte het, hem in een der booten op te nemen. Toen het den volgenden morgen licht werd, zagen de kapitein en metgezellen niets meer van de andere boo ten. Den tweeden dag reeds was de voorraad water op; de beide negers, die met hen in de boot waren, werden waanzinnig en sprongen overboord. Den derden dag stierven drie anderen aan honger en dorst. De schipbreukelingen kregen twee stoombooten en een zeilschip in 't zichtdie de noodsignalen echter aan aller wensch te voldoen. Gonne werd een plaatsje inge ruimd, en juf vertelde tot aller genoegen nog een boeiend sprookje en dacht er evenmin als hare lievelingen aan, dat Gonne, het kind van den tolbaas, eigenlijk niet in hun kring thuisbehoorde. Trouwens wie zou er om gedacht hebben on er kwaad in zien, die het gadesloeg, hoe de oogjes van het vreemde kind met bewondering op de verhaalster gevestigd waren en zich op het gezichtje de verschillende gewaarwordin gen door het verhaal gewokt, afteekende. Juist had de gouvernante haar vertelling geëindigd, toen het geratel van wielen werd gehoord. «Dat is het rijtuig van grootmoe", zei een der kinderen. «Dat geloof ik ook", zei Anna, «nu moet Gonne naar haar vader gaan en wij gaan in huis." «Mag ik eens weerkomen vroeg Gonne met een smeekenden blik. Anna knikte haar vriendelijk toe, en het meisje ging blijmoedig heen, nog nageoogd door do freuletjes die veel liever nog wat langer buiten waren gebleven, en die het speet, dat grootmama thuisgekomen was. Tegen hunne gewoonte babbelden de meisjes dien middag aan tafel iD het bijzijn van grootmama over het genoegen dat zij gehad hadden, en deden haar kinderlijk onbescheidens vragen over den tolbeambte, die de ergernis der barones wekte. Het sloeg acht uur op de marmeren pendule in het salon van mevr. de baronesse van Reenenburg. Anna Waller had hare leerlingetjes ten ruste gelegd en zich overtuigd dat zij als rozen sliepen. Zij begaf zich thans naar hare eigene kamer die aan de slaapkamer der kinderen grensde, en nam bij het open raam plaats, om te genieten van den heerlijken zomeravond. Dit toch waren hare uren, waarin er geen diensten van haar werden gevergd, uren, vaak gewijd aan stille overpeinzing van verleden of toekomst, uren, waarin immer reine idealen haar hart vervulden en de beste voornemens werden opgevat, betreffende de taak, welke zij op zich genomen had. Heden echter zou haar rust niet van langen duur niet opmerkten; een andere boot passeerde hen des nachts, maar bij gebrek aan lichtseinen konden de schipbreuke lingen geen teeken van hun aanwezigheid geven. Ein delijk na vijf dagen onbeschrijfelijk lijden werden zij door de «Maroa" ontdekt; zij zouden het geen dag meer uitgehouden hebben. De «Maroa" bleef nog gernimen tijd in de nabijheid van de plek, waar de schipbreukelingen gevonden waren, zoeken naar de andere booten maar er werd niets ge zien. Twee daarvan zijn, zooals men weet, door andere schepen gevonden. Vee-jziekien. Het hoofdbestuur van het Genootschap voor land bouw en kruidkunde te Utrecht heeft aan den minister van binnenlandsche zaken een adree ingediend waarin het zijne bezwaren mededeelt tegen de naar zijne meening onvoldoende maatregelen tot bestrijding der tuberculose onder het rundvee door het Ned. landbouwcomité in zijn advies aan den minister voorgesteld en aandringt op spoedige, alleszins afdoende maatregelen, inhet algemeen overeenkomende met zoodanige als voorheen met zulk uitnemend succes door de Regeering onder het ministerie- Heemskerk tegen de uitbreiding der longziekte onder het rundvee werden genomen. Aan dr. JPools, plaatsvervangend districts-veearts te Rotterdam is door de Regeering een onderzoek opge dragen naar den aard en de oorzaken der kalverziekte hier te lande. Dit onderzoek zal vermoedelijk in Fries land worden aangevangen in overleg met het bestuur der Friesche Maatschappij van Landbouw. Beets. Bij eene onlangs gekochte Friesche koe van den veehouder P. Bloem alhier hebben zich verschijn selen van mond- en klauwzeer vertoond. Te Sloten is een paard van den slager Sinck aan miltvuur gestorven het is op last van den veearts ver brand en de stal ontsmet. Er bestaat vooreerst nog geen vooruitzicht, dat Duitsch- land zijn grenzen zal openen voor invoer van vee uit Nederland. Op den gehouden provincialen landdag voor de Rijnprovincie is n.l. met algemeens stemmen besloten, het volgend adres aan de Regeering te richten «Bij de groote nadeelen, die de Rijusehe landbouw in de laatste jaren heeft ondervonden door 't binnensleepen van veeziekten, schijnen krachtiger maatregelen tot bescher ming van den inheemschen veestapel dringend noodzake lijk. In de eerste plaats beschouwt de Landdag de slui ting der grenzen, voor vee niet alleen, maar ook voor alle veeproducten, welke gevaar opleveren voor besmet ting, als 't voornaamste middel om op den duur gezond vee te krijgen. «Daarom noodigt de Landdag, in overeenstemming met de Rijnsche en Westfaalsche landbouwvereenigingen, de Regeering uit, nog scherper maatregelen te nemen tegen Denemarken en Nederland. Uitspruitende aardappelen. Wel weet iedereendat in de kelders bewaarde aardappelen in dezen tijd des jaars dikwijls lange, bleeke uitspruitsels geven dat zij uitloopengelijk men dit noemt. Maar niet iedereen weet dat in deze uitloopers een zeer vergiftige stof, nl. «Solanine" voorkomt. Het is reeds meermalen gebeurd dat men zulke uit loopers in plaats van ze weg te werpen en te vernieti gen aan de varkens voorwierpdie er dan ziek van werden, en als zij er wat veel van nuttigden, zelfs door stierven. Ook is het geraden om de uitspruitsels van geschoten aardappelen niet aan kippen of ander pluimvee voor te zetten. Zij zijn als voedsel ten eanenmale ongeschikt. Wervelstorm. Naar men uit New-York meldt, zijn bij een wer velstorm te Chandler 45 menschen omgekomon en 200 gekwetst. Het stadje is een puinhoopwaarin brand is uitgebroken. Storm. Bij den laatsten storm op de Noordzee is de sloep eener Antwerpsche loodsboot in t Kanaal omgeslagen. De drie opvarenden verdronken. zijn. Nog nauwelijks was zij gezeten, toen er aan hare kamerdeur getikt werd. Op haar vriendelijk «binnen", vertoonde zich de kamenier, die haar de boodschap over bracht, dat mevrouw de barones haar verlangde te spre ken en zij dus verzocht werd in het salon te komen. Met een lichte zucht stond Anna op en bevond zich weldra tegenover de statige dame, wier trotsche manieren altijd iets beklemmends hadden, voor wie beneden haar was in rang. «Wat verlangt u van mij, mevrouw? vroeg Anna bescheiden. «Ik wenschte van u te weten, juffrouw Waller, wat ik moet denken van de houding der freules, dezen middag aan het diner. Ik vreesde te mogen verwachten, dat, nu ik eene gouvernante heb aangenomen, deze altoos de goede manieren zou leeren." «Maar mevrouw", zei Anna, «ik kan mij niet herin neren, dat de freuletjes iets onbehoorlijks hebben gedaan; zij waren een weinig drukker dan gewoonlijk en ik heb hun ook gezegd, dat zij aan tafel niet meer mogen pra ten, maar ze zijn anders den geheelen middag allerliefst geweest enwat hun vragen betreft dat kwam j Ge behoeft mij daaromtrent geen uitleg te geven viel de barones in «ik heb dezen middag al vernomen, dat het kind van den tolbaas heden middag met uw goedvinden als speelgenoote van mijne kleindochters heeft gediend en ik verzoek u, dat zulks niet weder gebenre. «Men heeft u, geloof ik, verkeerd ingelicht, mevrouw, Gonne Wouters heeft niet met de freuletjes gespeeld, maar op hun verzoek alleen medegeluisterd naar oen vertelling, die ik haar deed. Als u gezien had, mevrouw, hoe de oogjes van het arme kind straalden van geluk, getuige waart geweest van de reine vreugde, die de hartjes van uwe lievelingen vervulden, nu ze een ander in hun genoegen lieten deelen, geloof ik, dat u zelf de kleine Gonne niet zoudt hebben weggezonden." «Ik zou er nooit aan gedacht hebben, mijne kleindoch ters, de freules van Reenenburg, in aanraking te bren gen met een kind uit het volk, en dan nog wel van een man die bekend staat als een godloochenaar en ik ver kies niet dat anderen in dat opzicht in strijd met mijn wil handelen." Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1897 | | pagina 6