vaarden, omdat het adres, waarvau het voorstel van B. en W. een gevolg is, is onderteekond door den heer Paleari, als lastgever. Do vergunning wordt bovendien niet ingeschreven in de openbare registers, zoodat een band tusschen de gemeente en den aanvrager geheel ontbreekt. Mocht het voorstel van B. en W. de goedkeuring weg dragen, dan vindt hij de voorwaarde van achter- en zijgevels te beperkt, 't Zal kunnen gebeuren, dat men achter zijne woning een loodsje met een deur wenschte te bouwen. Dit zou dan natuurlijk niet mogen. Het wil spr toeschijnen, dat deze zaak nog eens moet worden aangehouden. Hij voor zich maakt bezwaar tegen eene breedte van 2 M. Den vorigen keer heeft de Baad de volle breedte gehandhaafd. De steeg komt uit op den Bergerweg en strekt stellig tot ontfraaiing van de orde van bebouwing aldaar. Hij wil aannemen, dat de eige naar door het niet inwilligen van het verzoek belemmerd wordt, maar de gemeenteraad heeft tot tweemaal toe een wel overwogen besluit genomen en nu voor den derden keer een verzoek wordt gedaan tot verandering, meent hij, dat ook dit niet dient te worden ingewilligd. Sprekers verantwoordelijkheid voor het behartigen der gemeentebelangen verbiedt hem tot verandering mede te werken. De heer de Groot zegt, dat indertijd de aanvrager zich heeft vergist. Den vorigen keer werd het verzoek, om eene steeg te mogen maken van 1,25 M. breedte ver worpen, omdat in die steeg geen brandspuit gebracht kon worden. Nu dit bezwaar is opgeheven, kan hij zich met het voorstel van B. en W. vereenigen. Een weg van 8 9 M. breedte voor achtergebouwen is onnoodig. De ge meente heeft daarbij geen belang. Spr. meent, dat de Baad niet mag vergeten, dat de heer Kleintjes aan de gemeente een riool heeft cadeau gedaan, hetwelk zij later kan gebruiken voor de afwatering van Scharlo. De heer Kraakman verklaart zoo even ingelicht te zijn, dat de heer Paleari geen vergunning kan bekomen, om met zijn eigendom iets verder te gaan, dan op eene overgelegde kaart is aangegeven. Hij betreurt zeer, dat de gevellijn d-m Stationsweg niet meer kan naderen en het komt hem voor, dat die weg veel te breed zal worden. Hij vraagt daarom, of het niet mogelijk zou zijn, om van de zijde der gemeente invloed uit te oefenen bij den Minister van Waterstaat, om aan Paleari alsnog de ver langde strook in eigendom af te staan. De straat, waarvan men nu versmalling verlangt, zou dan kunnen blijven ter volle breedte, wat bij versmalling aanleiding zou geven tot wanstaltigheid, omdat het verlengde der steeg van 2 M. eene straat wordt van 6 M. Hij stelt voor, dat B. en W. zich, namens den gemeen teraad, tot den Minister van Waterstaat wenden, teneinde er bij Z. E. op aan te dringen, dat alsnog aan het ver langen van den heer Paleari wordt voldaan. De heer de Groot verklaart van den heer Paleari te hebben vernomen, dat op den hoek van Stations-en Ber gerweg een klein gedeelte aan hem is afgestaan. Verder is een gedeelte grond langs den Stationsweg reeds verkocht en de bouwplannen der daarop te stichten woningen zijn reeds goedgekeurd, zoodat men wel spoedig daar zal bou wen. Op grond daarvan acht hij wat vorige spreker wil niet wensehelijk. De heer Bosman meent te weten, dat de weigering van den minister is gelegen in het feitdat de Holl. IJzeren Spoorwegmij. ongunstig zou hebben geadviseerd, ten einde den toegangsweg naar het station niet te ver smallen. Hij vreest dan ook, dat het aanwenden van nieuwe pogingen vergeefsche moeite zal zijn. De heer Kraakman oordeelt, dat de PI. IJ. S. M. er niets door wordt gedeerd. Hij zal zich nauwelijks kun nen voorstellen, dat de H. IJ. S. M.,die den grond niet beheertzooveel invloed kan uitoefenen. Wat betreft hetgeen door den heer de Groot is aange voerd, nl. dat reeds bouwplannen zijn goedgekeurd, spr. verklaart, dat er nog geen spade in den grond is ge stoken. Voor den bouwondernemer is de zaak van even groot belang, evenals voor de gemeente, die minder be strating krijgt. Hij acht wijziging van den Stationsweg nog volstrekt niet ondenkbaar, waarom hij er bij blijft zich met het voorstel niet te kunnen vereenigen. In stemming gebracht wordt het voorstel van B. en W. aangenomen met 11 tegen 6 stemmen, die van de heeren Bosman, Stoel, de Sonnaville, Janssen, Canters en Kraakman. Verzekering der gemeente-eigendommen tegen brandschade. 9. Het in de raadsvergadering van den 14 April door de heeren Kraakman en de Lange gesprokene heeft den directeur van het kantooPNoordholland der Assuran tie-maatschappij »de Nederlanden" aanleiding gegeven om een schrijven tot B. en W. te richten waaruit blijkt 1°. dat de fundamenten of constructiën onder den grond niet onder de verzekering begrepen worden (even min geschiedt zulks bij de Maatschappij firma H. van Veeren); 2°. dat de verzekering der gebouwen geschiedt met be ding dat do verzekerde sommen (getaxoord- of te goeder trouw door het gemeentebestuur opgegeven) zullen worden geacht te zijn de waarden wolke de gebouwen op het oogenblik van een brand hebben 3°. dat het aanbod om onroerende en roerende goederen te verzekeren togen eene gemiddelde promie van 57 cents per millegedaan bij onbekendheid met de onderlinge verhouding van beide soorten van goed te hoog gesteld was en tot 52® cent zou moeten ver laagd worden immers 50 cents per mille voor f 698,445 aan onroerende goederen (de Zes Wie len daarbuiten gelaten) en 70 ceuts per mille voor f 93760 aan roerende goederen wordt eene jaarpremie van f 412,85 of 525 cent. per mille. (De firma H. van Veeren vorderde bij haar schrijven aanB. en W. van 18 Mei 1896 eene premie van 50 cents voor vaste en bij dat van 24 Maart j.l. van 75 cents per mille voor roerende goederen wat de vaste goederen be treft zonder eenige uitsluiting). Do vergelijking van de aanbiedingen der beide Maat schappijen voert nu tot de volgende uitkomst »de Nederlanden.'' Vast goed f 693445 a 50 cents f 346.72 Boerend goed f 93760 a 70 cents f 65.63 f 412.35 De Zes Wielen vordert nu f 11.50 f 423.85 Firma H. van Veeren. Vast goed f 700445 5 50 cents f 350.22 Roerend goed f 93760 a 75 cents f 70.23 f 420,54 Het geldelijk verschil is zoo onbeteekenend dat dit bij eene keuze tusschen de beide Maatschappijen buiten aanmerking kan gelaten worden en slechts beslissend zou mogen zijn indien beiden overigens geheel gelijk stonden. Maar zulks is naar de meening van B. en W. niet het geval. De Maatschappij firma H. van Veeren strekt tot on derlinge verzekering, maar directeuren zijn bevoegd daar in te hunnen name deel te nemen voor die gebouwen of goederen welke door hen aan derden op vaste premie verzekerd mochten worden. Al bestaat er volstrekt geen reden om de tegenwoor dige soliditeit van deze maatschappij of hare directeuren in twijfel te trekken het komt B. eu W. minder ge- wenscht voor, de panden der gemeente ter verzekering bij eene maatschappij te doen inbrengen door tusschen- personen in casu de directeuren die haar als bor gen zonden moeten vrijwarenwanneer die maatschappij, door groote rampen getroffen, genoodzaakt mocht worden, hooge omslagen van hare verzekerden te vorderen. (Het is bekend dat bij den grooten brand te Enschedé bij verscheidene onderlinge maatschappijen het viervoud van den gemiddelden jaarlijkschen omslag moest opgebracht worden). Een veiliger waarborg, dunkt hun, is voor de gemeente met hare deelneming van 8 tonnen gouds te vinden bij eene maatschappij als »de Nederlanden", die steunt op een vol teekend kapitaal van 4 millioen. Bovendien al moge het gemak van een harer kantoren in deze gemeente gering geschat wordendat die maatschappij Alkmaar tot zetel van haar kantoor Noordholland gekozen heeft schijnt niet geheel buiten aanmerking te mogen blijven, ge lijk ook waardeering verdient haar aanbod om betreffende de waarde der gebouwen genoegen te nemen met opgave te goeder trouw door het gemeentebestuur, in plaats van taxatie. Het vorenstaande geeft B. en W. vrijheid te volharden bij hun vroeger voorstelechter met deze wijziging, dat de verzekering geschiedt niet tegen eene gemiddelde pre- mio voor alle panden maar van 50 cents per f 1009f voor de vaste en 90 cents per mille voor de roerende goederenen voorts met bepalingdat aan de op do polissen gestolde voorwaarden worden toegevoegd die be treffende de uitsluiting van de fundamenten der gebouwen en de vaststelling van de waarde welke de gebouwen vóór het ontstaan van een brand zouden bezitten. De heer de Lange verklaart met genoegen verno men te hebben, dat tengevolge van het door B. en W. ingestelde onderzoek naar het bedrag der roerende- en onroerende goederen, de premie nog lager gesteld is. Het verschil is thans zoo gering, dat hij verklaart tegen het voorstel geen bezwaar meer te hebben. De heer Canters doet opmerken, dat er alleen staat, dat de waarde der gebouwen vóór den brand zal worden vastgesteld. Voor roerende goederen is niets bepaald. De heer Kraakman zou wenschen, dat van de roerende goederen alleen do schilderijen in het museum vóór den brand werden gewaardeerd als basis der ver zekering. Dit voorstel werd zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Het hierdoor geamendeerde voorstel van B. en W. wordt vervolgens in stemming gebracht en aangenomen met 14 tegen 3 stemmen. Tegen stemden de heeren Vonk, van den Bosch en Goede. Suppletoire gemeente-begrooting en regeling van uitgaven. 10. Burgemeester en Wethouders hebben den Gemeen teraad voorgesteld, te besluiten a. tot vaststelling eener suppletoire begrooting, dienst 1896, sluitende in ontvang en uitgaaf op f 8000, b. tot het doen van af- en overschrijvingen op de gemeente- begrooting, dienst 1896, tot een bedrag van f 2862,215 op posten, waarvan bij de begrooting zelve reeds mach tiging is verleend c. tot het voldoen van f 794,43 uit cfen post voor on voorziene uitgaven op dezelfde begrooting d. tot het doen van eene afschrijving, groot f 5166,43®, van den post voor onvoorziene uitgaven en van over schrijving tot dit bedrag op onderscheidene andere posten dierzelfde begrootingomtrent welke af- en over schrijvingen de goedkeuring van de Gedeputeerde Sta ten zal moeten worden gevraagd. De gedane voorstellen worden achtereenvolgend zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Verordeningregelende den werkkring der vaste commissie voor de gasfabriek. 11. Bij raadsbesluit van 23 Mei 1883 werd op voor dracht van B. en W. besloten tot het instellen van eene commissie van bijstand in het beheer der gemeentelijke gasfabriek (art. 54 al. 2 Gemeentewet). Tot heden werd de werkkring dier commissio ingevolge art. 55 dier wet niet geregeld. Ten einde aan dat verzuim tegemoet te komen bieden Burg. en Weth. thans eene verordening ter vaststelling aan waarin die werkkring wordt om schreven. Ten gevolge der nieuwe wijze van afkondiging van plaatselijke verordeningen en andere stnkken waardoor ook de thans aangebodene in het gemeenteblad zal wor den opgenomen en algemeen verkrijgbaar gesteld achten wij de opname in dit verslag onnoodig. De Voorzitter stelt aan de orde de algemeene strek king der verordening. Den heer Kr aak-man komt het voor, dat deze ver ordening vóór hare behandeling nog wel in handen eener commissie mag worden gesteld, hetzij eener speciale com missie, hetzij die voor financiën. Eene nauwkeurige over weging mag naar spr oordeel nog wel voorafgaan. De heer Bruinvis zegtdat het eerste ontwerp van B. en W. in handen is gesteld van de commissie voor de gasfabriek. Deze had daartegen enkele bezwaren. Deels is daaraan tegemoet gekomen. De meeste artikelen bevatten echter niets meer dan wat nu reeds bestaat terwijl het overige in den tijd, dat de commissie bestaatgebleken is noodzakelijk te zijn. Spr. meent niet, dat deze verordening nog de studie eener bijzondere commissie vereischt. De heer Kraakman heeft vooral bedenkingen tegen de in de artikelen 5 8 en 10 aan de commissie toege kende bevoegdheden. De heer de Groot kan daarin medegaan. Vooral wat de uitvoering van werken aangaat. Indertijd is de groote gashouder uit de hand aanbesteed. Hij stelt ongetwijfeld veel vertrouwen in de commissiemaar hij vindt toch eene uitvoering aldus niet goed. De heer Bruinvis gelooft, dat vorige sprekers den aard der commissie voorbij zien. 't Is eene commissie van bijstand. Zij kan alzoo niets doen zonder machtiging van B. en W. De Baad houdt bovendien de koorden der beurs in handen. De heer Kraakman blijft er bij, dat art 8 aan de commissie een recht geeft, wat feitelijk aan den Baad behoort. De commissie toch zal alle uitgaven mogen doen, als ze maar uit de gewone inkomsten kunnen worden bestreden. Onlangs heeft de commissie nog een teerput laten ma ken, zonder dat de Raad daarvan kennis droeg. Dit keurt spr. niet goed. De heer Boelmans ter Spil is tegen de benoe ming eener commissie. Spr. meent, dat daartoe hoege naamd geene aanleiding bestaat. Men moet de wijze van werking van den Raad niet uit het oog verliezen. Als iemand zich met de strekking van een artikel niet kan vereenigen, laat die dan een amendement indienen. De heer K raakman meent, dat wat vorige spr. op merkt, de behandeling geldt van alle zaken. Doch voor meer belangrijke 'zaken acht hij eene commissie wel noodig. Sprekers voorstel, om eene commissie te benoemen wordt in stemming gebracht en aangenomen met 11 tegen 6 stemmen. Tegen stemden de heeren Vonk Bruinvis, de Sonnaville, de Wit, Boelmaus ter Spill en Canters. Op voorstel van den Voorzitter wordt alsnu over gegaan tot het benoemen eener specialo commissie van 3 leden. Daartoe worden benoemd bij eerste stemming de heeren Kraakman met 11 en Boelmans ter Spill met 10 stem men. Bij 2e stemmingtwordt geen volstrekte meerderheid verkregen, waardoor herstemming moet plaats vinden tusschen de heeren de Groot en Canters, als hebbende de meeste stemmen op zich vereenigd. Bij herstemming wordt als derde lid benoemd de heer de Groot met 11 stemmen. Intrekking van raadsbesluiten waarbij open bare puin plaatsen *zljn aangewezen. 12. Art. 136 der Algemeene Politie-verordening draagt het aanwijzen der plaatsen waar puin, grind, afbraak, takken of dergelijke voorwerpen kunnen worden neder- geworpen aan het college van B. en W. op. Als gevolg daarvan wordt de Raad uitgenoodigd te besluiten het raadsbesluit van 11 Augustus 1869 No. 14, waarbij openbare puinplaatsen zijn aangewezen (Gemeenteblad No. 67 van 1869) zooals dat is gewijzigd bij raadsbesluit van 2 October 1872 No. 11 (Gemeenteblad No. 109 van 1872) in te trekken. De heer de Wit vraagt, of nu de puinplaats bij het gasthuis wordt opgeruimd. De Voorzitter antwoordt bevestigend. Tot de intrekking wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming besloten. Rekening Algemeene Bewaarschool over 1896. 13. Het onderzoek der rekening van de, een gemeen telijke subsidie van f 500 genietendeAlgemeene Be waarschool over het jaar 1895 heeft de commissie tot de belastingzaken enz. geene aanleiding gegeven tot het maken van aanmerkingen. Aan de aandacht der com missie ontging niet de voortdurende afneming van de bijdragen van leden en begunstigers tot instandhouding der school waarvan het bedrag beliep f 403.75 tegen f 448f 504,25 en f 538,75 in de 3 vroegere jaren en niet minder de nog grootere afneming van het batig saldo der rekeningthans nog f 276,40 bedragende tegen f 346,52, f 555,29 en f 603,37 in dezelfde vorige jaren. Het bestuur der school zalom haar voortbe staan niet in gevaar te stellen, zich bezig moeten houden met het beramen van maatregelen om dezen financieelen teruggang te stuiten en niet te doen verergeren. De commissie stelt voor te besluitende rekening goed te keuren in ontvang op f 1705,60 in uitgaaf op f 1429,50 en met een batig saldo van f 276.10 en te bepalon dat dit saldo van f 276.10 wordt over gebracht als eerste post van ontvang op de rekening van het jaar 1897. Zonder hoofdelijke stemming het voorstel aangenomen. Suppletoire begrooting gasthuis. Af- en overschrijvingen. 14. Regenten van hef Mannen- en Vrouwengasthuis hebben voor den dienst van het jaar 1896 ingeleverd een voorstel tot afschrijving van f 588,47 op twaalf en over schrijving van hetzelfde bedrag op zes andere hoofd stukken hunner begrootingalsmede eene suppletoire begrooting waarbij tot sluiting der rekening een nader subsidie uit de gemeentekas wordt aangevraagd van f 444.27, een en ander nader in eene memorie toegelicht. De commissie tot de belasting enz. adviseert tot goed keuring van de voorgestelde af- en overschrijvingen en tot vaststelling van de ingezonden suppletoire begrooting. Zonder hoofdelijke stemming wordt hiertoe besloten. Rekening Schuttersraad, dienst 1896. 15. De kennisneming der door den Schuttersraad den 10 dezer onderzochte en goedgekeurde rekening en ver antwoording van ontvang en uitgaaf bij de d.d. schutterij gedurende het jaar 1896 overtuigde de commissie tot de belastingzaken opnieuw dat er ernstig getracht wordt om de kosten dezer instelling voor de gemeente zoo wei nig mogelijk bezwarend te maken. De uitgaven te zamen geraamd op f 2653 beliepen 1805,86, of f 847,14 minder, waardoor de toelage uit de gemeentekas begroot op f 2538, kon beperkt blijven tot f 1687,07 of f 850,93 lager. De uitgaven zijn door kwitantiën bewezen en gaven geen aanleiding tot eenige aanmerkingenwaarom de commissie voorstelt de rekening en verantwoording goed te keuren en vast te stellen in ontvang en uitgaaf op f 1805,86. De rekening aldus zonder hoofdelijke stemming goed gekeurd. Wordt vervolgd. Drukkerjj van Herms Ooster Zoon.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1897 | | pagina 8