No. 6(5. Eerste wad. Wegen en Wegentigste Jaargang;
1897.
V EIJ D A
4 JUNI.
ALK1AARSCHE COURANT.
Deze Courant wordt IMnsdag-, donderdag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per
3 maanden voor Alkmaar 0,80; franco door het
geheele rijk 1,
3 Nummers f O.OÖ. Afzonderlijke nummers 3 ets.
"Telefoonnummer
Prijs der gewone Advertentlën
Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HEBMs. COS-
TER ZOON.
Mr. W. VAN OER KAAV.
Dinsdagavond hield de minister van justitie mr.
W. van der K a a y, daartoe uitgenoodigd door de
Centrale lib. Kiesvereeniging en «Eensgezindheid'' in het
lokaal Harmonie eene politieke voordracht. Daar de
voorzitter der Centrale, de heer 0. Bosman, door onge
steldheid verhinderd was, werd de vergadering geopend
door den heer S. de Jongh van Stompetoren, met onge
veer deze woorden
Door de Centrale lib. Kiesvereeniging, waartoe krach
tens de laatste overeenkomst ook «Eensgezindheid" be
hoort, is met algemeens stemmen tot candidaat voor het
lidmaatschap van de 2e kamer gekozen de heer Mr. W.
VAN DER KAAY, minister van justitie, die als geboren
Alkmaarder, als de man, die gedurende een reeks van
jaren het district heeft vertegenwoordigd, die nog de
vertegenwoordiger was, toen hij lid van het ministerie
werd, zeer zeker geen onbekende mag heeten. Toch heb
ben de besturen der beide kiesvereenigingen het wensche
lijk geacht, dat door Mr. W. VAN DER KAAY eene
politieke lezing werd gehouden en op het daartoe tot
hem gerichte verzoek, ontvingen wij een zeer welwillend
antwoord, doch onder de uitdrukkelijke voorwaarde, dat
er geen debat zou zijn. Door de ongesteldheid van den
heer Bosman is mij het presideeren opgedragen en nu ik
gereed sta, deze vergadering te openen, komt mij onwil
lekeurig in de gedachte de persoon, die zoo langen tijd
voorzitter dezer vereeniging is geweest, Mr. A. P. de
Lange, die toen Mr. van der Kaay minister werd, afge
vaardigd werd door dit district en die dit voorjaar is
overleden. Bij de teraardebestelling waren vele vrienden
en belangstellenden tegenwoordig en toen het stoffelijk
overschot in de groeve neergedaald was, was het Mr.
van der Kaay, die het eerst het woord nam en in waar-
deerende woorden schetste, wie hij was geweest en nu
is het voor mij een eigenaardige gedachte, dat de eerste
candidaat, die voor ons optreedt, is Mr. W. van der
Kaay, dien Mr. A. P, de Lange destijds heeft vervangsn.
Me! den wensch, dat do oude banden vaster worden
gehecht, nieuwe banden zullen worden aangeknoopt en
de stembus op 15 Juni a.s. spreke ten gunste van Mr.
W. van der Kaay, open ik de bijeenkomst en geef ik'
het woord aan Z. Exc. den minister van justitie.
Door Mr. van der Kaay werd nu de volgende rede
uitgesproken
Besturen en leden der Centr. Lib. Kiesvereeniging en
«Eensgezindheidkiezers en belangstellendenmede
burgers
Ik ben hier gekomen op de gemeenschappelijke uit-
noodiging van de besturen der beide vereenigingen om
een politieke voordracht te houden. Was dat noodig?
Was dat wenschelijk Ik ben in uw midden niet onbe
kend. Tot het einde van '73 heb ik hier gewoond
en gewerkt en dikwijls in het openbaar gesproken
en geschreven maar dat is al lang geleden. Van 1875
tot in 1894 was ik afgevaardigde aanvankelijk van het
dubbele, later van het enkelvoudige kiesdistrict Alkmaar.
In die jaren heb ik ook menigmaal in verschillende
plaatsen in het openbaar gesproken. Ik ben u dus nooit
geheel vreemd geworden en wat ik als lid der 2e Kamer
en als minister deed en sprak is van algemeene bekend
heid. Ik zou dus kunnen meenen, dat het niet noodig
was mij bekend te maken, doch er is in de laatste jaren
veel gebeurd, verscheidene zaken van algemeen belang
zijn meer op den voorgrond getreden en daaronder zou
den er kunnen zijn, waaromtrent mijn gevoelen minder
bekend is. Ook kan ik mij bij de nieuwe kiezers moeilijk
een bekende noemen. Er was dus wel reden om aan het
verzoek te voldoen en daarom ben ik hier gekomen en
nu vraagt Gij wat Gij heden van mij kunt verwachten.
Ge kunt niet van mij verwachten eene bespreking van
allerlei economische en politieke vraagstukken, geen be
spreking, die er op ingericht is tegenstanders te over
tuigen en te bekeeren, daartoe is er in eene bijeenkomst
als deze geen tijd.
Ondersteld, dat ik bijv. de voordeelen van het vrije
ruilverkeer wilde uiteenzetten tegenover schaal- of graan
rechten of andere beschermende maatregelen, voor dat
onderwerp alleen reeds zou de tijd hier onvoldoende zijn.
Wie daarvan meer wil weten, kan ik beter verwijzen
naar de^ blaadjes uitgegeven door de vereeniging «het
vrije ruilverkeer" of de brochure van het kamerlid de
Boer. Ik ben niet gekomen om te debatteeren over de
of andere kwestie, maar alleen om mijn gevoelen,
mijn^ inzichten mede te deelen en duidelijk te maken,
hoe ik over het een en ander denk en hoe ik gezind zou
zijn te handelen.
Het oordeel blijve aan de kiezers
Ik ben niet gekomen om mij aan te bevelen, doch ik
wil beoordeeld worden naar eigen woorden en daden en
niet naar scheeve voorstellingen.
Ik wil niet verder gaan zonder eerstin navol
ging van den voorzitter, te gewagen van de droeve ge
beurtenis, die aanleiding heeft gegeven tot mijne candi-
daatstelling, ook voor de verkiezing op 20 April.
Ik bedoel den dood van Mr. A. P. de Lange. Ware
zijn nuttig leven niet zoo vroeg, in de volle kracht, afge
sneden, ik zou hier niet voor u staan als candidaat voor
de tweede kamer. Van alle zijden, ook door hen, die
zijne politieke denkbeelden niet deelden, is hulde gebracht
aan zijn karakter, zijn kennis, zijne groote verdiensten.
Gij kunt begrijpen, hoe ik me' die hulde van ganscher
harte instem, hoe diep ik zijn droevig verscheiden be
treur. Over zijn opvolger zijn de lib. kiesvereenigingen
in dit district niet tot overeenstemming kunnen komen.
Dat doet mij leed. De leden der kiesvereeniging weten,
dat ik gaarne had gewenscht, dat het anders had kunnen
zijn, doch dat bleek niet mogelijk en ten slotte heb ik
volkomen geëerbiedigd het oordeel der beide vereenigin
gen, die mij candidaat hebben gesteld.
De kiezers moeten kiezen naar eigen vrije overtuiging.
De kiesvereenigingen hebben mij uitdrukkelijk verklaard,
dat zij den candidaatdie reeds onherroepelijk, door
anderen was gesteld, niet kondén overnemen en de weg,
om tot een vergelijk te konmnwas afgesneden. Het
stellen van een tweeden liberalen candidaat kon ik niet
verhinderen. Had ik mjj teruggetrokken, dan had ik
daardoor alleen dit bereikt, dat een andere candidaat
naast den heer Fokker werd gbsteld en dat ik persoon
lijk uit het gedrang bleef. Doch eigen gemak, de lust
om mogelijke onaangenaamheden te vermijden, mocht
den doorslag niet geven. Maar ik stel mij bloot aan het
gevaar van een nederlaag. Dat is de gewone uitdrukking,
die evenwel niet juist is. Niet de candidaat doch de
kiesvereeniging lijdt de nederlaagindien hij niet ge
kozen wordt. Hoe men daar echter over moge denken,
hij die handelt naar overtuiging en naar hetgeen hij zijn
plicht acht, behoeft zich nooit vernederd te gevoelen.
De ijdelheid moet geen gewicht in de schaal leggen. Men
behoeft zich nooit te schamen over een nederlaag in
eerlijken strijd geleden, wel voor eene overwinning met
bedenkelijke middelen behaald.
Door mij terug te trekkenhad ik de kiezers in hunne
vrije keuze belemmerd. De caudidaten behooren niet op-
gedron en, of van hooger hand te worden aangewezen.
De kiesvereenigingen handhaafden hun recht door zich
niet te gedragen naar de uitspraak van anderen.
Als liberaal candidaat sta ik in de eerste plaats tegen
over den candidaat, gesteld door de Katholieken en Anti
revolutionairen. Ik zal hier niet lang bij stilstaan, doch
wil een p ar opmerkingen maken. Men heeft van die
zijde der liberale partij verweten, dat het liberalisme ia
theorie tegen den godsdienst is gekant. Tegen die be
schuldiging kom ik met allee nadruk in verzet. Noch
in theorie, nóch in praktijk is het liberalisme tegen den
godsdienst gekant, of den godsdienst vijandig gezind,
maar het duldt niet, dat eenig kerkelijk gezag, eenig
kerkgenootschap zal uitmaken wat voor den staatsburger
recht is en welken weg de regeering, bij de behartiging
der algemeene belangen zal bewandelen.
De behartiging der godsdienstige belangen laat de lib.
partij met volle vrijheid over aan de kerkgenootschappen
en godsdienstige vereenigingen. Nergens is die vrijheid
grooter dan hier te lande. Zal daarom de godsdienst
geen invloed hebben op wetgeving en bestuur Onge
twijfeld het zou zelfs, ook al wilde men dat, onmogelijk
zijn dien invloed tegen te gaan. Wat b.v. Thorbecke
omtrent dit punt eenmaal zeide, is nog altijd waar en
zal eeuwig waar blijven
«De overheid niet dienstbaar aan eenige kerk, en de
«kerk niet dienstbaar aan de overheid. Wil dat zeggen,
dat het Christendom vreemd is aan den Staat of hetgeen
van staatswege geschiedt
«Neen, het Christendom heeft onze wetgeving en ons
«bestuur, onze samenleving en onze zeden doortrokken.
«Het Christendom is niet gebleven binnen de kerk
«het is een burgerlijke kracht geworden; de ziel onzer
«beschaving, een stroom, die zich door alle aderen der
«maatschappij heeft uitgestort. Het is deze invloed, die
«zich van zelf, de wet spreke of zwijge, zal doen gevoelen
En dat zal meer en meer het geval zijn, als de leer
stellingen van het Christendom zich niet hoofdzakelijk in
woorden, maar vooral in daden krachtig openbaren/Laat
ik een voorbeeld noemen.
Men gaat over tot herziening der armenwet of men
acht het noodig door bijzondere wetsbepalingen de maat
schappelijke zwakken te steunen. Is het dan denkbaar,
dat het daarbij van geenerlei invloed zou zijn, of het
tweede hoofdgebod aan het eerste gebod gelijk: «Hebt
uw naasten lief als uzelven," is doorgedrongen in het
hart der natie en van hare vertegenwoordigers op het
binnenhol Maar, dat zon immers onmogelijk zijn
Len tweede verwijt is, dat het liberalisme het huisgezin
en daarmede de grondslagen van het vaderland onder
mijnt, o. a. door de echtscheiding mogelijk te maken en
door de erkenning van allerlei vereenigingen.
Ook dat verwijt is onverdiend. Waarheid is, dat onze
algemeene burgerlijke wet, die moet gelden voor Jood en
Christen, Roomsch en Onroomsch, zich niet richten niet
mag richten naar de uitspraak vau eenig kerkelijk gezag.
Er wenen in ons land naast Christenen niet-Christonen
en nu zou het wel heel ver gaan, aan Protestanten en
aan hen, die geen Christenen zjjn de echtscheiding te
verbieden, omdat de R. C. Kerk haar veroordeelt. De
Katholiek, die echtscheiding niet geoorloofd acht, behoeft
daartoe immers niet over te gaan. Ook voor hem is
gezorgd, als de toestand ondragelijk wordt, door middel
van de scheiding tusschen tafel en bed, wat de R 0. Kerk
niet veroordeelt.
Zoo kan ieder handelen naar de voorschriften van zijn
kerkgenootschap, overeenkomstig zijn geloof, overeenkom
stig zjjn geweten, hetzij hij al of niet tot een kerkge
nootschap behoort.
Ik zou wel eens willen weten, of de bondgenooten der
katholiekende antirevolutionairen, dit bezwaar tegen
onze wet onderschrijven, ja ik ben overtuigd, dat de
meeste Katholieken zeiven dit verwijt ongegrond achten.
En nn de erkenning van vereenigingen. Jaarlijks ver
zoeken tal van vereenigingen erkend te worden, vereeni
gingen die elkander bestrijden en tegenwerken en nu zal
men toch wel begrijpen, dat de Regeering van een vrij
land niet vóór of tegen een vereeniging mag partij
kiezen. Maar als dan bijv. een kath. vereeniging wordt
erkend die het Protestantisme bestrijdt en later eene
Protestautsche, die het Katholicisme beoorloogt, dan zal
men toch niet gaan zeggen, dat de regeering aan beide
haar bijval schenkt. Men laat ze eenvoudig toe, meer
niet. De regeering is niet en mag niet zijn geloofsrechter
of zedemeester. Alleen waar de wet wordt overtreden of
de goede zeden worden aangerand of iets dergelijks, daar
komt niet de regeering, maar de rechter tusschenbeide.
De heeren, die aan de lib. partij dit verwijten, hebben
van de vrijheid een ander denkbeeld dan wij. Hunne
vrijheid is als die in Rusland en Turkije, de Czaar en
de Sultan laten ook alleen dat toe, wat zij nuttig en
noodig oordeelen. Het kenmerk van een vrijzinnige regee
ring is, dat zij ook toelaat, wat zij minder wenschelijk,
ja zelfs bedenkelijk acht.
Dat is vrijheid. Vrijheid van drukpers en recht van
vereenigiDg en vergadering staan in dat opzicht gelijk.
In onderling verbond willen anti-revolutionairen en
katholieken aan Nederland een christelijke regeering
bezorgen, een christelijke regeering natuurlijk in denzin
van de Kath. en Antirev. Wat al aanstonds bijzonder treft
is, dat ons hier wordt aangeboden een christendom boven
geloofsverdeeldheid, dat tot nog toe door beide partijen
werd veroordeeld.
Bij alle sociale vragen is, volgens het kath. program,
de Encycliek Rerum Novarum de grondwet en op politiek
gebied is het kerkelijk gezag de eenige veilige wegwijzer.
Volgens het program der antirev. blijft hunne partij den
grondtoon van on» volkskarakter vertegenwoordigen,
zooals aat onder den invloed der hervorming zijn stempel
ontving en is hot staatsgezag niet door de uitspraak
van eenige kerk, maar alleen in de vrije consciëntie dei-
overheidspersonen aan de ordonnantiën Gods gebonden.
Een hemelsbreed verschil, dat echter niet zal beletten
ons een christelijke regeering te bezorgen boven geloofs
verdeeldheid. Geen andere dan kath. of antirev.. ambte
naren zijn voor zulk een regeering bruikbaar. De gods
dienstige gevoelens zullen bij benoemingen den doorslag
geven en eike wet, elke regeeringsmaatregel zal getoetst
worden èn aan het kath. kerkelijk gezag èn aan de uit-
legging die de antirev. gelieven te geven aan Gods
woord.
Vaar twee anti-liberale partijen, die op zoo verschil
lenden grondslag staan, willen regeeren, daar is één ding
zeker, er zal meer geld, dan in 1889 door de leiders der-
partijen zelf voldoende werd verklaard, worden geëischt
voor het bijzonder onderwijs, terwijl verder in het voor
uitzicht word gesteld: herstel van de doodstraf, vrijheid
om niet gevaccineerde kinderen naar school te zenden,
invoering van schaal- of graanrechten, dus duurder brood en
beperking van de vrijheid van vereeniging en vergadering
en geen persoonlijke dienstplicht.
Overigens zal deze dubbele regeering zoo vrij zijn, als
twee mannen, die aan elkander zijn geboeid.
Een derde verwijt aan de liberalen is, dat door hen
de souvereiniteit van het Huis van Oranje door hen
schromelijk wordt miskendIk heb er over verbaasd
gestaan, dat de candidaat der antirev. in dit district
die woorden over zijn lippen heeft laten gaan. En zoo
iets wordt maar klakkeloos gezegd zonder bewijsvoering.
Ik heb er alleen dit op te antwoorden wanneer iemand
dergelijke dingen zegt zonder aanvoering van deugdelijke
bewijzen, dan heeft hij het gebied betreden, waar de
verdachtmaking hoogtijd viert en waar de tegenpartij
zich niet verwaardigt een woord tot haar verdediging
te spreken. De heer van Asch van Wijok had zich wel
wat bescheidener mogen uitdrukken. Het antirev. pro
gram is op het punt van het Koninklijk gezag al zeer
gematigd en koel. Men oordeele. Art. 6 luidt:
«Op zich zelf geen enkelen staatsvorm den eenig bruik-
baren keurende, erkent zij het aan de grondwet gebon
den koningschapgelijk zich dit ten onzent geleidelijk
uit de republiek der vorige eeuw heeft ontwikkeld, als
den voor Nederland meest geschikten regeeringsvorm."
Daaruit^ spreekt allerminst bruisende liefde voor het
"V orstenhuis, en uitbreiding van het koninklijk gezag
komt dan ook niet op dit program voor.
Merkwaardig dat de heer Smidt, bestuurslid der Lib.
nis, en haar candidaat te Dordrecht, daarentegen den
rechtervleugel dor lib. partij, waartoe dan ook ik zou
oehooren, juist het tegengestelde verwijt, nl. dat hij den
invloed van het parlement wil verminderen en de konink
lijke macht uitbreiden.
aar men tegenover zulke tegenstrijdige verwijten
staat, kan men wel niet anders doen, dan de schouders
ophalen. Wat do anti- lib. partijen betreft, moen ik het
hierbij te kunnen laten.
"V an liberale zijde en dit is van meer gewicht
wordt tegen mij aangevoerd, dat ik behoor tot de oud
liberalen of couservatief-liberalen.
Geen der beide namen wil ik mij laten aanleunen.
Men zal er onder verstaan iemand, dies zich met den