Mr. \V. van der Kaay. BJegen en RiTegentigste Jaargang. 1897. ZONDAG 6 JUNI. Mr. van der K.aay Spijkers op laag water. ^0. ()7. Eerste blad. ALRMAARSCHE CÖIJRAAT Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar 0,80; franco door het geheele rijk 1, 3 Nummers f 0,06. Afzonderlijke nummers 3 ets. Prijs der gewone Advertentlën Per regel f 0,13. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HEBMs. COS- TER ZOON. Telefoonnummer: 3. Wanneer het waar is, dat in het woord s vrijzinnig" allereerst het begrip van vrijheid ligt opgesloten en alleen hij, die streeft naar vrijheid, vrijzinnig mag heeten, naar vrijheid van geweten bovenal, dan valt het in het oog, hoe de woorden: »oud liberaal" of conservatief li beraal,'' toegepast op Mr. W. VAN DER KAAY, scheld woorden zijn van bedenkelijk gehalte. Met groote hel derheid blijkt uit zijne rede, jongstleden Dinsdag hier gehouden, dat het enkele verschil, dat tusschen hem en de vooruitstrevendbn" bestaat, alleen gelegen is in de ver schillende wijze van beantwoording van het vragenboekje der Liberale Unie. Waar Mr. FOKKER op alles ja en amen zegt, »ja ik, van ganscher harte," daar vraagt Mr. VAN DER KAAY naar de beteekenis dier vragen, en wil hij zich een nader onderzoek voorbehouden naar de waarde van de wetsontwerpen, waarin die in enkele zin sneden van het Unie-program aangegeven hoogst inge wikkelde en moeielijke zaken zullen worden uitgewerkt en geregeld. Daarenboven wil hij zich voorbehouden de vrijheid om aantenemen wat hem goed voorkomt, wanneer hij voor het oogenblik het betere niet bruikbaar acht. Is niet de werkzaamheid der Tweede Kamer, vraagt Mr. Mr. VAN DER KAAY, juist gelegen in het gemeen schappelijk overleg En wij zouden er aan willen toe voegen Kan en mag een verstandig en eerlijk man ooit anders doen Wanneer het ons ernst is met voor uitgang, mogen wij dan de middelen tot verbetering af wijzen, die ons door anderen geboden worden, omdat zij niet in alle onderdeelen strooken met onze eigen gevoelens, onze eigen inzichten en sympathieën Wie dat doen, zijn onbruikbare, onverstandige heethoofden. Koppige men sehen, die wars zijn van vrijheid eD van vrijzinnigheid. In dien geest zijn de Czaar en de Sultan vrijzinnig, die alleen wat zij goed achten toelaten en aan hunne onder danen veroorlooven. Wie zich dus ernstig, in het belang der vrijheid, tegen het drijven en dwingen verzet, wie zich voorbehoudt naar eigen overtuiging en geweten te handelen, wanneer uit den bloesem van het program het rijpe wetsontwerp als vrucht zal zijn voortgekomen, die wordt thans verketterd en uitgekreten voor oud-liberaal of voor conservatief I Maar er zijn ergerlijker dingen gezegd dan deze scheld woorden, die men met een schouderophalen beantwoorden kan. Men moet zich schamen, zegt Mr. VAN DER KAAY, zelfs over een zegepraal, indien die met beden kelijke middelen behaald is. »Wat men wille, men doe het op heilige wijs.'' En is het dan niet betreurens waardig, dat een man als Mr. SMIDT, oud-minister van Justitie, zulk een scherpe terechtwijzing moest ontvangen een man, die zooveel goeds aan de liberale partij heeft gedaan, en die nu in verblinden politieken hartstocht, zelfs geen lasterlijke aautijgingen ontziet als middel om zijn doel te bereiken Willen wij hiermede zeggen, dat er een smet ligt op de fractie der liberale partij, waartoe Mr. SMIDT thans behoort Die partij is voor zijne woorden en daden niet aansprakelijk. Maar wij willen toch de woorden van Mr. VAN DER KAAY als eene waarschuwing opvatten, waar hij zegt gekomen te zijn, niet om zich aantebe- velen, maar teneinde beoordeeld te worden naar eigen woorden en daden en niet naar scheve voorstellingen, geruchten of praatjes en valsche gevolgtrekkingen. En dan willen wij niet geheel onopgemerkt laten dat in dit district aan onze uitgesproken meening een scheve voor stelling wordt gegeven wij zeggen niet opzettelijk, maar uit gebrek aan nadenken of inzicht. Er wordt ons ver weten een politiek gescharrel met de Katholieken, omdat wij in ons artikel Verrassingen" wezen op de politieke richting, die naar onze overtuiging do Katholieke partij behoorde te volgen, die zij in het heldentijdperk van het liberalisme is opgegaan, die zij zeer terecht bij de ver kiezingen in 1894 heeft ingeslagen. Scharrelen is knoeien is over en weer elkanders steun koopsn, is beloften doen tegen eigen overtuiging en be ginsel in ter bereiking van een speciaal doel. Zoo is het een gescharrel en geknoei, waar de roomschen en de antirevolutionairen, van huis uit volslagen antagonisten, zich verbinden, ter verkrijging van de confessioneele uni versiteit en hoogere burgerschool, tot eene gemeenschap- gelijke politieke actie. Zoo is het verbond van »liberale" (n.b protectionisten met antirevolutionairen een begin selloos, weerzinwekkend gescharrel, ter wille van de buit van beschermende rechten die echter door de anti revolutionairen niet worden begeerd en meer dan waar schijnlijk niet eenmaal zullen komenwan neer het confessioneel onderwijs mocht zijn inge voerd en de geestelijke vorming van het nageslacht gegeven in de handen van den priester en den recbtzin- nigen predikant. Wij wijzen de katholieken nogmaals op een fierder politiek, waarbij zij volgens eigen vrijen wil, onafhanke lijk van ons en wij onafhankelijk van hen, evenals in 1894, de staatkundige richting behooren te kiezen, die hunne traditioneels beginselen hun voorschrijven. Maar wij gaau niet naar Oanossa. En wij vragen evenmin de goedkeuring der bisschoppen, gelijk de politieke vrienden van mr. Smidt in een vooruitstrevende nachtmerrie heb ben gedroomd. Wat wij wenschen en herhalen is dat de katholieken zich bewust worden dat hun toekomst even zeer als de onze ligt in het volgen der vrijzinnige be ginselen. Er zijn van die argumenten, aan de kinderkamer ont leend, waaraau zelfs sdemoeratische liberalen" zich niet kunnen ontworstelen. Als Jantje zich stoot aan de tafel, zegt Jantje »Stoute tafel". En als de vooruitstrevenden in hun eigen blad zich schuldig maken aan grove en onbehoorlijke uitlatingen, zeggen zij: sStoule Alkmaar- sche Courant." Of wel wanneer wij onbewimpeld en zon der eenigen eisch van reciprociteit verklaren dat wij bij herstemming den candidaat der liberalen zullen stem - men, die in herstemming komen zal, dan is he: ant woord »gelukkig voor u"! vervreemd ons nu niet meer Wij hebben er niets tegen dat men zijn candidaat aanbeveelt en met warmte voor hem in het strijdperk treedtwij juichen het toe, wanneer men er in slaagt deugdelijke en principieele argumenten te ontwikkelen, die tot zijne verkiezing kunnen bijdragen. Maar wordt! een man als Mr. FOKKER gediend door een dergelijk kinderlijk betoog Bemerkt men dan niet den spottenden glimlach van de tegenpartij? Gevoelt men niet de afbreuk die men aan zichzelf doet door zulk eene armzalige re- deneeriug Laat ons niet vergeten, zei aan het slot zijner hoogst belangrijke rede, dat onze familienaam sliberaal" is. Laat ons in het oog boude n dat ons aller belang dringend gebiedt dat wij in de toekomst samengaan. Laten wij wenschen dat de wijstieid niet zal moeten worden gekocht door eene harde onder vinding onder het juk van kerkelijke overheersching. Men kent de uitlating van mr H. J. Smidt, den candidaat der Liberale Unie-partij te Dordrecht omtrent den iuvloed, die de R. C. Bisschoppen op de samenstel ling van het ministerie-van Houten zouden hebben gehad. Mr. van der Kaay zeide daarover in zijne lezing van Dinsdag jl. »In een verslag zijner (mr. Smidt's) redevoering lees ik deze woorden: »Het is in staatkundige kringen bekend, dat op de samenstelling van dit ministerie vooraf goedkeuring is gevraagd en verkregen van de R O. Bisschoppen." »Dit is een zeer leelijke, zeer ergerlijke bewering. »Als het in Nederland werkelijk zoover was gekomen, dan zou dit voor de natie een oorzaak tot rechtmatige ergernis kunnen zijn. Zoo iets zou zij niet kunnen dulden. »Ik ken de staatkundige kringen, waarin de heer Smidt verkeert, nie maar ik zou hem toch den goeden raad willen geven, iets voorzichtiger te zijn in de keuze van zijn conversatie. »Want wat in die kringen is gezegd is niets dan een grove onwaarheid. »Het is al zeer opmerkelijk, dat wat dan in die staat kundige kringen is verteld, eerst ruchtbaar wordt drie jaren na de samenstelling van het Ministerie. Niemand schijnt er vroeger van gehoord te hebben. Het schijnt dat de heer Smidt het ook eerst later in zijn staatkun dige kringen heeft gehoord. Althans in 1894 heeft hij in een brochure al de fiolen van zjju toorn over de oud liberalen uitgestort, maar daarin komt deze zware be schuldiging niet voor. »Zij is toch werkelijk niet zoo onbeduidend, dat men haar bij zoon gelegenheid zou kunnen vergeten. »Over de samenstelling van het ministerie is noch rechtstreeks, noch zijdelings met eenig geestelijk persoon geraadpleegd. »Wilt gij 't hooren van den heer Roëll, den formeerder zelf, welnu ik ben gemachtigd de schriftelijke verklaring van den heer Roëll voor te lezen, waarin hij verzekert „dat hijdie in Mei 1894 door het vertrouwen van H. M. de Koningin-Weduwe-Regentes met de samenstelling van een kabinet werd belastnoch zelf, noch ook door tussehenkomst van anderen zich dienaangaande met een of meer van de R. C. Bisschoppen in betrekking heeft gesteld." »Het blijkt das, dat in de staatkundige kringen, die de heer Smidt bezoekt, kwaadsprekendheid en verdachtmaking welig tieren en dat men er geen bezwaar in ziet, zelfs de meest bedenkelijke geruchtenuit hoe troebele bron misschien voortgekomen, eenvoudig te verspreiden zonder zich de moeite te getroosten, om te onderzoeken of zij althans op eenigen redelijken grond steunen. Ik zou den heer Smidt ernstig aanraden, zulke kringen in het vervolg te vermijden. In zijn zegsman moet hij wel onbeperkt vertrouwen stellen dat hij zelfalvorens het gehoorde in het openbaar te vertellen, het niet noodig heeft geoor deeld een onderzoek naar de geloofwaardigheid in te stellen. Ilij zal zich tegen dien zegsman in het vervolg wat meer in acht moe.en nemen." Mr. Smidt heeft gemeend deze positieve weerlegging niet onbeantwoord te moeten laten, en plaatste onder staand schrijven in het Vaderland." Volgens het verslag heeft de minister Van der Kaay te Alkmaar gezegd: »mr. Smidt vertelde, dat het oordeel en de goedkeuring der bisschoppen waren verkregen over het tegenwoordig ministerie Noch zijdelings, noch direct heeft de formeerder van het Kabinet, de heer Roel, de bisschoppen gehoord." »Dit laatste zeide de heer Van der Kaay, als daartoe gemachtigd »namens den heer Roëll." »Beide mannen zijn door mij steeds als waarheidlie vende mannen beschouwd en ik neem daarom tegen alle verhalen en verzekeringen in, die met bijvoe ging van allerlei bijzonderheden reeds geruimen tijd de ronde deden het als een boos verzinsel aan, dat bij de formatie van het tegenwoordig Kabinet invloed of goedkeuring van de R. K. geestelijkheid plaats vond. »Voor het overige echter kan ik mij bij het door den heer Van der Kaay gesprokene niet neerleggen. »Den grovon vorm en ruwen toon ga ik voorbij, om dadelijk op de zaak zelf te komen. »Die een ander en vooral op die wijze terecht wil wijzen, moet vóór alles zelf correct zijn. Nu heb ik nimmer verteld wat de heer v. d. Kaay mij in den mond legt. Te Dordrecht heb ik in een toespraak gewe zen op onderscheidene omstandigheden, die aantoonden, dat het tegenwoordig Ministerie onder den duim zat van de Roomsch-Katholieken en van de fractie Lohman en op de noodlottige gevolgen daarvan. Terloops word toen ik volg het stenographisch verslag van de Dordrechtsche Courant door mij opgemerkt, dat het Ministerie, hoe wel uit oud-liberalen samengesteld, misschien door zijn oorsprong reeds clericaal van aard was daar het in staatkundige kringen voor zoo goed als zeker beschouwd werddat op de formatie van het Kabinet (speciaal be trof dit de opneming van den heer Van Houten) de goed keuring van de bisschoppen was gevraagd en verkregen. Waarop ik dan verder liet volgen, dat, wat daarvan ook mocht zijn, in ieder geval het Ministerie in zijn werking, d. i. in zijn doen en laten, van de R. K. staatspartij afhankelijk was. »Zoowel uit de woorden als uit het verband blijkt dus onmiskenbaar dat het feitdoor mij gereleveerd niet was de goedkeuring der bisschoppen, maar wat in staat kundige kringen daaromtrent voor zoo goed als zeker werd aangenomen. >Dit feit werd door mij aangehaald niet wat de heer van der Kaay daarvoor in de plaats schuift. »En dit feit is niet »eeu grove leugen", maar alleszins juist en waar, door tal van getuigen te bewijzen. »Dat het, als een bijkomende omstandigheid, voor mijn betoog zelfs van weinig gewichtwerd aangohaald was slechts toevallig. Weinig vermoedendedat iets wat algemeen als bekend werd ondersteld en ook geenszins onwaarschijnlijk was, toch onjuist zou zijn, verheugt het mij nu het vermeld te hebben omdat anders die ver halen van parlementaire kringen als op waarheid be rustende zonden gebleven zijn, terwijl ze niet anders dan verzonnen praatjes waren. Want, om ze nu verder als zoodanig aan te merkendaarvoor is de enkele tegen spraak van den heer Roëll voor mij geheel afdoende." Hieruit blijkt, dat mr. van der Kaay niet gezegd heeft, wat het door mr. Smidt geraadpleegde verslag hem in den mond legtdoch zoo goed als woordelijk herhaald heeftwat het stenographisch verslag uit Dordrecht te lezen gaf. Deze overijlde conclusie van mr. Smidtdat iets vol maakt juist was wijl het (in een verkort verslag) ge drukt was, zij zij hem vergeven Maar dat hij het publiek wil wijsmakendat deze hoogst ernstige hoogst gevaarlijke bewering slechts toe vallig iverd aangehaalddat is ergerIs de heer Smidt zóó weinig bekoDd met de politieke kaart van ons landzulk een vreemdeling in Jerusalem dat hij niet zou hebben beseft, welk een storm van verontwaar diging deze woorden gesproken (zij 't dan toevallig op eene vergadering als die te Dordrecht, allerwege zou doen opsteken 1 Wij willen hem niet beleedigen door het te gelooven 1

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1897 | | pagina 1