Dat is erger zeiden wijmaar 't is toch nog niet 't ergste! Het feit door mij gereleveerd, zoo zegt mr. Smidt, zie boven was niet de goedkeuring, maar wat in staat kundige kringen daaromtrent voor zoo goed als zeker werd aangenomen." Zie dat is het ergste Dat is een knollen-voor-citroe nen-negotie Dat is een antwoord van iemand die in 't gedrang geraakt isdat staat gelijk met het bekende antwoord van zeker beroemd vluchteling: »de vrienden zeggen van neen Van een bestuurslid der Liberale Unie, die Unie, dieholle phases en holle verkiezingsbeloften moede nu eens spijkers met koppen zou slaan en hare candidaten binden aan een programma dat aan helderheid en be slistheid niets te wenschen over zou laten van zulk een candidaat hadden wij achterblijvers, wij conservatief- liberalen, wij mannen van veel beloven, doch niets doen, waarachtigwe hadden iets anders mogen verwachten en moeten vernemen. Bit antwoord van mr. Smidt isom met den Noordhollandschen boer te sproken«geen zuivere koffie Mr. E. FOKKER te llciloo. Op uitnoodiging van de politieke vereeniging Vooruit gang" te Alkmaar, trad donderdagavond Mr. E. Fokker, aftredend lid der 2e kamer en candidaat der bij de L. U. aangesloten kiesvereenigingen in het café «De rustende Jager" voor de kiezers op. Bij de opening der vergadering wees de voorzitter der genoemde vereeniging, de heer H. J. Vonk, er op, dat in den tegenwoordigen tijd de kiezers niet als vroeger een candidaat kiezen op den klank van een naam, of de onder schrijving van een program, doch den candidaat willen zien en hooreu, zoo noodig met hem in debat wenschen te treden. Daarom had de vereeniging »Vooruitgang'' een verzoek gericht tot Mr. FOKKER, om in verschil lende plaatsen van het district op te treden en zoo is de keuze ook gevallen op Heiloo. Aangenaam zou het hem zijn, indien van de gelegenheid tot debat zoo ruim moge lijk werd gebruik gemaakt. Daarna gaf hij het woord aan Mr. FOKKER. Deze, erkennende de behoefte, dat zij, die nu het ver trouwen der kiezers vragen, rekenschap afleggen van hun gevoelen, erkennende, dat het noodig is, dat den kiezers de gelegenheid wordt gegeven, met den candidaat van gedachten te wisselen, vooral bij zulke belangrijke gebeurtenissen, als thans ons Vaderland beleeft, stelde zich tot doel, zoo kort mogelijk te ontvouwen, wat de vooruitstrevend liberalen willen, er op te wijzen, wat anderen willen, om dan de kiezers te laten beslissen, wat z ij willen. In de eerste plaats toonde hij aan wat het punt van uitgang is bij de vooruitstrevenden. De toestand der maatschappij laat veel te wenschen over, er zijn vele wonde plekken. Het valt niet te ont kennon, dat hij, die werk vinden kan, 't niet slechter heeft dan vroeger, doch zijn positie is minder vast. Die niet meer kan werken is er even slecht aan toe als voorheen. De vrijheid van beroep en bedrijf is bij ons erkend en heeft zeker veel goeds gedaan, maar niettemin vertoonen zich ook hare schaduwzijden. Tengevolge van die vrijheid is het kapitaal sterk geworden tegenover den arbeid. In den tijd van het gildewezen was die vrijheid niet erkend en toch was de arbeider toen vrijer tegen over zijn meester. Onze burgerlijke wetgeving heeft in verkeerde richting gewerkt. De wettelijk grootere gelijkheid heeft grootere onvrijheid veroorzaakt, daardoor is het kapitaal machtiger geworden. De wetgever van 1829 heeft, echter niet bewust, niet willens en wetens, dien toestand in het leven ge roepen. Dat het kapitaal bevoorrecht wordt, dat bewijzen, volgens spreker, ten eerste de dienstvervanging, verder de omstandigheid, dat voor het hooger en middelbaar onderwijs veel meer door den Staat wordt uitgegeven dan voor vakonderwijs, ook dat is bevoorrechting van het kapitaal. Ook het verbod tegen het onderzoek naar het vaderschap en de onvoldoende regeling van het erf recht van natuurlijke kinderen, de onvoldoende rechts hulp voor onvermogenden zijn daar als zoovele bewijzen. Het moet herhaald worden, het is niet bewust geschied, doch al deze omstandigheden hebben de strekking om de macht van het kapitaal te vergrooten. Van bovengenoemd standpunt uitgaande, heeft de L. U. de sociale vraagstukken op den voorgrond geplaatst. In de tegenwoordige wetgeving zijn de rechten van den arbeider niet voldoende omschreven, hij werkt te lang, hem is niet voldoende een rustdag verzekerd, er is geen rechtsgelijkheid tusschen hem en den patroon. Bij geschillen wordt de meester geloofd tegen zijn werk man. Dat is ergerlijk en moest als in België en Frankrijk reeds voor goed uit zijn. Maar bovenal is de toekomst van den arbeider onzeker. Uit deze overwegingen zijn voortgevloeid de eischen van het program van urgentie der L. U.: beperking van den arbeidsduur, verzekering van een rustdag, doch bovenal verplichte verzekering tegen invaliditeit en ouderdom Dat is de hoeksteen der sociale wetgeving. Verplichte verzekering, omdat het zonder verplichting niet gaat. Dat is een bout woord, en men kan zeggen, dat het voorbarig is gesproken met het oog op het te wachten rapport der in 1895 benoemde staatscommissie, die de kwestie der verzekering zal onder zoeken, doch spr. is er van overtuigd, dat het in de eerste 25 jaar zonder verplichte verzekering niet gaan zal. Als voorbeeld hoe de niet-verplichte verzekering werkt, deed spreker enkele mededeelingen uit het jaarverslag over 1896 van het Werklieden-fonds, In dat jaar was het totale bedrag der uitkeeringen f 225.000. Men kan zeggen, dat valt niet tegen, doch berekend volgens de Dnitsehe wet, zon het getal invalide arbeiders hier 70.000 bedragen. Dat zou dus worden bij een uitkeering van f 100 per jaar, 7 millioen gulden. Een groot verschil dus en dan zegt de toelichting van genoemd jaarverslag nog, dat de groote vooruitgang te danken is aan de schenking van iemand, die zich uit de zaken heeft terug getrokken. Dat is nn de vrijwillige verzekering, en als we dat zien, dan is er geen staatscommissie noodig, om onderzoek te doen. De redenen, waarom de verzekering verplicht moet zijn, liggen voor de hand. Hoe ouder men is, wanneer men zich wil verzekeren, hoe hooger de premio. De ouderdom doet de werkkracht en daarmede het loon minder worden, de hooge premie kan er niet af. De tweede reden is, dat ieder individu onzeker is, of hij in staat zal blijven, die premie te betalen. Kan hij dat niet, dan is bij de tegenwoordige organisatie, be houdens het recht op een zeer geringe uitkeering, alles zoo goed als weg. Als derde motief noemde spr. de zorgeloosheid en het onvermogen. Op jeugdigen leeftijd denkt men er niet aan zich te verzekeren, eerst dan, wanneer de zorgen komen, begint men het groote belang er van in te zien, doch dan is men er dikwijls niet toe in staat, daar de premie te hoog is. Daarom is de verplichting onver mijdelijk. Zij is rechtvaardig, omdat de uitkeering be schouwd moet worden als een deel van het loonzij wordt gerechtvaardigd door het algemoen belang. De invaliden van den arbeid het was Napoleon, die dit beeld het eerst gebruikte hebben er recht op, hunne toekomst verzorgd to zien. Het is niet langer toe te staaD, dat men ze op den ouden dag aan hun lot overlaat. Ook de bijdrage van den Staat wordt hierdoor gerechtvaardigd, dat de Staat er belang bij heeft. Ze worden dan niet meer naar het armbestuur verwezen, de overheid zal dus minder aan armenzorg behoeven uit te gevenen eindelijk laat die verplichting zich daarom verdedigen, omdat zo leiden zal tot dezen maatregel, dat de ouden van dagen, dat wil zeggen, arbeiders van 40.j. en hooger, anders te hooge premie zoudn moeten betalen. Maar ook de werklieden zeiven moeten voor hun pensioen bijdragen, opdat het niet-*het karakter van een aalmoes krijgt. Zij moeten weten, dat hunne bijdrage verband houdt met het pensioen en daarbij zal men evenals in Duitschland de arbeiders in verschillende loonklassen moeten indeelen. Dan ook zal bij hen de prikkel bestaan, om te trachten hooger loon te verdienen, om in een hoogere klasse te komen. De verplichting der verzekering en de bijdrage van den Staat vinden veel tegenkanting bij de conservatief-liberalen. Die naam gebruikt spreker niet als een verwijt, als een scheldnaam, doch ter onder scheiding van hen, die meenen, dat «liberaal" alleen, niet meer dan de gemeenschappelijke van is. Want er bestaat verschil in beginsel. Die andere liberalen dan geven reeds toe, dat er verplichting moet zijn voor de verzekering tegen de gevolgen van ongelukken, doch niet dat het noodig is voor de nadoelen van ziekte en ouderdom. Eu nu moet ik, zei spr., even een teer punt aanraken. Het is anders mijn gewoonte niet en het zal dat ook nooit worden, om candidaten, die tegenover mij gesteld zijn, persoonlijk aan te vallen, doch even wil ik deze opmerking maken. Toen ik onlangs in Alkmaar een voordracht hield, is in debat getreden mr. Bosman. Die heeft gezegd, dat hij zich uit beginsel niet kon vereenigen met de Lib. Unie. De verplichte verzekering en leerplicht kon hij niet accep teeren. Doch nu zou ik mr. Bosman willen vragen, hoe hij staat met de candidatuur van der Kaay, die er zich op beroemd heeft in zijne dezer dagen gehouden rede, het ontwerp op de verzekering tegen de gevolgen van ongelukken mee te hebben ingediend. Daarin staat, dat die verzekering moet zijn verplicht. De heer van der Kaay is een voorstander van leer plicht, de heer Bosman is er tegen. Waarom ik dit zeg? Omdat men zegt, dat de vooruitstrevend liberalen aan banden zijn gelegd. Yan de vooruitstrevend-liberalen weet men, wat ze willen, doch wat weet men van de denk beelden der anderen. Wat ik zeide van mr. Bosman en mr. van der Kaay teekent ai genoeg. Gaan wij na, hoe verschillende groote kiesvereenigingen als «Vooruitgang" in Rotterdam, «Burgerplicht" en «Grondwet" in Amster dam en den Haag en «Vooruitgang'' te Amsterdam zich over de verplichte verzekering uitlaten, dan kqjgen wij zooveel verschillende uitingen als kiesvereenigingen. De een laat zich er in het geheel niet over uit, de ander wil het onderzoek der Staatscommissie afwachten. De beide fraetiën der lib. partij hebben alleen dit gemeen, dat ze zijn anticlericaal, tegen protectie, doch er bestaat een principiëel verschil. De vraag in hoeverre mr. van der Kaay staat tegen over ons program heeft hij door zijne rede opgelost, doch dat geeft nog geen antwoord hoe zij zullen doen op die afwijkende verklaringen. Mogen wij als woordvoerders der anderen ook beschouwen mr. van Houten en do Beaufort Spr. meent, dat een bevestigend antwoord ver antwoord is. Volgens dezen willen de andere liberalen o.a. blijkens eene brochpre van den heer de Beaufort, bovenal de vrijheid, meer vrijheid van den sterke tegen over de zwakken en die daaraan niet mee doen, worden gerangschikt onder de socialisten. Mr. van Houten, die in Groningen, als woordvoerder der andere liberalen optrad, schreef' in 1893 iri «Vragen des tijds" een artikel dat herdrukt is toen hij minister was, waarin hij als zijne meening neerschrijft, dat in den strijd tusschen bezittenden en hongerenden de bezittende klasse op zelf verdediging bedacht moet zijn. Zijne beschouwing over vrijheid en staatsvoogdij is in dat artikel onbarmhartig, koud, van etische elementen vreemd. Als dat de meening der oud-liberalen is, dan moet spr. daartegen waarschu wen. De vooruitstrevenden hebben een open oog voor de sociale nooden en een wil om te hulp te komen, waar dat noodig is. Zij willen voorkoming zooveel mogelijk van de armoede, betere regeling der armenzorg, wijziging van ons Burger lijk Wetboek, dat den rijke sterk maakt tegenover den niet-bezittende door de hulp van het gerecht en den deurwaarder, of korter gezegdons Burgerljjk Wetboek zegt in het algemeen, dat contracten tusschen partijen wet zijn, zonder te vragen of ze billijk zijn. Het recht van den rijke om de niet-nakoming van een onbillijk contract dat de arme door overmacht gedwongen, heeft gesloten, op hem te verhalen, betwisten zij. De arbeid moet verder geen koopwaar zijn, doch de grondslag der overeenkomst, anders kan spr. de contrac ten niet in zijn levensbeschouwing te pas brengen. An deren zeggen, dat in dit opzicht ieder moet weten, wat hij doet, doch die leer leidt tot versterking der ontevre denheid, waardoor hij, die heeft, de vijand wordt van hem, die niet heeft. Tegenover hen, die dit laatste mee nen en prediken, de sociaal-democraten, nemen de voor uitstrevenden positie. Tegen de afschaffing van den bijzonderen eigendom van voortbrengingsmiddelen, is de grootste grief', dat zij geen rekening houdt met de leer van het eigenbelang. Spr. meent er goed recht voor te bobben dit te zeggen, door te wijzen op het fiasco van eene fransche glasblazerij die op dien grondslag was opgericht en op de mislukte ondernemingen der zoogenaamde vrijlanders. Den soci- alistischen heilstaat acht hij zelfs geen ideaal. De sociaal-democraten willen hervorming door revolutie, de vooruitstrevenden door evolutie Wat willen nu de Roomsch-Katholieken op dit gebied? Het is niet te veel gezegd, wanneer men het programma dezer partij zeer slap noemt. De eigenaardigheid is ervan, dat het van boven af aan de kiezers i3 opgelegd. De katholieke kamerleden hebben gezegd: «zoo moet het wezen", en zelfs met de wenschen van den R. O. Volksbond heeft men weinig of geen rekening gehouden ofschoon die verscheidene punten gaarne opgenomen had gezien, als b.v. regeling van het arbeidscontract, het leerlingwezenbepalingen omtrent het loon en den arbeidsduur, de benoeming van vrouwen tot leden der arbeidsinspectie enz. Behoudend, als de R. C. partij van nature is, is er van haar niet veel te verwachten. Het is haar te doen, dit is door dr. Schaep- man openlijk erkend, om de macht in handen te krijgen, om daardoor invloed te krijgen op benoemingen. Het program der anti-revolutionaire partij ziet er werkelijk niet onbevredigend uit, doch door het verbond met de katholieken zal men de schoolquaestie weer op rakelen, en zullen de sociale hervormingen op den ach tergrond worden gedrongen. Men wil pensioenregeling voor den arbeider, maar de arbeider zal zelf de kosten moeten dragen. De beschermende rechten toch, moeten geld opbrengen voor de pensioneeringmen wil de gel den niet vinden uit eene regeling der successierechten, neen die wil men zelfs afschaffen, doch door duurder brood. Vroeger heeft men beweerd, dat het brood niet duurder zou worden, doch die tegenwerping heeft men overboord gegooid. Men heeft erkend, dat een recht van f 1.25 den prijs der granen met f 1 zal verhoogen, doch men wilde f2.25 als recht en heeft erkend, dat dit het brood te zeer in prijs zou doen stijgen, en nu heeft men een kostelijke vondst gedaan. Men geeft voor eiken H. L. den verbouwer f 1 premie. Spr. acht die vondst alles behalve kostelijk, daar de controle lang niet gemakkelijk zal zijn en tot allerlei knoeierij aanleiding zal geven. Doch die premie is ook onbillijk hoe later de oogst, hoe meer premiegeld, hoe ongelukkiger de verbouwer is, hoe minder. Men keert de bijbelspreuk om, en zegt «Wie veel heeft, zal veel gegeven worden." Die premie moet betaald worden van het inkomend recht. Verder zal de productie door het premiestelsel toenemende invoer dus verminderen, en het inkomend recht minder opbrengen. Van het overschot zal moeten worden be streden de afschaffing van den vleeschaccijns. Dat het inkomend recht den prijs van het veevoeder zal verhoogen is door voorstanders erkend en nu zegt dr. Kuyper: «het vleesch wordt goedkooper, dus de consumptie zal zich uitbreiden." Derhalve het krachtvoeder voor het vee 20°/0 hooger, en de vleeschprijzen lager. Welk een inconsequentie Arm volk zou spr. zeggen, gij zult meer moeten betalen voor de tarwe en met zulk goed kooper vleesch uw maal kunnen doen Het inkomend recht zal komen uit de zakken van het Nederlandsche volk. Wordt het graan duurder, dan zal men meer voor zijn voedsel moeten betalen. Uit het laatste geschrift van de vereeniging «het vrije ruilverkeer" blijkt, dat de voor raad tarwe, die in Nederland bestond in 1884, 14 mill. H.L. bedroeg en in 1893 18 mill. H.L. Die voorraad heeft gekost in '93 74 mill, gulden in '84 89 mill,, aldus een verschil van 15 millioen gulden. Dat is een gevolg van lagere prijzen. Bij protectie zal do overgroote meer derheid moeten betalen aan een kleine minderheid. Nog wordt gezegd, dat protectie meer werk geeft, ook dat is niet waar, noch in theorie, noch in practijk. Ner gens steekt het spook der werkeloosheid het hoofd krach tiger op, dan in Amerikahet land der beschermende rechten. De toestand laat in Duitschland en Frankrijk ook veel te wenschen over, en wat bij ons de industrie betreft, Ni Brabant en Twente zijn steeds vooruitgegaan. Al mogen voorstanders der protectie bij de motie-Dob- belman geklaagd hebben het was omdat men van oor deel was, dat, indien men niet klaagde, men nul op het request zon krijgen. Protectie verplaatst Blechts den ar beid. De eene cultuur zal zich uitbreiden ten koste van de andere, en wat men meent, omtrent het veranderen van wei- in bouwlandspreker gelooft niet dat daar sprake van zal zijn. «De arbeider zal hooger loon krijgen", dat is een vo gel in de lucht. Om 25270 pachters in de kleistreken tijdelijk te helpen, zal men 25088 grondeigenaren meer voordeel bezorgen. Zij zullen bij slot van Tekening het geld in hun zak steken en daaraan zullen bijna 5 mill, inwoners betalen. En waren die eigenaren nu allen nog maar Nederlanders, doch in Zeeland b.v. waren het in 1895 voor 23.8 °/0 vreemdelingen, in Limburg 13.5 °/0. Ontegenzeggelijk beleeft de landbouwer kwade tijden. Wat daartegen te doen In de eerste plaats samentrek king der landbouwbelangen bij één departement, zich meer toeleggen op het in het leven roepen van verkeers- on gemeenscbapswegen, afschaffing van rijkstollen, goed- koopere tarieven voor het vervoer naar het buitenland, krachtige subsidieering van proefvelden, veestamboekea en landbouwcursussen, landbouwonderwijs door den Staat, aanstelling van meer zuivelconsulenten, samenwerking bij het afzetten in andere landen van zuivelproducten, coöperatieve aankoop van zaden en kunstmeststoffen. Ook spr. is voor de afschaffing van den zout- en vleeschaccijns, doch zou die niet graag willen laten be talen door duurder brood. Er is geen hatelijker belasting dan die, welke duur brood zou veroorzaken. Daardoor zou men voedsel geven aan rechtmatige ontevredenheid, die er heerseht, de socialisten zouden juichen. Andere zegeningen der clericale regeering zouden zijn, dat de schoolstrijd zou worden heropend en meer geld gevraagd zou worden voor het bijzonder onderwijs, ver der vermeerdering der pokken, door afschaffing van de wet op de vaccinatie. Dan nog zullen de R. Oatholieken, en hier dient- men wel op te letten, een aanval wagen op het burgerlijk huwelijk, een der meest gezegende instellingen, door aan te dringen op het doen vervallen van art. 194 uit het Wotb. van Strafrecht, waarbij het strafbaar is gesteld, een kerkelijk huwelijk in te zegenon vóór het burger.ijke is voltrokken. Op den koop toe zonden wij krijgen den beul. De doodstraf, dat vraagstuk van strafrechterlijken aard, is t-e moeiolijk en te toer, om als verkiezingsleuze te gebruiken. De clericalen spelen hoog spel en als democraten moe ten wij dat betreuren. Tot voor weinig tijd bestond er

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1897 | | pagina 2