Waarschuwing.
Een Godsgericht.
No. 99
Negen en Negentigste Jaargang
1897.
VRIJDAG
20 AUGUSTUS.
Groote Paardenmarkt te Alkmaar
Maandag 6 September 1897.
IJKKANTOOR.
Buitenland.
FEUILLETON.
AIRMAARSCHE COURANT.
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per
3 maanden voor Alkmaar f O,SO; franco door het
geheele rjjk 1,
De 3 nummers 0,06. Afzonderlijke nummers 3 ets.
felefoonnuMamer s 3
Prijs der gewone Advertentiënt
Per regel 0,13. Gfroote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERHs. COS-
TER ZOON.
OP
De COMMISSARIS VAN POLITIE te ALKMAAR
deelt ter waarschuwing mede
dat tijdens de laatste kermis te Haarlem aan
tal van bezoekers voorwerpen van waarde
werden ontvreemd, en
dat hij vermoedtdat de lieden die zich
aldaar aan zakkenrollerij schuldig maakten
ook AIiKMAAtt met de a.s. kermis zullen be
zoeken
waarom hij een ieder aanbeveelt voor die lieden op
zijn hoede te zijn en dringend uitnoodigt, bij ontdekking
van diefstal, bij hem daarvan onmiddelrjk aangifte te doen.
Alkmaab, De Commissaris van Politie voornoemd
17 Ang. 1897. S. M. S. MODDERMAN Jr.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Alkmaab
brengen ter keunis van belanghebbenden, dat met in
gang van 35 Augustus a. s. het IJKKAl'TOOR
weder geregeld geopend zal zijn eiken maandag,
Woensdag, Vrijdag en Zaterdag, van 's voormid
dags 9 tot 's namiddags 1 nar.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
Alkmaar, A. MACLAINE PONT, Voorz.
19 Ang. 1897. L. van deb VEGT, 1°. Secretaris.
BRITSCH-IADIE. De stammen der Afridis en
Orakzais zijn gedeeltelijk in opstand gekomen. Het ge
rucht loopt, dat de Orakzais met een groote macht op
rukken langs den weg van Kurram naar Thull. Indien
de opstand der Afridis algemeen wordt, zullen de En~
gelachen verplicht zijn don post bij Lundi Kotal te ver
laten.
De Emir van Afghanistan heeft thans de strenge be
straffing bevolen van al degenen, die aaD de onlusten aan de
grenzen medeplichtig zijn, doch of hij zelf wel zoo onschuldig
is als hij zich voordoet, blijkt uit de woorden van den
Bombay-correspondont van de »Daily Telegraph." »Er
zijn bewijzen genoeg voorhanden om te toonen dat de
Roman naar het Engelseh
5) VAN
A. CONAN DOYLE.
Het was eene groote, vierkante kamer, die er door
het ontbreken van alle meubels nog rnimer nitzag,
dan zij in waarheid was. Een alledaagsch en kleurig
behang versierde de moren, maar het was op sommige
plaatsen door vocht gescheurd, en hier en daar hing er
een lange reep af, die het gele pleisterwerk daarachter
vertoonde. Over de deur was eene in het oog vallende
stookplaats, bekleed met een schoorsteenmantel, die wit
marmer na moest bootsen. Op een hoek daarvan stond
een stukje roode waskaars. Het enkele raam was zoo vuil,
dat het licht slechts nevelachtig en onzeker naar binnen
drong en over alles eeno grauwe schaduw verspreidde,
wat nog verergerd werd door de dikke lagen stof, door
het gansche vertrek opgehoopt.
Al deze bijzonderheden merkte ik eerst later op. Voor
het oogenblik werd mijne aandacht nitsluitend geboeid
door de donkere, roerlooze gestalte, welke op de planken
lag uitgestrekt, en met strakke, blinde oogen naar de
vuile zoldering opkeek. Het was het lijk van een om
streeks drie en veertig of vier en veertig-jarig man, van
middelbare lengte, breedgeschouderd, met kort zwart
kroezelhaar en een korten, stoppelachtigen baard. Hij
was gekleed in een zware lakensche lange jas en vest,
met lichtkleurige broek en kenrigen kraag en manchetten.
Een goedgeborstelde, nieuwe hooge hoed stond naast hem
op den vloer. Zijne handen waren gebald en zijn armen
lagen wijd uitgespreid, terwijl zijne onderste ledematen
gekromd waren, als had hij een ontzettenden doodsstrijd
gehad. Op zijn verstijfd gelaat viel zulk eene uitdrukking
van afgrijzen, en naar mij voorkwam, ook van haat, te
lezen, als ik nooit te voren op menschelijke trekken had
gezien. Deze kwaadaardige en vreeselijke uitdrukking,
zoowel als het lage voorhoofd, de stompe neus en de uit
stekende kaken, verleenden den doode een zonderling
leelijk aapachtig voorkomen, wat nog verhoogd werd door
zijne gekronkelde onnatuurlijke houding. Ik heb den dood
onder velerlei gedaanten aanschouwd, maar nooit is hij
mij in schrikwekkender gedaante voorgekomen dan in
die donkere, naargeestige kamer, welke op een der hoofd
straten der buitenwijken van Londen uitzag.
Emir, al heeft hij de onlusten niet aangewakkerd, zeker
geen stappen deed om de opgewondenheid onder zijn
grensvolken te doen bedaren, en dat de Mullahs, die al
maanden lang bezig waren met het prediken van den
Djehad of Heiligen Strijd, niet werden weerhouden, doch
eer in de gelegenheid gesteld werden hun opruiend werk
te doen.''
En de »Indiau Daily News" vau 21 Juli bevat een
afdruk van een schrijven, dou- een fanatiek Muzelman
te Calcutta afgezonden, waarin een jnbelkreet wordt
aangeheven over de overwinningen van den Sultan
»De vijanden van den Sultan zijn ter aarde geworpen.
Nog eens weer wappert de vlag der Moslims hoog van de
bergen, en haar plooien brengen schrik en ontsteltenis
onder de ongeloovigen. De lethargie der Mohammeda
nen is geëindigd. Zij zijn ontwaakt uit hun langen slaap,
gereed om voor den Islam te werken met het zwaard in
de eene, de Koran in de andere hand. Zij zullen onge
twijfeld hun vroegere grootheid en hun hooge positie
herwinnen.
»Onze geloofsgenooten te Kaboel verzekeren ons, dat
Z. M. van Kaboel bereid is, als de roemrijke Mahmoed
Saboektagiu ons te bevrijden van het jak der Christe
nen. Z. M. brengt zijn leger in gereedheid. Zoodra dit
geschied is, zal de roem van den Islam in Indië worden
verkondigd, van het eene einde naar het andere. De
Emir heeft that s alle Mullahs ontboden om met hen te
beraadslagen over het afkondigen van den Djehad (Hei
ligen Strijd). De Mnllahs hebben hun toestemming ge
geven. Thans kent ieder Mohammedaansch soldaat zijn
verplichtingen. Onze goede vrienden van Kaboel bren
gen hunne troepen naar Indië als de gunstige gelegen
heid aanbreekt en de invloed van Z. M. zich geldend
maakt van het eene einde des lands tot het andere.
»Welk een roem zou het zijn, als wij znlk een mo
narch hadden
»Wij zouden worden, wat wij waren O zoete hoop!"
FRMHRIJH. De president der Fransche Repu
bliek heeft zijne rnssische reis-aanvaard. Den 18, 's mor
gens te 8,35, vertrok hij van de Gare dn Nord" te Parijs
naar Duinkerken. Het station was versierd met Rnssische
en Fransche vlaggen en groen. De president omringd
door een escorte lanciers arriveerde aan het station te
8,25 en werd levendig toegejuicht door de talrijke volk
menigte langs den weg geschaard, roepende: leve Rus
land leve Fanre
Aan het station nam de president, zonder redevoerin
gen, afscheid van de autoriteiten en stapte, er zeer wel
varend en hoogst opgewekt uitziende, in den extra trein,
Lestrade stond, vlug en bewegelijk als altijd, bij den
ingang, en begroette mjjn metgezel en mij.
»Dit geval zal heel wat opzien baren, mijnheer," ver
klaarde hij. »Het overtreft alles wat ik nog gezien
heb, en toch heb ik heel wat aanschouwd.''
»Is er geen leiddraad vroeg Gregson.
»In het geheel geen," verzekerde Lestrade.
Sherlock Holmes trad op het lijk toe en en bekeek het
aandachtig. »Zijt gij overtuigd dat hij niet gewond
werd?" vroeg hij, wij zon de op verscheidene droppels en
plassen bloed, in de rondte verspreid.
Wel zekerriepen de beide detectiven nit.
»Dan is dit bloed natuurlijk afkomstig van een twee
den persoon, waarschijnlijk den moordenaar, indien er
althans een moord is gepleegd. Het doet mij denken
aan de omstandigheden, welke in het jaar 34 den dood
van Van Jansen, te Utreeht, vergezelden. Herinnert
gij n dat geval, Gregson?"
»Neen, mijnheer,"
»Lees het na; dat moet gij waarlijk doen. Er is
niets nieuws onder de zon. Alles is reeds vroeger eens
gebeurd.''
Onder het spreken vlogen zijne fijne vingeren overal
langs, betastende, voelende, ontknoopende, drukkende,
zoekende, terwijl zijne oogen dezelfde verstrooide uit
drukking hadden, die ik er reeds in had opgemerkt.
Zijne nasporingen hadden zoo snel plaats, dat men zich
nauwelijks een denkbeeld kon maken van de grondige
wijze, waarop zij werden volbracht. Ten laatste rook hij
aan de lippen van den doode, en bekeek toen de zolen
zijner fijn lederen laarzen.
»Is hij volstrekt niet bewogen geworden vroeg hij.
»Niet meer dan onvermijdelijk was tot het doel van
ons onderzoek."
»Gij knnt hem thans naar het lijkenhuis overbren
gen," hernam hij »Wij hebben genoeg gezien."
Gregson had een bnrrie en vi< r man gereed staan. Op
zijn roepstem kwamen zij de kamer binnen, en de onbe
kende word opgenomen en weggedragen. Toen zij hem
ophieven viel er een ring neder en rolde over den vloer.
Lestrade raapte hem op en bekeek hem met geheimzin
nige blikken.
»Er is hier eene vrouw geweest." riep hij uit. »Het
is de trouwring eener vrouw."
Terwijl hij dit zeide, vertoonde hij het voorwerp op
den palm zijner hand. Wij gingen allen om hem heen
staan om er n^ar te kijken. Er viel niet aan te twijfelen
of dat gewone gouden sieraad had eens den vinger eener
jonggehuwde getooid.
vergezeld door de ministers Hanotaux en Besnard de
leden van het militair en civiel huis en baron Freede-
riksz Aideden camp-generaal van den Czaar speciaal
toegevoegd aan den president voor de geheele reis.
Verder waren aanwezig de dochter van den president,
mevrouw Berge alle ministersgeneraal Saussier het
bureau van den algemeenen raad van het departement der
Seine enz.
Het publiek in het station juichte toen de president
naar het perron ging; doch bij het vertrek van den trein
werd alleen gewuifd met doeken en vlaggen door de me
nigte die de wagens van de latere treinen bezet had.
Op het oogenblik van vertrek van den trein te 8,35 n.
ontplofte op den hoek van den boulevard Magento van
de rne La Fayette langs den weg door den president
10 minuten vroeger genomen, een bom met hevigen knal
en een groote rookkolom veroorzakend. Een massa korte
spijkers met breede vierkante koppen vlogen over de straat
zonder iemand ernstig te wonden. De bom was gebarsten
onder een klein kraampje vau een fruitverkooper, tegen
over den »Bouillon Duval"het kraampje was ledig
niemand was bij de bom gezien. De autoriteiten die
vijf minuten later van het station terugkeerden stelden
een onderzoek in dat persoonlijk geleid werd door den
prefect van politie.
Belgische krijgsgeschiedenis.
Koning Leopold heeft een prijs van 25000 francs
uitgeloofd voor het beste werk over de krijgskundige ge
schiedenis van België, van de Romeinsche overheersching
tot op onze dagen. De schrijver moet een overzicht geven
van de oorlogen, die in België gevoerd zijn en den invloed
aangeven, die zij op het lot- van het land gehad hebben.
Ook de krijgsbedrijven in het buitenland waaraan Belgen
hebben deelgenomen en de toestand van do Belgische ves
tingen in verschillende tijden moeten beschreven worden.
Eindelijk wordt verlangd een overzicht van de ontwikke
ling van het Belgische leger en het verdedigingsstelsel
sedert 1880.
De werken, die in het Fransch, Duit3ch, Engelseh,
Hollandsch, Italiaansch of Spaansch geschreven mogen
worden, moeten vóór 1 Jan. 1901 worden ingezonden bij
het ministerie van binnenlandsche zaken te Brussel.
Een bataljon van het Duitsche regiment te Metz
heeft dezer dagen een belangwekkende proef genomen.
Het heeft op een militaire marsch het voedsel voor den
dag medegonomen in den vorm van een levenden os.
Tegen elf uur des morgens hield het bataljon rust. De
os werd geslaeht en in stukken verdeeld die aan de
»Dit maakt de zaak nog ingewikkelder," mompelde
Gregson. En toch was zij waarlijk al duister genoeg."
»Zijt gij wel zeker dat zij haar niet vereenvoudigt
vroeg Holmes. »Men kan er natuurlijk niet wijzer door
worden met er op te turen. Wat hebt gij in zijne zakken
gevonden
>Dat alles hebben wij hier," sprak Gregson, op een
reeks van voorwerpen wijzende, die op een der onderste
treden der trap lagen »Een gouden horloge, No 97163,
van Barrand, Londen. Een gouden Albert-kettiDg, zeer
zwaar en massief. Een gouden ring, met een vrijmet-
selaarsspreuk. Een gouden doekspeld, den kop van een
bnlhond, met oogen van robijnen. Een Russisch lederen
visite-boekje, met kaartjes van Henoch J. Drebber uit
Cleveland, wat overeenkomt met het merk H. J. D. op
het linnengoed. Geen beurs, maar los geld tot een be
drag van een en negentig gulden tachtig. Een zakuitgaaf
van Roccacio's Decameron met don naam van Joseph
Stangerson op bet titelblad. Twee brieven waarvan een
gericht aan H. J. Drebber en een aan Joseph Stangerson."
»Aan welk adres
»De Amerikaanscbe Bank, Strand om te blijven
liggen tot zij opgevorderd zouden worden. Alle twee
zijn van de Gnlon stoomvaart-maatschappij cn doelen op
de afvaart harer schepen van Liverpool. Het blijkt dui
delijk dat deze ongelukkige 'man op het punt stond naar
New-York terug te keeren."
»Hebt gij reeds onderzoek ingesteld naar dien Stan
gerson
»Terstond, mijnheer," zeide Gregson. »Ik heb annonces
aan al de bladen gezonden, en een mijner lieden is naar
de Amerikaanscbe Bank gegaan, maar nog niet terug."
»Hebt gij naar Cleveland geseind
»Wij telegrafeerden van morgen."
»Hoe hebt gij nwe vragen ingekleed?"
»Wjj hebben eenvoudig de omstandigheden medege
deeld en gezegd, dat wij blij zouden zijn met elke bijzon
derheid, die ons licht over de zaak kon helpen verspreidon.'*
»Hebt gij om geen bijzonderheden gevraagd omtrent
het een of andere pant, dat u van gewicht scheen
»Ik vroeg naar Stangerson."
»Niets anders? Is er in het geheel geen spil, waarom
het gansche geval schijnt te draaien Zoudt gij niet
nog eens seinen
»Ik heb alles gezegd wat ik te zeg gen bad," sprak Gregson
op gekrenkten toon.
Wordt vervólgd.