ImmTtobe r7
£Sen Godsgericht.
Wegen en Wegentigste Jaargang
1897.
ZONDAG Telefoonnummer: 3.
De Troonrede beantwoord.
FEUILLETON.
NO» 118. Tweede blad.
ALK1AARSCHE
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en
Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per
3 maanden voor Alkmaar O,SO; franco door het
geheele rijk 1,
3 Nummers 0,06. Afzonderlijke nummers 3 ets.
COURANT.
Prijs der gewone Advertentlën
Per regel f O,IS. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS-
TER k ZOON.
Die van de beantwoording der Troonrede door de
Staten-Generaal meer licht had verwacht omtrent de
plannen van het nieuwe Ministerie, heeft zich teleurge
steld gezien. Zoo ooitdan bepaalden de adressen van
antwoord zich ditmaal tot een beleefde dankbetuiging
voor de ontvangen mededeeling en de verzekering dat de
Staten-Generaal de indiening van de in de Troonrede
genoemde wetsontwerpen met belangstelling te gemoet
zien en er naar zullen streven zich het daarin uitgespro
ken vertrouwen op hun ijver en toewijding waardig te
toonen. De behandeling der adressen in de beide kamers
gaf aan de Regeering geen aanleiding tot nadere ver
klaringen, en evenmin is uit de rede waarmede de Minis
ter van Financiën de staatsbegrooting voor het jaar 1898
aanbood, eenig nieuw licht te putten. De behandeling dezer
begrooting zal tot een en ander gelegenheid geven.
In de eerste Kamer meende alleen de heer Van Asch
van Wijck het te moeten betreuren dat de invoering van
den leerplicht op het Regeeringsprogramma voorkwam,
en de vrees te moeten uitspreken dat daarbij niet gelet
zal worden op de rechten en belangen van hen die
bezwaar hebben tegen de openbare school en tegen
vaccinedwang. De verzekering van den heer Pierson,
den kabinetsformeerderdat ernstige pogingen zullen
worden aangewend om voor alle belangen en rechten te
waken, zal wel door ieder als oprecht gemeend worden
aangenomen. Wat hij er bijvoegde was daarenboven vol
komen juist: het schoolverzuim is geen gevolg van
gemoedsbezwaar neenmaar van onverschilligheid,
plichtverzuim of, door treurige omstandigheden soms ver
schoonbare neiging om van de hulp of het loon van nog
jonge kinderen gemak te hebben of voordeel te trekken)
maar bij het Nederlandsche volk bestaat een ander
gemoedsbezwaar, namelijk tegen de verwaarloozing van
kinderen door hen alle onderwijs of het verschil is
niet groot van eenigermate voldoend en vruchtdra
gend onderwijs verstoken te laten. Leerplicht moet die
nen om aan dit gemoedsbezwaar te gemoet te komen.
In de Tweede Kamer had de heer Kerdijk geen vrede
met de verklaring der Regeering, dat gezonde politiek
in de eerste vier jaren geen principiëele hervorming van
het kiesrecht vordert, en dat hetgeen in de Troonrede is
toegezegd onbereikbaar wordt, als het kiesrecht opnieuw
aan de orde moet komen. Hij nam akte van die ver
klaring met het voornemen om bij de behandeling der
Staatsbegrooting daarop terug te komen. Aan dat voor
nemen zal hij ongetwijfeld gevolg geven maar evenzeer
mag buiten twijfel gesteld worden, dat hij bij deRegee-
ti.iiiiimuil nadaag—
Roman naar het Engelsch
23) VAN
A. CONAN DOYLE.
De langhoren was te groot om opgeheven te worden,
en de jager vergenoegde zich dus met een zijner ribben
en een gedeelte der zijden af te snijden. Met dien schat
op de schouders, haastte hij zich op zijne schreden terug
te keeren, want de avond begon reeds te vallen. Hij be
vond zich echter nauwelijks op weg, of hij zag de moeielijk-
heid in, waarin hij zich bevond. In zijn ijver was hij
veel verder gegaan dan de hem bekende ravijnen, en het
viel niet gemakkelijk hot pad weer te vinden, dat hij
gekozen had. Het dal, waarin hij zich bevond, liep op
allerlei bergpassen uit, die zoozeer op elkander geleken,
dat het onmogelijk was de eene van de andere te onder
scheiden. Hij volgde er een gedurende meer dan een uur,
totdat hij aan een rotsstroom kwam, dien hij zeker was
nooit te voren aanschouwd te hebben. Overtuigd dat hij
een verkeerd pad had ingeslagen, beproefde hij een ander,
maar met hetzelfde gevolg. De duisternis viel meer en
meer in, het was bijna geheel donker geworden, toen hij
eindelijk aan een weg kwam, dien hij herkende. Maar
zelfs daar, was het geen lichte taak het rechte spoor te
behouden, want de maan was nog niet opgegaan, en de
hooge klippen, aan weerszijden van dan weg, maakten
de duisternis nog ondoordringbaarder. Gebukt onder de
zwaarte van zijn last, en uitgeput van vermoeienis, strom
pelde hij verder, slechts moed vattende bij de gedachte
dat elke stap hem nader tot Lucy bracht en dat hij ge
noeg voedsel bij zich droeg om hun proviand voor de
rest hunner reis te verstrekken.
Hij was thans genaderd tot den ingang der bergpas,
in welke hij hen achtergelaten had. Zelfs in het donker
kon hij de omtrekken herkennen der rotsen, die haar
ring aan 's dooven mans deur zal kloppen, ook al klop -
pen nog eenige Kamerleden met hem mede.
Tegen de opmerking van den heer Lieftinck, dat n iet
uit de veeziekte de sluiting van vreemde grenzen voer
ons vee is voortgevloeid, zooals het in de Troonrede zeer
hoffelijk is uitgedrukt, maar dat de veeziekte als voor
wendsel voor de sluiting hoeft gediend, voerde de Minis
ter aan dat het geen gebruik is de verklaringen van
vreemde Regeoringen voorwendsels te noemen, en dat het
daarenboven ook geen goede politiek zou wezen. Daarin had
de Minister ongetwijfeld gelijk. Noemde onze Regoering
het beroep van eene buitenlandsche mogendheid op de
hier te lande heerschende veeziekte een voorwendsel om
de grenzen voor den invoer van ons vee te sluiten, dan
kon daarop door haar wel niet anders worden geant
woord, dan dat alle verdere onderhandelingen door een
dergelijke verklaring afgebroken waren en dat zij vo or
de Nederlandsche Regeering niet meer te spreken wa3
Neemt men daarentegen de verklaring aan, dat het eenige
bezwaar tegen het openen der grenzen in de veeziekte
is gelegen, dan heeft onze Regeering de gelegenheid om
aan te toonen, dat die veeziekte, hetzij dan ten gevolge
van do bij den uit- en invoer te nemen maatregelen
hetzij omdat de ziekte in het land van invoer niet min
der heerscht dan in het land van uitvoer, inderdaad
geen bezwaar meor is; en verdwijnt bij ons de ziekte,
dan kan onze Regeering zich onmiddellijk tot den nabuur
wenden met de blijde boodschap" welnu, de gevreesde
veeziekte is geweken, uw bezwaar is vervallen; doe nu
wat gij als goede buur zoo gaarne zoudt willen doen,
indien het zonder gevaar voor uw eigen veestapel kon
geschieden open uwe grenzen voor ons vee.
Behalve de reeds genoemde, leden en den voorzitter
der commissie van redactie voerden in de Tweede
Kamer het oude lid Staalman en de nieuwe leden Yan
der Zwaag, Troelstra en Van Kol het woord. Dat sociaal
democraten niet tevreden zijn met hetgeen van dit
Ministerie is te wachten en daarenboven de aankondiging
eischeu van maatregelen die nog in onderzoek zijn, spreekt
van zelf. Natuurlijk eischen zij vóór alles en boven alles
algemeen stemrechten voor de verklaring der Regeering
dat het weder aan de orde stellen van het kiesrecht de
behandeling van alle andere belangrijke wetsvoorstellen
onmogelijk zou maken, hebben zij geen ooren. Inderdaad
maakt de heer Troelstra a'le verder debat met hem al
aanstonds vrij moeilijk, door hun die het met rust laten
van het kiesrecht verdedigen met een beroep op prak
tische politiek, toe te voegen dat doet gij, omdat het
door u afgekeurde kiesrecht deze heeren aan de Minis-
omsloten. Hij zeide tot zichzelven in welk eene spanning
zij hem op moesten wachten, want hij was bijna vijf
uren afwezig geweest. In de blijdschap zijns harten, bracht
hij de vingers aan den mond en deed den omtrek weer
galmen van een luid »hallo ten teeken dat hij in aan
tocht was. Hij bleef stilstaan, om te luisteren naar het
antwoord. Er volgde echter geen ander dan de echo
van zijn eigen kreet, die door de sombere, zwijgende ra
vijnen weerklonk en tallooze malen herhaald werd. Ander
maal riep hij hun too, nog luider dan te voren, en ook
thans werd er goen levensteeken vernomen van de vrienden,
die hij zoo kort te voren verlaten had.
Eene onbestemde, naamlooze vrees maakte zich van
hem meester, en in zijne verwarring het kostbare voedsel
latende vallen, snelde hij gejaagd verder.
Toen hij aan een bocht van den weg was gekomen,
stond hij vlak tegenover de plek, waar het vuur gebrand
had. Er bleef daar nog een stapel gloeiende asch over,
maar het vuur was blijkbaar niet aangewakkerd geworden,
sedert zijn vertrek. Ook hier ter plaatse heerschte dezelfde
dood3che stilte. Zijne angsten waren nu zoo goed als in
zekerheid herschapon, en hij spoedde zich steeds voort.
Bij de overblijfselen van het vuur, was geen levend schepsel
te zien de dieren, de man, het jonge meisje, alles was
verdwenen. Het bleek maar al te duidelijk dat er gedurende
zijne afwezigheid een even onverwacht als vreeselijk onheil
had plaats gegrepen, een onheil, dat hen allen getroffen
had, en toch geen spoor had achtergelaten.
Als versuft en waanzinnig door dien slag, voelde Jefferson
Hope zijn hoofd duizelen, en was hij verplicht op zijn
geweer te leunen om niet neer te vallen. Hij was echter
bovenal een man van wilskracht, en kwam dan ook weder
spoedig zijne oogenblikkelijke onmacht te boven. Een
half verteerd stuk hout uit, het smeulende vuur opnemende,
blies hij het tot een vlam aan, en begon, met behulp
daarvan, het kleine legerkamp in oogenschouw te nemen.
De bodem was er geheel vertrapt door paardenhoeven,
wat bewees dat eene talrijke bende ruiters de vluchte
lingen overvallen had, en de richting van hunno sporen
toonde aan, dat zij later naar Salt Lake City waren terug-
terstafel heeft gebracht. Met heeren die van dergelijke
onderstellingen uitgaan, snijdt men allicht de discussie af.
Datofschoon de algemeens toestand in vergelijking
met vroegere jaren niet ongunstig mag genoemd worden,
er armoede en ellende geleden wordt, behoeven de sociaal
democraten ons niet te zeggen. Dat weten wij even goed,
maar wij gelooven niet in het door hen aangeprezen
universeel geneesmiddel. De heer Van der Zwaag toonde
zich inzonderheid een oprecht sociaal-democraat door het
stelsel te huldigen dat alleou het ongunstige, het betreu
renswaardige genoemden het goede verzwegen moet
worden. Daarom kwam hij op tegen de dankbetuiging
van de Kamer voor de liefderijke en wijze zorg waar
mede de Koningin-Weduwe-Regentes onze jeugdige Ko
ningin heeft voorbereid voor de gewichtige taak die haar
in het volgende jaar wacht. Hij ontkende niet, dat die
voorbereiding mot liefderijke en wijze zorg had plaats
gehad; maar het mocht niet gezegd worden; dat was
vleierijInderdaad is dit de praktijk der verkondigers
van het Evangelie der ontevredenheid. Het goede ook
al wordt het niet betwist, mag niet erkend, vooral niet
met een woord vau dank erkend worden. Elke goede
moeder die niet door armoede of andere omstandigheden
verhinderd is zal voor een goede opvoeding van haar
kind zorgen zegt de heer Van der Zwaag. Onge
twijfeld maar mag dit dan niet gezegd niet met een
woord van dank erkend wordenb. v. door bloedver
wanten en vrienden En omdat het hier de opvoeding
geldt van de Nederlandsche Koningin werd het erkend
en met dank erkend door de Staten-Generaal, die spreken
uit naam van het Nederlandsche volk.
ICen antieke schaats.
Het gelukte mij, schrijft een inzender in de »N.
R. 0.", dezer dagen te bezichtigen oeuo schaats, opge
graven uit eene wierde of terp van Doorwerd of Toorn-
werd nabij Middelstem. Zij werd gevonden op eene
diepte van omstreeks vier meter benedeu den begaanbaren
grond. Zij is van been vervaardigd achter is duidelijk
te zien, dat het een scharnier-gewricht geweest isvoor
loopt zij een weinig opwaarts, zooals de tegenwoordige
schaatsen, om den voet den noodigen steun te geven.
Voor is zij doorboord in de breedte, ook achter, en hierin
komt eene doorboring in de lengte uit. De openingen
zijn zoo groot als een pijpesteelzij hebben blijkbaar ge
diend om met riemen de schaats onder den voet vast te
maken. Zij is 9 oude duimen lang (1 voet is 12 duim)
en tusschen de gaten 61/2 duim; de breedte bedraagt 2
duim benedon echter, waar de aanraking met het ijs
plaats had, is zij van 3/4 tot 1 duim breed. Het been
is overal glanzend, maar beneden is het zoo glad, hard
en blinkend, dat men meonen zou een schoon stuk ge
politoerd hout voor zich te hebben.
gekeerd. Hadden zij zijne beide metgezellen met zich
medegevoerd
Jefferson Hope was reeds zoo goed als tot de overtui
ging gekomen dat dit het geval geweest was, toen zijne
blikken op een voorwerp vielen, dat elk zijner zenuwen
krampachtig trillen doed. Een weinig tor zijde van het
kamp was een kleine hoop roodachtige aarde opgestapeld,
dien hij daar niet te voren gezien had. Hij kon zich
daaromtrent niet vergissen het was een nieuw gedolven
graf.
Toen de jonge jager naderbij trad, bemerkte hij dat
er een stuk hout op was geplant, terwijl aan het boven
eind daarvan een vel papier was bevestigd. Het opschrift
dat het blad droeg was kort maar veelzeggend
JOHN FERRIER
VOORHEEN VAN SALT LAKE CITY
OVERLEDEN 4 AUGUSTUS 1860.
De krachtige oude man, dien hij zoo kort te voren
had verlaten, was dus bezweken, en dit was zijn eenig
grafschrift.
Jefferson Hope staarde met woeste uitdrukking om
zich heen, om zich te overtuigen of er geen tweede graf
te ontdekken was, maar hij zag daarvan geen spoor. Lucy
was door hare schandelijke vervolgers mede teruggevoerd,
om haar somber lot te ondergaan, en deel uit te maken
van den harem der Ouderlingen. Toen de jonge man zich
eindelijk rekenschap van deze waarheid gaf, zoowel als
van zijn eigen onmacht om er iets aan te verhelpen,
wenschte hij slechts, dat ook hij naast den ouden pachter
in diens zwijgend graf mocht liggen.
Maar toch gelukte het zijn krachtigen geest zich te
ontworstelen aan do kluisters der wanhoop. Indien hem
niets anders overbleef, kon hij ten minste zijn leven wijden
aan het eenige doel zijne vrienden te wreken. Behalve
een onmetelijk geduld en de grootste volharding, bezat
Jefferson Hope eene onuitputtelijke macht van wraak
gierigheid, waarschijnlijk door hem overgenomen van d©