Uit gebrek aan bewijs No. 125. IVegen en ÏVegentigste Jaargang, 1897. W OEN SI) AG 20 0 C T 0 B E R. een Onderwijzer, Amsterdamsche Brieven. Feuilleton. CHARLOTTE BRAEME. ALKMAARSCHE COURAAT. Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en Baterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar 0,80; franco door het geheele rijk 1, 3 Nummers f 0,06. Afzonderlijke nummers 3 ets. Prijs der gewone Advertenttën Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS- TER ZOON. Telefoonnummer s 3. Aan de Openbare Tweede School voor Onvermogenden te ALKMAAR (Hoofd de heer C. J. REIZIGER), wordt gevraagd op eene jaarwedde van f 650, Stukken (adres op zegel) franco in te zenden aan het Gemeentebestuur, vóór 1 November a.s. XXV. Amsterdam is een ondankbare stad. Jazeer ondankbaar want anders had zij het feit dat de heer Vening Meinesz zich eene herbenoeming als burgemeester heeft laten welgevallen niet zoo onop gemerkt laten voorbijgaan en zou zij door vreug debetoon uiting gegeven aan haar ingenomenheid met die beslissing. Zelfs in de vergadering van den ge meenteraad is op zeer armzalige wijze hulde gebracht aan den burgervader voor zijn heilzaam besluit. Woens dag j.l. werden eerst allerlei punten afgehandeld en eerst toen prof. Fabius zijn licht wilde laten schijnen op de overhaalveren sprak hij als inleiding daartoe den wensch uitdat 't den burgemeester mocht gegeven worden met Gods zegen tot heil der stad en tot eigen voldoening ook verder zijne betrekking te vervullen. Droogjes merkte de heer Vening Meinesz op, dat hij geaarzeld had of hij de herbenoeming wel zou aanvaarden uu hij dat ten slotte had gedaan deed hij een beroep op de medewer king der Raadsleden. Bij die woorden klonk er zoo waar eenig applaus in de Raadszaal. Amsterdam's eerste magisstraat had beter verdiend. Zijne regeering toch heelt zich gekenmerkt door wijs beleid en strenge nakoming van gedane beloften. De ma nier, waarop mr. Vening Meinesz de raadsvergaderingen leidtis voorbeeldig te noemen aan noodelooze discus- siën weet hij den kop in te drukken en toch wedervaart daarbij aan de vereischte onpartijdigheid het volste recht. Strikt worden ook door den burgemeester de wenschen van den Raad geëerbiedigd wordt een besluit genomen, hoewel hij daartegen tijdens de beraadslagingen zijn stem heeft vernevendan zorgt hij voor een conscientieuse uitvoering en nooit komt 't bij hem op, langs den een of anderen omweg zijn eigen zin door te drijven. Daarbij geeft hij in alles blijk van een strenge opvatting van zijn plicht en een onkreukbare eerlijkheid als men van een model-burgemeester niet beter zou kunnen begeeren. Wan neer men zich dan nog eens het bestuur herinnert van den heer Van Tienhoven die altijd lonkjes gaf naar links en rechts zonder eigenlijk iemand op stuk van zaken te bevredigen ja dan zijn wij een massa vooruitgegaan. Natuurlijk zijn er menschen die wel wat op den heer Vening Meinesz hebben aan te merken. Zijn stroefheid en afgemetenheid steken sterk af bij de nederbuigend- heid en voorkomendheid van den heer Van Tienhoven en zij die met beleefdheden zijn te vangen zonder over de beteekenis daarvan na te denken kunnen met hem niet dwepen. Anderen zijn er weder, die zijn manier van DOOR i) HOOFDSTUK I. In een gevangeniscel. Een lange, breede gang, goed verlicht, met een reeks cellen ter weerszijden. Elke cel even groot, dezelfde deuren, hetzelfde kleine tralievenster, waardoor de gevangene door den bewaarder kan worden bespied e'ke cel draagt haar eigen nummer, elke deur zorgvuldig gesloten. De diepste stilte heerschte in de gang, geen geluid werd gehoord. Welke stormen ook mochten woeden in de harten van hen, die daarbinnen waren, buiten was alles kalm als de dood. Zelfs geen voetstap van een bewaarder weerklonk. Wat was achter die gesloten deuren verborgen "Wat al schaamte, kommer, ellende en te laat berouw Uitwendig was niets merkwaardigs aan de cel no. 21, maar daarbinnen zat een gevangene op wie de aandacht van geheel Engeland gevestigd wasoen jonge schoone vrouw, al was haar fraai gelaat thans marmerwit en had den hare oogen een angstigen, gejaagden blik. Daar zij nog in voorloopige hechtenis was droeg zij niet de gewone gevangeniskleding en haar gewaad van rijke, zwarte zijde en fluweel maakte een zonderlinge tegenstelling met die kale, troostelooze celmuren. Het was een onderwerp voor een schilderij, die kleine, vierkante cel, verlicht door een smal venster en met het schamele meubilair en dan het schoone gelaat van het meisje, dat juist door een zonnestraal verwarmd en ver licht werd een schilderij, dat ieder moest bekoren. In doen veel te aristocratisch vinden voor onzen democrati- schen tijd en 't hun bijv. euvel duiden dat bij 's winters er zich met hand en tand togen verzet om de toch al zoo schraal voorziene gemeentekas voor de werkloozen open te zetten. Dit moge dan beer Vening Meinesz tot troost zijn, dat wanneer bij overeenkomstig de wenschen van beide categorieën handelde, zijn bewind mettertijd in de annalen der Amsterdamsche geschiedenis lang niet zoo gunstig zou worden geboekstaafd als thans het geval is. In een groote stad als Amsterdam met zooveel woe lingen van gansch uiteenloopende partijen is vóór alles noodig een man die recht door zee gaat en zonder naar alle kanten om te zien streeft naar het doel dat hij zich als het ware voorstelt. En heeft Amsterdam zich onbegrijpelijk koel gehouden bij de aanvaarding der her benoeming van den heer "Vening Meinesz als eenmaal de tijd van het ontberen daar is komt buiten kijf de waardeering die zich nu schuil heeft gehouden. De waarheid dier woorden dringt zich telkens weer op wanneer men getuige is van den dood en de plech tige uitvaart van mannen die hooge ambten bekleedeu. Zoo ook nog weer in de afgeloopen week bij hei plotse linge verschelden van den procureur-generaal mr. Jol les. Bij zijn leven wisten wel-is-waar ook reeds de mannen van het vak zijn juridische scherpzinnigheid te waardeeren maar het groote publiek wist niet veel meer van hem dan dat hij onuitputtelijk was in anecdotes en het ridderschap van dan blauwen knoop verfoeide. "Nauwe lijks echter heeft hij de oogen voor goed gesloten of men hoort niets anders van hem dan dat zijn rechtskundige adviezen uitmuntten door degelijkheid en zijn beschei denheid en humaniteit sieraden van zijn karakter waren, Trouwens wij zouden de laatsten zijn om deze methode te wraken alleen is die houding dikwijls zoo onbillijk tegenover de scherpe, vaak ongemotiveerde veroordeeling bij het leven. Wie in dit opzicht niet te klagen heeft gehad is de nog dagelijks betreurde hoogleeraar van der Mey. Zo0 lang hij gearbeid heeft aan do Amsterdamsche Academie is hij door de studenten en zijn vakgenooten als het ware op de handen gedragen; tron'ens zooveel eminente ken nis en vriendelijken eenvoud ziet men zelden in één persoon vereenigd. Aller wensch was dan ook bij zijn dooddat op zijn graf een gedenkzuil getuigenis zou afleggen van de hem toegedragen vereering. Zaterdag middag werd dit gedenkteeken onder grooten toevloed van belangstellenden onthuld; maanden waren reeds ver- loopen sinds het overlijden van van der Mey maar 't was alsof bij de plechtigheid op »Zorgvlied" zijn geest nog onder zijn voormalige vrienden leefde en alsof men hem nog sleehts een paar dagen geleden ter ruste bad gelegd. Hier is het traditioneele in eere houden der nagedachtenis tot werkelijkheid geworden. Voor het kantongerecht heeft zich deze week een niet onaardig incident voorgedaan. Daar zou de eerste ver volging behandeld wordendie was ingesteld naar aanleiding van de onlangs gewijzigde politie-verordening, die het houden van openbare linlzcn van ontueht verbiedt. Het meerendoel dezer inrichtingen heeft zich dit kleine, armzalige vertrek leek zij een schoon juweel in donkere zetting. Zij had geen bezigheid, haar gevouwen handen lagen als sneeuwvlokkan op haar zwart, kloed. Gevouwen thans, straks weer in wanhoop opgeheven, maar nimmer ineengesloten tot een gebed. De aandacht van geheel Engeland en Schotland was op dit jonge, tchoone meisje gevestigd. De dagbladen deelden tal van bijzonderheden mede over haar vroeger en tegen woordig leven, elke bijzonderheid omtrent de zaak, die den naam gekregen had van Het geheim van Colde Feil." Het werd meer besproken dan eenige zaak ooit te voren en bet vreemdste was, dat boe meer men er over sprak, hoe raadselachtiger men het vond. Want het meisje dat daar zoo troosteloos en wanhopig in de enge cel zat, was Hoster Blair, die beschuldigd werd, dat zij haar echt genoot Angus Graham Blair van Oolde Fell zou hebben vergiftigd. De algemeene aandacht was onmiddellijk door deze gebeurtenis getrokkenwant Angus Graham Blair was een zeer bekend man en zijne vrouw als een schoone, bevallige gastvrouw algemeen bewonderd. Zij waren rijk en verkeerden in de groote wereld. De onverwachte en tragische dood van den een en de gevangenneming der andere had meer sensatie gemaakt dan eenige gebeurtenis in jaren. De gevangenisklok sloeg elf uur. Hester Rlair telde de slagen slechts elf en het was haar of zij reeds dagen lang in dien zonnestraal gezeten had slechts elften hoe- vele uren moest zij nog doorleven eer het nacht was. Elf uur op een helderen Junimorgen, Haar gedachten gingen terug naar Colde Feil, naar het schitterend zonlicht op het meer, naar de groene boomen en roode rozen, de witte leliën en het gezang der vogels dingen die haar nog voor enkele weken zoo gewoon waren, maar die zij nu hoogstwaarschijnlijk nimmer meer zou zien of hooren. Zij wist nauwkeurig hoe de zwanen over het meer dreven en de blanwe duiven door de lucht dwarrelden. Duizenden malen had zij het gezien, maar de waarschijnlijkheid bestond, dat zij het nooit meer zien zon. Zij stond op en schoof den stoel driftig weg. »Als ik maar ruimte had om mij te bewegen, als ik den wijdschen naam van hotel gegeven met voortzetting van hetzelfde bedrijf nu zou de kantonrechter uit maken of dit strafbaar was. Op de bank der beschuldigden hadden de opgesmukte juffers plaats genomen om getuigenis af te leggen van de waarheid. Een wolk van patchouli en andere bedwel mende geuren hing in de zaalwaar de nacht-schoonen zelfs nu nog trachtten veroveringen te maken op het publiek. Onverbiddelijk streng was echter het gelaat van den kantonrechtermr. van Ogtrop. Zoodra hij evenwel het onderzoek wel te verstaan het, juridische wilde beginnen vroeg mr. Rud. Benjamins de ver dediger van de »Hotel-Besitzerin", het woord om te betoogen dat mr. van Ogtrop in deze zaak niet mocht oordeelen, daar hij als lid van den gemeenteraad tot de verbodsbepaling had meegewerkt en derhalve op hem art. 321 van het Wetboek van Strafvordering toepasselijk iswaarin als een der middelen om een rechter te wra ken het uitbrengen van schriftelijk advies over de aan hangige zaak wordt vermeld. Overeenkomstig de wet werd hierna de behandeling der vervolging geschorst totdat de rechtbank in deze quaestie uitspraak zal heb ben gedaan. Druk pratende giegelende en coquettee- rende verlieten de geschminkte dames het gebouw. Haar plaats werd weldra door de zusters in de zonde ingenomendia door den practizijn De Vries werden bijgestaan. Deze greep het middel der wraking niet aan, omdat hij do zaak tot in hoogste instantie wil zien uitge maakt. Zijn cliënte werd door den kantonrechter veroordeeld Met een journalistiek curiosum wil ik ditmaal besluiten. Zaterdagavond werden de abonné's van de Vieuwe Amsterdammer verrast met de mededeeling aan het hoofd van dat blad, dat de uitgave voorloopig was ge staakt. Zoo was dan een einde gekomen aan do tobbe rijen, die dit orgaan jaren achtereen heeft moeten door maken. Doch ziet, maandagavond zag het blad toch weer het licht, nu met de korte mededeeling, dat ingevolge den wensch van invloedrijke zijde de uitgave voorloopig weer werd voortgezet. Hoe lang dit laatste, voorloopig' duurt zal de toekomst moeten ieeren. Met het schetsen der geschiedenis van dit blad zou men een boekdeel kunnen vullen. Kort na zijn oprich ting, toen eenige tonnen gouds beschikbaar waren, scheen 't, of d e A m s t e r d a m m e r bestemd was, het blad bij uitnemendheid te worden bekwame redacteuren, ijverige correspondenten in de voornaamste plaatsen van het binnenland en de hoofdsteden van het buitonland, eerste rangs-medewisrkers allen werkten samen om een courant te scheppen, zooals Amsterdam die nog niet kende. Er werd op royalen, bijna vorstelijken voet ge leefd, kosten noch moeiten werden ontzientot dat eensklaps bleek, dat de tering niet naar de nering was gezet en de geldschieters niet genegen waren om nog eenige meerdere tonnen bij te passen. Toen was Leiden in laster moest geweldigt bezuinigd worden en van de vroegere glorie was weldra niet veel meer te bespeuren. Alleen de heer de Koo was en bleef hoofdredacteur en zijne keurige artikelen waren oorzaak, dat met het blad toch nog ter dege rekening moest worden gehouden. maar op en neer kon loopen, lucht had en vrijheid Driemalen liep zij de kleine cel op en neer en strekte haar fraaie armen uit, als om de ruimte te meten. »Een ademtochtje, slechts een, van het zachte briesje dat over Golde Feil strijkt. Ik zou dit beter kunnen verdra gen als ik lucht had om in te ademen, ruimte om mij in te bewegen. Deze vier enge muren houden mijn ziel beklemd. Ik kan niet eens denken Elf uur Als ik nu op Colde Fell waszou ik onder de ceders zitten te lezen, of bij het meer. En nu sta ik hier, met het scha vot vóór mij O, God, heb mededoogen Zij mogen mij niet ophangen. Ik ben jong en zooals gezegd wordt, schoon. Ik ben een vrouw. Wie hoeft ooit gehoord dat een vrouw opgehangen werd De menschen zullen medelij den met mij hebben en mij bevrijden. Ik behoef niet bevreesd te zijn." Zoo sprak zij snel achtereen, terwijl zij de enge cel op en neer liep. En haar hals betastende, riep zij met een wilden lach »Hier heb ik parelen en diamanten gedragen 1 Wie zal het wagen dien hals te kwetsen met een touw Ja, ook Anna Boleyn's teedere hals vermocht haar niet te redden. Maar als zij mij naar het schavot willen brengen, zal ik dood neervallen en de menschen zullen het uitroepen, dat ik onschuldig was en de Hemel mij tot zich geno men heeft." Daar hoorde zij gerucht buiten stil werd de deur geopend en de hooldbewaarster juffrouw Grant, een knappe flinke vrouw met heldere oogen en vastberaden lippen, trad binnen. »Numero 21," zeide zij, »uw advocaat is hier en wenscht u te spreken." Goddank dat ik een menschelijk gelaat mag zien en een menschelijke stem mag hoorenriep de jonge vronw. »Het is mij of deze cel vol geesten is, die wil len spreken over het verleden en de toekomst." »Een kwaad geweten", dacht de bewaarster, maar zij zeide niets en liet den advocaat binneu. Het was Dadley Ross, een der jongste maar bekwaamste rechtsgeleerden van Schotland. Hij had do grootste praktijk in Ardrossan

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1897 | | pagina 1