rnmit w'wvm
wik- en weegloonen. Op dien grond zon hij zich kunnen
vereenigen met het voorstel, om f 13000 straatgeld te
heffen.
De heer Kraakman kan zich wel vereenigen met
de mededeeling dat ook pakhuizen belast zullen zijn,
Dit staat echter vast dat volgens de gegevens van den
Rijksontvanger de belastbare huurwaarde is f 484000
berekend naar 1 pet. zou men dus circa f 5000 verkrijgen.
De voorstellen in den Gemeenteraad van Utrecht zijn van
dien aard, dat geheven wordt
bij eene huurwaarde van 100 f 0,25 per M. lengte.
«100—2000,30
tot v 500 1,«en
700 1,25
Spr. blijft van gevoelen, dat het straatgeld, evenals het
haven-, kaai- en diepgeld, niet te hoog moet worden op
gevoerd. Vandaar dat hij nog geen bepaald bedrag zou
willen ramen.
De heer Vonk doet opmerken, dat onder de genoemde
som van f 484000 niet is begrepen de huurwaarde der
onbelastbare perceelen. Deze zullen toch ook in de straat
belasting vallenzoodat de totaal huurwaarde hooger
wordt. Spr. kan méégaan met het voorstel, om f 13000
te beffen.
De heer Goede verklaart zich geen voorstander van
de opvoering H. O. van 2.2 °/0 tot 3 of 3'/2 °/0. De
H.O. echter als sluitpost der begrooting beschouwende
zal hij er niet op tegen hebben, al wordt het percentage
0.2 of b.v. 0.3 hooger.
De heer Bosman zegtdat op de begrooting ter
zake der nieuwe belastingen eene vaste som moet worden
uitgetrokken. In verband met de geuite gevoelens zou
spr. thans willen voorstellen voor beide belastingen
10000 uit te trekken en B. en W. uit te noodigen
de daartoe noodige voorstellen te doen.
De heer Boelmans ter Spil meent, dat de Raad
niet op de hoogte is van wat thans wordt voorgesteld.
Havengeld heeft bier vroeger bestaan en spr. verklaart
thans niet in de gelegenheid te zijn geweestom na te
gaan, waarom indertijd die belasting is ingetrokken. Hij
zou er prijs op stellen dit alsnog te kunnen doen.
Voor straatgeld heeft spr. nog geen motief gehoord.
Spr. verklaart niet te begrijpen het verband dat zou
moeten bestaan tusschen het hebben van een huis en het
betalen van belasting. Grondig onderzoek wat blijkens
de memorie van antwoord door B. en W. wenschelijk
werd geachtheeft niet plaats gehad. Bovendien is er
geen voorstel in de sectiën gedaan om havengeld te
heffen. Spr. zou betwijfelen of een thans in dien geest
gedaan voorstel zou mogen worden behandeld.
De heer Goede doet evenwel opmerken dat zooda
nig voorstel is gedaan bij volgn. 23.
Het voorstel-Bosman, om voor straat- en haven-, kaai-
of diepgeld gezamenlijk f 10000 toe te staan wordt in
stemming gebracht en aangenomen met 14 tegen 2
stemmen. Tegen stemden de heeren Bruinvis en Boel
mans ter Spill.
(De heer Canters had inmiddels de vergadering ver
laten
Do bepaling van het bedrag van den hoofd, omslag
weid tot het einde der behandeling van alle posten aan
gehouden omdat men eenparig dien post als sluitpost
der begrooting beschouwde.
Volgn. 23 »Tollen en straatgelden,''
Door de 2de sectie was gevraagd of er controle uitge
oefend werd op de ontvangst van tolgelden. B en W.
antwoorden ontkennend.
De Voorzitter deelde in betrekking tot doze ma
terie mede, dat de Raad vroeger beslootom de heffing
van tolgelden publiek te verpachten. De opbrengst was
toen echter minder dan bij gaardering. Als blijk van
tevredenheid over den gaarder werd in verband daar
mede in beginsel aangenomen de tolgelden niet meer
te verpachten. Spr. kan verklaren dat de tolgaarder
ongetwijfeld een eerlijk man is.
De heer K r a a k m a n meent te moeten opmerken
dat, toen de Raad indertijd zoodanig besluit nam, zeker
een ander tolgaarder was. Welk bezwaar zoo vraagt
spr., bestaat er tegen controle. B. en W. moeten nooit
in iemand een blind vertrouwen stellen.
De Voor zi tter zegt, dat B. en W. bereid zijn
de controle ook over de tolgelden uit te strekken.
olgn. 32. »Uitkeering van het Rijk, krachtens art.
1 der wet tot regeling der financieels verhouding tusschen
het Rijk en de gemeenten."
Door cle 1ste sectie was voorgesteld, aangezien de ge
meente m ongunstige omstandigheden verkeert ten opzichte
dezer uitkeering, pogingen bij de Regeoring aan te wen
den, om die onbillijkheid op te heffen. B. en W. deelen
mede, dat zij van eene eventueele aanneming van dit
voorstel niet het geringste heil verwachten.
De heer Boolmaus tor Spill deelt mede, dat de
memorie van antwoord van B. en W. inhoudt, dat men
wel niet zoo spoedig tot wetswijziging zal willen over
gaan. Spr. zou dit nog lang niet als zoo geheel vast
staande wil'en aannemen.
Bij de stemming toch over de wet gobeurde iets geheel
bijzonders. Spr. leest uit de handelingen der Staten-
Generaal voor, wat bij de eind-stemming over het wets
ontwerp door den heer Goeman Borgesius, thans Mi
nister van Binnenlandscbe Zaken, is gezegd.
Daaruit bleek, dat het oordeel van het Kamerlid toen
was, dat de wet wellicht spoedig zon moeten worden
vervangen.
Wanneer de Minister zich thans nog bewust is, wat
hij toen als Kamerlid zeide, dan is spr. het met B. en
W. niet eens.
De heer van den Bosch verlaat inmiddels do ver
gadering.
t oorzitter zegt, dat B. en W. bereid zijn,
zich met een toelichtend schrijven tot den Minister te
wenden.
De heer Kraakman zou wenschen, dat do brief
vooraf aan het oordeel van den Raad werd onderworpen,
opdat die hem kan goedkeureu. De wet heeft hem dagen
studie gekost en nog betwijfelt hij de strekking van som-
m]ge artikelen. De cijlers van B. en W. gegeven in een
daartoe betrekkelijken staat, schijnen hem zelfs niet ge
heel betrouwbaar, vooral niet wat betreft een bedrag van
ruim f 8000, door B. en W. beschouwd als verhoogde
uitkeering wegens armenzorg. Het nadeel voor deze ge
meente vloeit naar spr. meening voort uit het feit, dat
Alkmaar ter zake der personeele belasting is geplaatst
in de 5e klasse. De huur der woningen alhier is van
dien aard, dat in deze klasse bijna elk belasting zal
moeten betalen. Het ware zeker billijk geweest, indien
Alkmaar ware gerangschikt in de 4e klasse. Bij do per
soneele belasting domineert ten aanzien der bedoelde wet
in alle opzichten de verhouding van de belastbare tot de
niet-belastbare huurwaarde. Deze is thans van 51.
Ware zij van 52, dan zon Alkmaar een aardige uit
keering ontvangen.
Spr. meent uit het bovenstaande te hebben aangetoond,
dat de in te dienen missive wel overwogen mag worden.
De Voorzitter zegt, dat B. en W. de missive
gaarne door den Raad zullen laten goedkeuren.
Volgn. 34. «Opbrengst gasfabriek."
De le sectie geeft als haar gevoelen te kennen, dat
ter berekening van den gasprijs, niet in aanmerking komt,
zooals de commissie voor de gasfabriek voorstelt, het
kassaldo van 1896, groot f 7155,60s, maar wel het batig
saldo der exploitatie-rekening, groot f 13066,67. Om die
reden en wel uitsluitend om tot den gasprijs voor 1898
te geraken, heeft die sectie een tweede begrooting voor
de fabriek opgemaakt en daarin als memorie uitgetrok
ken de posten no. 5 d.lossteiger aan het kanaal met
spoor- en kipwagens (door de commissie geraamd op
f 1800) en no. 5e: Motor voor cokesbreken met lokaaltje
(door de commissie geraamd op f 1560.)
Deze sectie stelt verder voor het lichtgas te brengen
op 6 cents por M3 voor 1898 en dus aan den prijs van
kookgas gelijk te maken. Op dien grond is de ontvang
ter zake van gaslicht, geraamd op f 46000 verminderd
met 1/7 van dit bedrag, zijnde f 6571.
Door den heer Bruinvis wordt, niet in zijne kwa
liteit als lid der commissie, medegedeeld, dat de commis
sie als eersten post op de begrooting heeft gebracht
f 7700, zijnde het door den gemeenteraad bij de goed
keuring der rekening voor de gasfabriek, aan den dienst
van 1897 toegevoegde bedrag. Dat bedrag zal aan het
einde van dezen dienst nog beschikbaar zijn en zal kun
nen worden overgebracht op den dienst van 1898.
De le sectie meent echter, dat de begrooting moet
aanvangen met een batig saldo van f 13000, dat der
exploitatie-rekening. Dat bedrag is evenwel niet in geld
beschikbaar. Het bestaat slechts voor f 7700 in geld en
voor de rest in meerdere waarde van grondstoffen en
gereedschappen op 31 Dec. 1896 in vergelijking met 31
Dec. 1895. Die waarde kan natuurlijk niet in geld wor
den uitgetrokken. Voor een deel toch zijn ze nu ver
bruikt, voor een ander deel kunnen ze langer, wellicht
nog voor jaren strekken. Daarom kan niet anders dan
f 7700 als batig saldo worden uitgetrokken.
Spr. is het evenwel eens, dat de f 13000 in aanmer
king komen bij de prijsbepaling van het lichtgas. Toen
echter in het laatst van Juni de commissie hare begroo
ting ontwierp, was nog niet te boven gekomen de achter
uitgang in het debiet van lichtgas, veroorzaakt door de
sterke toeneming van het gloeilicht en dit benam haar
de vrijheid eene vermindering van den gasprijs voor te
stellen. Sedert is echter het verbruik weder vooruitge
gaan, zoodat het te voorzien is, dat deze dienst, behalve
de f 7700 saldo van 1896, nog een niet onbelangrijk
saldo zal opleveren. Spr. vindt daarom geen bezwaar
meer, om voor 1898 den prijs van het lichtgas te be
palen op 6 eenten.
De heer lonk zegt, dat hij zich volkomen bewust
was, dat de f 13000 saldo der exploitatie-rekening niet
in geld aanwezig zou zijn. Hij brengt in herinnering het
besluit van 2 Juni 1.1. waarbij op ziin voorstel het woord
«batig' saldo, voorkomende in de rekening der gasfabriek
was veranderd in kassaldo en zulks alleen, om ver
warring te voorkomen.
Spr. verklaart, dat het hem thans genoegen doet, dat
de heer Bruinvis tot eoue verlaging op 6 cent van den
gasprijs wil medewerken.
De heer de Lange kan met de le sectie mede
gaan ten aanzien der onjuiste benaming van batig
saldo. Dit had kassaldo moeten zijn.
Bij verlaging van den gasprijs is echter met meerdere
zaken rekening te houden. Daarbij geldt alleen de vraag,
of de dienst over eenig jaar daartoe aanleiding geeft.
De omstandigheden betrekkelijk eiken dienst zijn niet
steeds gelijk maar dikwijls zeer verschillend. De uit
komst van iederen dienst is daarvan natuurlijk zeer
af hankejijk,
Spr. koestert alle hoopdat de fabriek vooruit zal
gaau en dat men nog tot verlaging van den gasprijs zal
geraken; ter bepaling van den gasprijs voor 1898 meent
spr. echter, dat men daarbij niet anders, dan van het
winstsaldo van het vorig jaar gebruik kan maken.
Muntgasmeters zullen bovendien aan de fabriek zware
eischen stellen. Het wil spr. alzoo wenschelijk voorkomen
voor 1898 nog niet tot verlaging van den gasprijs te
besluiten.
Eerst zal de uitkomst der rekening over 1897 bekend
moeten zijn.
Ook de heer Bosman is niet voor verlagingde
belangrijke gasverbruikers zooals cadettenschoolge
vangenis, opvoedingsgesticht, rechtsgebouw en dergelijke
zullen bij eene vermindering wel het meest en in hoofd
zaak gebaat zijn. Het gloeilicht geeft bovendien reeds
eene gemiddelde besparing van 2 cent per M3., zoodat
de gebruikers van ait lie it feitelijk niet meer betalen
dan 5 cent per M3. Zooals spr. reeds opmerkte, de niet-
ingezetenen voornamelijk het Rijk zullen bij eene ver-
laging profïteeren en wat nu de gasfabriek minder ont
vangt zullen de ingezetenen meer moeten opbrengen.
Spr. meent voorts dat indertijd de gasfabriek door de
gemeente is overgenomenom daarvan een bron van
inkomsten te makeD.
De heer Bruinvis is van oordeeldatals die
theorie opgaat, de prijs van het gas moet worden verhoogd.
De_ heer Kraakman zegt, dat het alleen de bedoe
ling is om den bestaanden prijs van 7 centen te handhaven.
De steenkolen zullen kunnen stijgen. Een gevolg
daarvan zal kunnen zijn dat men eeu volgend jaar
reeds weder den gasprijs zou moeten verhoogen, als men
ze nu gaat verlagen. De verlaging strekt bovendien, zooals
reeds is gezegd, ton profijte van gro' te industrieeleu.
De gasfabriek zal steeds een groot bedrag aan grond
stoffen noodig hebben. Dat bedrag mag haar niet ont
nomen worden. Spr. onderschrijft geheel het gevoelen
van de twee leden der gascommissie.
De gemeente moet verder zichzelf de reserve niet ont
nemen, om te eeniger tijd over een kassaldo te kunnen
beschikken. De fabriek zal voor 't minst aan de gemeente
moeten kunnen opleveren, wat zij verschuldigd is en dit
zou kunnen tegenvallen indien de gasprijs met 1 cent
werd verlaagd, t Komt spr. verstandig voorvoor
1898 nog geene verlaging te bepalen vooral nu het
blijkt, dat de gemeente naar alle middelen moet omzien,
om hare inkomsten te versterken.
De heer Bruinvis acht het argument, betrekkelijk
de verhooging van den prijs der steenkolen niet over
wegend. Doet zoodanig geval zich voor, dan wordt de
prijs der cokes verhoogd, zoodat de fabriek daarvan geen
of weinig schade heeft. Bovendien is spr. van oordeel,
dat de Raad niet mag terugkomen op zijn besluit van
het vorig jaar, waarbij de geldelijke verhouding tusschen
de fabriek en de gemeente is geregeld.
De heer Goede, hoezeer in beginsel voorstander van
verlaging van den gasprijs, is thans voor bestendiging.
Spr. stemt toe, dat het voordeel van verlaging hoofdzake
lijk wordt genoten door groote industrieelen.
Toch zou hij er voor zijn de kleine verbruikers te
ontlasten en hij meent daartoe het middel te hebben
gevonden spr. stelt voor de meterhuur af te schaffen
het gasverbruik zal daardoor ongetwijfeld toenemen.
De heer Boelmans ter Spill heeft gehoord, dat
de een de fabriek wil beschouwd hebben als een bron
van inkomsten, de ander niet.. Aan de gemeente wordt
reeds een uitkeering gegeven van ruim 1 12000 'sjaars.
welk bedrag de gasverbruikers moeten opbrengen. Nu mag
oogenschijnlijk deze opbrengst geheel vrijwillig schijnen,
een feit is het, dat winkeliers niet buiten gas kunnen.
Voor hen is het verbruik gebiedend omdat zij daartoe
door de concurrentie worden gedwongen. Spr. vindt hot
daarom niet billijk hen in hooge mate te laten bijdragen;
hij is voor verlaging van den gasprijs en zou het zeer
wenschelijk vinden om kook- en lichtgas gelijk te stellen
en dan één meter voortaan te gebruiken. Mocht de Raad
niet medegaan met eene vermindering tot 6 cent, dan
zal spr. zich verklaren voor het voorstel Goede.
De heer Bosman zal zich met dit laatste voorstel
kunnen vereenigen; daarvoor is zeer veel te zeggen, om
dat de fabriek zelf de meters bekostigt. Spr. blijft echter
tegen verlaging want inderdaad de fabriek is een in-
dustrieele onderneming met nog aanzienlijke schuld, een
fabriek, welke afhankelijk is van steeds nieuwe eischen.
De heer Kraakman moet nog den heer Bruinvis
doen opmerken dat de opslag van den prijs der cokes
niet afhankelijk is van den wil der gascommissie, zooals
spr. dat voorsteldemaar wel dat hij geregeerd wordt
door den marktprijs. Dat voorts de schuld niet onbe
langrijk is mag blijken uit net feit, dat voor rente van
schuld in de begrooting wordt uitgetrokken een bedrag
van f 5000. Spr. is tegen verlaging van den gaspits
en voor het voorstel-Goede.
In stemming gebracht, wordt het voorstel der sectie
tot verlaging van den gasprijs, verworpen met 8 tegen
7 stemmen. Vóór stemden de heeren Vonk, de Groot,
Stoelde Wit, Rentmeester, Bruinvis en Boelmans ter
Spill.
Het voorstel-Goede waartegen de heer de Lange
het bezwaar had, dat aanneming daarvan gevaarlijk zou
zijn voor verlaging van den gasprijs voor een volgend
jaar, vervolgens in stemming gebracht wordt aangenomen
met 14 tegen 1 stem. Tegen stemde de heer de Lange.
Met ingang van 1898 is de meterhuur alzoo afgeschaft.
Door den Voorzitter wordt nu aan de orde gesteld
het voorstel der le sectie, om volgn. 5d der begrooting
voor de gasfabriek «Lossteiger aan het kanaal, met spoor
en kipwagens f 1800" pro memorie uit te trekken.
Den heer Vonk komt het voor, dat de aanleg van
deze zaken geene besparing van arbeid zal geven. Dit
zou alleon het geval zijn, indien de kolen uit de kip
wagens direct op hare plaats konden worden gestort.
De heer Bosman verklaart, dat de bedoeling enkel
is, om met de kipwagens cokes te vervoeren.
De heer Bruinvis echter doelt mede, dat de kos
ten van vervoer der cokes voor rekening zijn van den
afnemer.
De heer de Lange moet opmerken, dat onder dezen
post tevens is begrepen een automatische w eegschaal,
waardoor het voordeel wordt verkregen, dat de kolen
gemakkelijk gewogen wordenomdat het gewicht van
iederen wagen bekend is.
De heer Kraakman verklaart het met den heer
Bruinvis niet eens te zijn. Als de afnemer de kosten
van vervoer moet dragen, dan is het natuurlijk genoeg,
dat de cokes goedkooper geleverd moet worden. Hij
ondersteunt het voorstel der commissie.
In stemming gebracht wordt dit voorstel aangenomen
met 10 tegen 5 stemmen. Tegen stemden de heeren
Vonk, de Groot, Stoel, Witte en Janssen.
Over het voorstel der le sectie, om den post no. 5e
der begrooting voor de gasfabriek «Motor voor cokes-
breken met lokaaltje f 1560" pro memorie uit te trekken,
wordt door den heer Bosman medegedeeld, dat de
commissie dit voorstel heeft gedaan met hot oog op de
vele werkzaamheden nu aan het breken verbonden.
Wordt de motor gesteld, dan kan men over meer krach
ten beschikken en derhalve meer cokes breken, terwijl
minder art eid wordt vereischt.
De heer Bruinvis voegt er aan toe, dat hij kloeke
mschen met dit werk mager heeft zien worden, 't Is
moorden.
De post wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Door de meerderheid der 2e sectie was voorgesteld de
aflossing der fabriek te verminderen met f 1000,en
deze alzoo niet te verhoogen boven de vaststaande eijfers
van f6000,en f1000, Daartegenover werd voorge
steld f 3000,te nemen nit het zuiver batig saldo der
rekening van 1896 ter tegemoetkoming in het nadeelig
saldo der gemeente-rekening over dat jaar.
De heer Bruinvis zegt, dat de verhoogde aflossing
rekening houdt met de meerdere aflossing der gemeente.
De heer Kraakman licht het voorstel der 2e sectie
toe. De f 3000,wil ze brengen op de zeer bezwaarde
begrooting voor 1898. Vroeger heeft de fabriek steeds
tekort in de gemeentekas gestort, omdat de winst toen
aangewend voor den verbouw. Van de winstbe
reids in 1896 door de fabriek genoteD, wil de sectie
daarom ter tegemoetkoming in de mindere ontvangst
over vorige dienstjaren, f3000,afnemen.
De heer B r u i n v i s vindt dit napleiten over afge
dane zaken. De heer Kraakman schijnt het denkbeeld om
nog steeds te plukken, niet los te laten. Eens is het der