No. 139. *weede blad. Megen en ItTegentigste Jaargang, 1897. ZONDAG 21 NOVEMBER. Nederland o(;£:r„daT Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar/ O,SO; franco door het geheele rijk 1, 3 Nummers O.OO. Afzonderlijke nummers 3 ets. Prijs der gewone Advertentlën Per regel f 0,13. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COS- TER ZOON. Telefoonnummer: 3. Naast persoonlijken dienstplicht staat leerplicht" op het programma van het Ministerie. Ook op het Pro gramma van Beginselen der Liberale Unie en evenzeer op haar programma van «Urgentie stond invoering van leerplichtvermeld, en wel met de bijvoeging »ook voor voortgezet of voor herhalingsonderwijs." Wat deze bij voeging betreftzal in het algemeen erkend moeten wor den dat leerplicht zeker niet behoeft te eindigen met den leeftijd waarop do leerling gewoonlijk de lagere school verlaaten datwil men inderdaad vruchten zien van het daar genoten onderwijs voortzetting of herhaling daarvan hoog noodig is. Op welken voet en in hoeverre de Regeering intusschen de invoering van leerplicht reeds aanstonds mogelijk acht, zal eerst kunnen blijken als het wetsontwerp is ingediend. Voor het oogenblik hebben wij ons alleen bezig te honden met de zaak in het al gemeen. Hoe lang staat leerplicht reeds op het programma der liberale partij in Nederland Wij zouden het niet met juistheid kunnen zeggen. Misschien is het beginsel in ons vaderland voor het eerst met nadruk en overtuiging rn breeden kring ter sprake gebracht door den hoog leeraar Opzoomer in den Volks-almanak der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen voor het jaar 1861. Het loont de moeite nog eens na te gaan op welke wijze en op welke gronden destijds op invoering van leerplicht werd aangedrongen. Opzoomer wees er op, dat men er hier te lande sinds lang algemeen van overtuigd was, dat, in hoe enge gren zen de staatsbemoeiing ook moge besloten worden zij zich zonder twijfel tot de beschaving van het volk mag uitstrekken. Daarvan getuigen trouwens zoowel de Grond" wet als de schoolwet. De voorschriften der eerste: «Het openbaar onderwijs is een voorwerp van do aanhoudende zorg der Regeering" en «Er wordt overal in het Rijk van overheidswege voldoend openbaar lager onderwijs gegeven", laten in dit opzicht aan duidelijkheid niets te wenschen over. Door verder de vakken op te noemen waarin onderwijs gegeven moot worden en daarenboven te bepalen, dat het schoolonderwijs onder hot aanleeren van gepaste en nuttige kundigheden dienstbaar moet worden gemaakt aan de ontwikkeling van de verstande lijke vermogens der kinderen en aan hunne opleiding tot alle christelijke en maatschappelijke deugden, heeft voorts de Schoolwet ondubbelzinnig de strekking van dat on derwijs aangegeven. Zijn doel is de verstandelijke en zedelijke ontwikkeling der kinderen. De btaat, aldus redeneerde Opzoomer, wordt dus hier te lande bevoegd en verplicht geacht om onderwijs te doen geven. Recht en plicht staan hier in nauw ver band. Ja, het recht van den staat om voor onderwijs te zorgen is alleen gegrond op zijn plicht om verlichting en beschaving te verbreiden. Was hij tot het laatste niet verplichthij zou geen recht hebben om zich met het eerste te bemoeien. Van dat standpunt uitgaande zegt hij verder: «Is het regt van den Staat alleen op zijn pügt gegrond dan reikt ook zijn regt niet verder dan de vervulling reikt van zijn pligt. Hij vordert ons geld voor de beschaving van het volk hij mag het dan alleen van ons eisehen, als hij het volk werkelijk beschaaft. Hij verzwaart den druk onzer belastingen, om onderwijs te kunnen geven ook aan de laagste, armste klassen van het volk hij is er dan alleen toe bevoegd, wanneer hij alle standen, ook de geringste, werkelijk onderwijst. En onderwijs geven bestaat niet in het oprigten van scholen, in het aankoopen van tafels en banken en boeken,in het bezoldigen van onderwijzers; er zijn scholieren, leerlingen voor noodig. Wat zou men van den staat wel zeggen, die hoog opgaf van zijn regt om het kwaad te straffen en voor dat doel gevangenissen te bouwen, en die nu, als de gebouwen voltooid waren, zijn taak voor afgedaan hield, en het onverschillig rekende, of de misdadigers er ook in werden opgenomen? Het is een ongerijmde voor stelling niet waar Maar even ongerijmd handelt de staat, die, pralende met, zijn regt en zjjn pligt om niet alleen de hoogere standen, die van zelf naar kennis, naar beschaving begeerig zijn, maar ook de allerlaagste klasse, bij wie de begeerte niet leeft, te verlichten, een aantal goede scholen oprigt en voor een uitnemend onderwijs zorgt, maar het nu aan ieder vrij laat, of hij er al dan met gebruik van wil maken." Zijn slotsom is deze «Ongerijmd mag het heeten, een afbreken met de eene hand van hetgeen de andere heeft opgebouwd, als men den staat verpligt om voor goede scholen te zorgen, maar bem te gelijk dwingt om rustig af te wachten en geduldig toe te zien ot iemand lust heeft om ze te bezoeken Helaas, die ongerijmdheid is in ons vaderland het stelsel niet maar van dezen of genen burger ze is het stelsel der wet. Er is bij ons staatsonderwijs; er moet volgens onze grondwet «overal in het rijk van overheidswege voldoend openbaar lager onderwijs" worden gegeven maar er is voor niemand de verpligting, om of van dat openbaar of van eenig bijzonder onderwijs partij ta trek ken. Er is hier geen schoolpligtigheid, gelijk men het bij ons heeft genoemd, geen schooldwang, gelijk onze Duitsche buren het noemen. (Tegenwoordig zon men de Fransche buren er ook bij kunnen voegen.) Wij meeneu genoeg te doen als wij de deuren wijd open zetten al weten wij ook vooruit, op grond eener zorgwekkende ervaring, dat juist zij, voor wie inzonderheid die deuren ontsloten zün i in grooteu getale er buiten zullen blijven. Opzoomer laat niet na zich de vraag te stellen hoe zulk een ongerijmdheid bi) ons mogelijk is. Te zeggen dat schoolplichtigheid onpraktisch, onuitvoerbaar is, gaat niet aan waar zij in andere staten bestaat en tot geen ernstige klachten aanleiding geeft. De eene grond, zegt hij, waarop men haar bestrijdt, is de burgerlijke vrijheid. Verlichting en kennis, aldus redeneert men is een wel daad maar een weldaad moet niet worden opgedrongen, het moet ieder vrijstaan ze al of niet aan te nemen. Vrijheid is een te kostbaar goed om opgeofferd en met dwang verruild te worden. Maar Opzoomer antwoordt, dat er hier van iets anders sprake is dan van een wel daad. Niet alle onderwijs staat in dit opzicht gelijk. «In het geheel der wetenschap, zegt hij is alle konn-s nuttig. Maar voor het volk, voor de groote massa der burgers, is er tusschen do kundigheden een onmiskenbaar verschil Iliei staat sierlijke keunis, weelde-kennis zou ik haast zeggen, tegeuover noodige en nuttige konnis". Hier betreft het dus voor de kinderen niet een weldaad, die het wel aangenaam is te ontvangen, maar die zij desnoods kunnen missen maar iets noodzakelijks, iets onontbeer lijks, iets dat zij niet kunnen missen. En wat de vrijheid betreit, is het niet de vraag of de ouders vrij zijn zeiven van iets al of niet gebruik te maken, maar of zij hunne kinderen van onderwijs verstoken mogen laten. Het geldt hiei niet hunne belangen, maar de belangen van minder jarigen,van onmondigen en nu moge men den eisch stel len, dat een mensch vrij moet wezen om te doen wat hij goedvindt, zoolang het alleen zijn eigen belang raakt, hij moet niet vrij zijn om naar eigen believen te han delen, waar het de belangen van een ander geldt. Waar het stoffelijke zaken, het beheer over hot vermogen zijner kinderen betreft, laat onze wet den vader niet vrij. Zij bindt hem aan regels, stelt hem onder toezicht, verbiedt hem sommige handelingen en verklaart hem tot andere alleen bevoegdwanneer hij een machtiging van den rechter heeft. Niemand heeft tot nog toe daartegen be zwaar gehad. Maar zoodra het den geest, de verstande lijke en zedelijke vorming en ontwikkeling van het kind betreft, wordt alles anders. Dan komen bij sommigen noch de belangen van het kind, noch die van de maat schappij meer in aanmerking. Of door het verwaarloozen der opvoeding het verstoken laten van alle onderwijs, het kind verwildert en tot een ruw, onbeschaafd mensch opgroeit, en of de maatschappij van zulk een gif tig gewas alles te vreezen heeft, dat schijnt van gering belang te zijn tegenover den eerbied, dien men aan den huisvader verschuldigd is. Verwacht meer van verlichting en beschaving dan van strafbepalingen, plegen de vrienden der vrijheid te zeggen. Uitmuntend. Maar dan dient verlichting en beschaving ook verbreid en bevorderd te worden. Het is een groote dwaasheid, ons eerst toe te roepen dwingt toch de men- schen niot tot het goede, beschaaft slechts hun geest, en ze zullen het goede van zelf doen, steekt slechts het licht voor hen aan en ze zullön van zelf hun weg vin- deu en er dan op te laten volgen laat het aan ieders willekeur over of hij zich, noen, of hij zijn kinderen wil laten beschaven, of hij zal hun toelaten of wel hen zal verbieden naar dat licht te zien. Reeds in I860, zeven en dertig jaar geledon, pleitte Opzoomer in dezen zin voor de invoering van wat hij •algemeeue schooipiichtighoid" noemde. Toen reeds ver klaarde hij voor zich, van de vele belangrijke maatrege len die destijds ter sprake kwamen, er geen beter en nuttiger te kennen, en zich daarom gedrongen te gevoe len over deze groote volkszaak zijn gedachten uit te spre ken in een volksalmanak, die in zoovele duizenden han den kwam. Hij hoopte zijn overtuiging in zijn lezers over te brengen want zeide hij: «Dat is toch de ware, de beste gang der wetgeving eerst een klaar inzigt bij de beschaafde, lezende en denkende volksklasse, en dan een met dat inzigt overeenkomstige verandering door de wetgevende magt." De weg is lang geweest. Laat ons nu hopen dat wij er eindelijk zijn! Toch, meenden wij, zal het velen belang inboezemen nog eens te hooreu hoe reeds in 1860 de zaak verdedigd werd en warm aanbevolen. .11 oml - en klauwzeer. Bij de Kamer is een wetsontwerp ingekomen, strek kende tot verhooging van 2 posten van hoofdstuk Bin- nenlandsche Zaken der Staatsbegrooting voor 1897 met respectievelijk f 35,000 en f 70,000, ten gevolge van het heerschen van mond- en klauwzeer. Suikerbieten. Door gebrek aan water heeft de suikerfabriek Laane Rogier Daverveldt Co., te Bergen-op-Zoom, het werk moeten staken. De parkvijver is bijna droog en de Zoom laat ook geen water meer door. Spoorweg van Amsterdam naar Siaarlem. U n?°or d,eu Mini.ster van Waterstaat enz., is aan den heer i. banders, civiel en bouwkundig ingenieur, te Am sterdam, concessie verleend voor den aanleg van een electrischen spoorweg, die het Zuidelijk deel van Am sterdam zal verbinden met het Zuidelijk deel van Haarlem. Do concessie bevat tevens de voorwaarden, waaronder do concessionaris verplicnt is, aansluitende stoom- of electrische tramlijnen in de Haarlemmermeer enz. aan te leggen. De voorbereidende werkzaamheden voor de hoofdlijn zyn bereids met kracht aangevangen. TDssingen. Tengevolge eener ontploffing in een der ketels van den kruiser «Zeeland" bekwamen twee peisonen hevige brandwonden aan het hoofd. Zij werden naar het gasthuis vervoerd. Ti ®l'!,er^oes- Uitslag der stemming voor een hoofd-ingeland voor het Ambacht der Vier Noorder Koggen Bij vrije stemming uitgebracht 89 stemmen onwel op de hoeren P. Metselaar 28, C. Stapel 25, J. Idema 19, S. Pijper 16 en K K. Wrjdenes 1, bij daarop gehouden herstemming gekozen de heer C. Stapel met 48 stemmen, terwijl de heer P. Metselaar er 39 op zich vereenigde. 6 K ta»*dam heeft de Zaanlandsche Handelsver- een.gmg - in navolging van de Haarlemsche - tot het Dagelijbsch Bestuur der gemeente het verzoek gericht steun te willen verleenen aan het pogen om den St. Ni- zuUen bevorderen6' t06güZegd' dezen ^afregel te De heer J. B. Heije stationschef te Kromme ule-Assendelftherdacht den 17, onder vele blijken van hartelijke deelneming zijn 25 jarige dienstvervulling in de ongeveer acht jarengedurende welke hij in zijne tegenwoordige woonplaats werkzaam was, heeft hij zich door voorkomendheid in ruime mate de achting verworven van de ingezetenen dier gemeento. Door vele inwoners werd hem_ aan zijne woning een geschenk aan. geboden, liet muziekgezelschap »T. A. V. E. N. U.' bracht, hem eeno serenade. JKIeren-Ex|iortatie. ,idet wee^blad «Onze Gevleugelde Vrienden", heeft zich in den laatsten tijd bijzonder geïnteresseerd voor alles wat in de pers en in de consulaire verslagen werd geschreven over eieren-exportatie. Een lezer van dat blad wendde zich tot den Nederlandsehen consul te Londen, den beer H. S J. Maas, om van hem te vernemen, in hoeverre Engeland hiervoor in aanmerking kon komen. Het antwoord van den consul luidde als volgt «Uit den aard der zaak zullen in Nederland'zelf altijd betereprijzen te bedingen zijn dan hier, waar zooveel en zulk eeuegeweiaige concurrentie plaats heeft. En Londen of trouwens geheel Engeland is absoluut niet aan te bevelen als markt voor ben, die nu en dan een of meer duizend eieren leveren. Maar als men de eiereuproductio opvat als groot-industrie, dan wordt hier wel een markt gevonden In dat geval zijn de prijzen in Nederlaud i.iet als maat staf te gebruiken. Het komt mij voor, dat do geheele zaak alleen een quaestie is van organisatie. Geen enkel koopman alhier wil nu en dan eene kist eieren koopen dat geeft hem slechts moeite en mogelijk nog verlies. Men wil geregeldon aanroer van eenige honderden kisten per wee en at is alleen te doen als tal van personen zich samenvoegen. Wie van Nederland uit naar Engeland thans eieren verscheept weet ik nietwel weet ik dat die aanvoer weinig beteekeut en geen indrnk maakt, alsmede dat Hollaudsche eieren als handelsartikel volslagen onbekend zijn op de Britsche markten. Dat goede sorteering naar

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1897 | | pagina 5