Stadsberiditen. Ingezonden Stukken. 3e kl., Ie lijst, 13 Dec. Nr 5549 f 25000 Nr. 16418 f 5000 Ns. 10717 en 11041 f 1000; Ns. 686 en 8257 f 400; Nr. 13895 f 200; Ns. 6031 en 16009 f 100. 3e klasse, 2e lijst, 14 December. Nos 2284 en 8470 1400; no. 18006 f 200 nos. 1313, 5041, 7911, 8368, 11783, 15776, 18190 en 20779 1100 Nos. 3434 en 7099 f 1000. BURGERLIJKE STAND. 356ste Staatsloterij. IMereninishaiuIelIng. Alhier zijn twee polderwerkers nit een polderkeet te Heerhugowaard onder politiegeleide binnengebracht als de vermoedelijke daders van het mishandelen van een paard met zeven messteken, behoorende aan den vracht rijder M. te Obdam Badhuis „Witte Kruis." In de week van den 5 tot den 11 Dec. zpn ^in het badhnis van »het Witte Kruis" genomen 38 kuip baden, 71 regenbaden le kl. en 130 regenbaden 2e kl., te zamen 239 baden. De barometerstand alhier, was 's morgens te 8 noi als volgt: den 12: 757.1; den 13: 759.4 den 14 753.2. Melklijstcn. De Vereeniging tot Ontwikkeling van den Land bouw in Hollands Noorderkwartier is voornemens vee houders, die eene volledige melklijst van hunnen veestapel wenschen aan te leggen daarbij behulpzaam te zijn door de kosten verbonden aan het regelmatig onderzoek van het gehalte der melk, geheel voor hare rekening te nemen op voorwaarden dat de lijsten worden ingericht naar een aan te geven model en dat het proefmelken en monster nemen volgens een aan te geven plan geschiede. Zij die van dit aanbod gebruik willen maken om aldus volledig het voortbrengend vermogen van elk hun ner melkkoeien te leeren kennen gelieven zich^ vóór 1 Januari 1898 aan te melden bij den secretaris der Vereeniging, den heer W. Teengs te Alkmaar, die gaarne bereid is verdere inlichtingen te verschaften. Mejuffrouw J. A. Jochim onderwijzeres aan de Meisjesschoolalhier, is den 13 te Amsterdam ge slaagd voor het examen in het Fransch (m. o.) akte A. Gevangenissen. De heer mr. J. C. Baron Baud is op zijn verzoek eervol ontslagen als lid en voorzitter van het college van regenten over de gevangenissen alhier, onder dankbetui ging voor de in die betrekking bewezen diensten. Alkmaar, 10 Dec. 1897. Mijnheer de Redacteur In n°. 147 van den negen en negentigsten jaargang van uw courant komt een hoofdartikel voor getiteld de School hygiëne en Gezondheidscommissie, waarin, zonder dat van eenige strekking van dit artikel blijkt, de door de Commissie van Toezicht op bet Lager Onderwijs aan den Gemeenteraad voorgestelde Verordening op re School hygiëne in verband met het door de Gezondheidscom missie daarover op verzoek van Burgemeester en Wet houders uitgebracht advies behandeld wordt. Do schrijver van dit artikel tracht daarin door enkele nit het verband van het geheel gerukte zinsneden, voor komende in het advies van de Gezondheidscommissie aan te toonen, dat deze Commissie niet instemt met de door de Commissie van Toezicht op het Lager Onderwijs ont worpen Verordening. De Gezondheidscommissie wenscht niet in debat te treden met den schrijver van het artikel, die blijkbaar onbekend met hetgeen reeds in vroegere jaren (men denke aan het onderzoek der leermiddelen enz. op de lagere scholen in 1884) op initiatief van deze commissie in samenwerking met de Commissie van Toezicht op het Lager Onderwijs ten aanzien der schoolhygiëne is ver richt, het rapport der Commissie in een geheel verkeerd daglicht heeft gesteld, anders had hij zeker met meer waardeering van dit rapport gesproken. Ten einde echter uwe lezers in staat te stellen, zich aangaande dit onderwerp een juist oordeel te vormen, heeft de Gezondheidscommissie gemeend u te moeten ver zoeken, het door haar aan Burgemeester en Wethouders over do voorgestelde Verordening uitgebracht rapport in zijn geheel op te nemen, waartoe zij u door toezending daarvan in de gelegenheid stelt. De Gezondheidscommissie te Alkmaar, J. D. BOEKE, Voorzitter. P. BUIJS, Secretaris. Alkmaar, 23 October 1897. Gezondheidscommissie te Alkmaar. No. 168. Naar aanleiding van het bij Uwe apostille d.d. It Augustus j.l. No. 208 ten fine van advies in handen der Gezondheidscommissie gestelde concept der verordening tot voorkoming, wering en beteugeling van besmettelijke ziekten bij de leerlingen der lagere scholen in de gemeente Alkmaar met de daarbij behoorende toelichting en ver dere stukken, heeft de Commissie de Eer Uw College te berichten, dat door haar met zeer veel waardeering van de aan het voorbereiden en samenstellen van bovenver melde Verordening verbonden werkzaamheden der Oom missie van Toezicht op het lager onderwijs is kennis ge nomen en dat het streven dier Commissie om te trachten door het voorstellen van de door baar ontworpen Veror dening den algemeenen gezondheidstoestand van school gaande kinderen te verbeteren, hare volle sympathie bezit. Iedere poging toch, die gedaan wordt, om in het algemeen den hygienischen toestand te verbeteren, verdient gewaar deerd te worden en des te meer zal dit het geval zijn, wanneer die poging zich uitstrekt tot een op hygiënisch gebied als het ware nog onontgonnen terrein, waar het kwaad der onreinheid en besmetting welig tiert. Tegen dit kwaad tracht de voorgestelde Verordening te werken door zooveel mogelijk te waken, dat geene on reine kinderen de school bezoeken en kinderen, die lij dende zijn aan bepaalde ziekten, die voor besmettelijk of aanstekelijk worden gehouden of van wie vermoed mag worden, dat zij daaraan lijdende zijn van de school te weren, terwijl zij deze algemeene strekking, alsmede het nemen der daarmede in verband staande maatregelen om overbrenging van besmetting te voorkomen door strafbe palingen zoekt te bereiken. Zal dit doel echter bereikt worden M. a. w. is de voorgestelde verordening practisch uitvoerbaar en zijn daarvan de resultaten, die men wenscht te verkrijgen, te verwachten Deze vraag heeft de Commissie zich gesteld en meent zij ontkennend te moeten beantwoorden. Vooreerst toch zal het waken tegen onreinheid bij schoolgaande kinderen, hoe uitstekend op zich zelf ook, bij het begrip van reinheid, dat hier speciaal in Noord- Holland heerscht en in verband met menig andere om standigheid, waardoor kinderen, rein van huis gegaan, onrein op de school komen, geen resultaten opleveren, wanneer en zoolang de ouders der kinderen niet door drongen zijn van het beset, dat onreinheid èn voor het kind zelf èn voor de andere kinderen in één schoollokaal nadeelig cp den hygiënischen toestand werkt, terwijl het daartegen voorgestelde middelle van wegzending uit de school schoolverzuim in de hand zoude werken (en dat op een oogenblik, waarop een ontwerp van wet tot invoering van leerplicht wordt voorbereid), 2e van een verplicht bad, zelfs bij de vrijgevigheid van de bestuurders der Vereeniging het Witte Kruis, bij tal van ouders hevige tegenkanting zoude ondervinden, nog daargelaten of ouders verplicht zullen kunnen worden hunne kinderen een bad te doen nemen. Evenmin is heil te verwachten van de voorschriften betreffende het niet toelaten op en verwijderen van de school van leerlingen, lijdende of vermoedelijk lijdende aan de in de verordening genoemde besmettelijke of aan stekelijke ziekten van welk schoolhoofd mag veronder steld worden, dat hij, zonder daarvan een zekere studie gemaakt te hebben, de verschijnselen der betreffende be smettelijke of aanstekelijke ziekten zal kunnen onder kennen en zal hij zich bij een eventueele vervolging niet altijd met zijne onbekendheid daarmede kunnen dekken Wie zal voorts de overtreding constateeren en op welke wijze zal daarvan het bewijs geleverd worden Tegen de bepalingen betreffende het ontsmetten van voorwerpen, waarmede de jeugdige lijder aan een be smettelijke ziekte in aanraking is geweest en het reinigen der schoollokalen bestaan niet die bezwaren hierboven genoemd, maar deze bepalingen behooren zeker niet in een verordening, veel meer in een instructie thuis. Zijn naar het oordeel der commissie de voorgestelde bepalingen betreffende de reinheid en besmettelijke ziekten niet doeltreffend, de in de verordening opgenomen aan stelling van een schoolarts verdient zeker toejuiching, omdat3 van de opvolging der adviezen van een terzake deskundige zeer veel verwacht mag worden. De vraag is echter hoe moet door den deskundige zijn taak worden opgevat? moet hij bij uitsluiting schoolarts zijn, d.w.z. den hygiënischen toestand op de scholen in het algemeen nagaan,'3 dienaangaande voorschriften geven en onderzoeken of deze nageleefd worden dan zal zeker geen der negen hier ter stede gevestigde geneesheeren bereid zijn zich voor deze betrekking aan te melden, tenzij tegen een zoo hoog salaris, dat het de gemeente op zeer hooge kosten zou komen te staan of moet hij de betrekking bij zijne overige praktijk waarnemeD, en optreden als burgemeester en wethouders hem advies vragen, of het schoolhoofd hem over het voorkomen of vermoedelijk aanwezig zijn van besmettelijke ziekten op de school of over andere onderwerpen van schoolhygiëne wenscht te raadplegen, voorts van tijd tot tijd de scholen bezoeken en daarover rapport aan burgemeester en wethouders uitbrengen en dit college zoodanige voorstellen doen, als bij met het ooc op den gezondheidstoestand op de scholen noodig of wenschelijk acht in dit geval zullen de voor de bezol diging van dezen deskundige uit te geven betrekkelijk geringe bedragen ruimschoots hunne rente opbrengen, al thans wanneer met het optreden van dezen deskundige de medewerking van het schoolhoofd tot het bereiken van het beoogde doel gepaard gaat. Het is aan de commissie niet onbekend, dat in som mige gemeenten reeds bepalingen in strafverordeningen bestaan, waarbij straf wordt bedreigd tegen het hoofd der school, die kinderen op de school toelaat, welke lijdende zijn aan enkele mét name genoemde besmettelijke ziekten, maar tevens ook, dat deze bepalingen, voor zoover kan worden nagegaannog nimmer tot een strafvervolging aanleiding hebben gegeven. Het wil de commissie voor komen dat de reden daarvan niet ver te zoeken is en deze hierin gelegen is dat de hoofden der scholen op grond der verantwoordelijkheid die zij dragen voor den geregelden gang van zaken op de school en het welzijn der aan hunne zorgen toevertrouwde kinderen, deze, wan neer zij te onrein zijn, door verschijnselen van ziekten, die aanleiding zouden kunnen geven, dat anderen daar mede besmet of aangestoken zouden kunnen worden of op andere wijze den geregelden gang van het onderwijs zouden kunnen storen, van de school verwijderen en zoo veel mogelijk zullen zorgen, dat besmetting zich niet zal uitbreiden en daardoor preventief optreden. Dit gevoel van verantwoordelijkheid dat bestaan moet bij ieder goed hoofd eener school, zal zeker naar het oordeel der commissie niet verhoogd worden door het stellen van stral op het niet nakomen van voorschriften tot dit doel gegeven en allerminst daardoor opgewekt worden bij hooiden van scholen, die zich hunne roeping niet bewust zijn, nog daargelaten de moeilijkheid, bij de voorgestelde verordening bijna onmogelijkheid, om overtredingen der voorschriften t3 constateeren en een strafvervolging waardoor het prestige van het hoofd der school in hooge mate èn tegenover zijne onderwijzers èn tegenover de schoolgaande kinderen zoude lijden, met goede kans op slagen te doen inste'len. Het niet nakomen der verplichtingen ten aanzien van het hier behandelde onderwerp moet naar het oordeel der commissie beschouwd worden als een gemis aan ge voel van verantwoordelijkheid bij bet hoofd der school, gepaard met onvoldoend besef van zijne roeping als zoo danig waaraan te gemoet gekomen moet worden, niet door voor deze bijzondere ambtenaren en personen voor overtredingen door hen begaan bijzondere strafbepalin gen te maken, maar door in hunne instructie hen er op te wijzen door bepaalde daarin op te nemen voorschriften, dat zij tegen onreinheid en besmetting in en door de school moeten waken, terwijl niet opvolging der gegeven instructie evenals bij alle ambtenaren schorsing en ont slag ten gevolge kan hebben. Nu spreekt het van zelf, dat het hoofd der school hoezeer zich zijne roeping ook bewust, bij het opnemen in de instructie van bepaalde voorschriften aangaande het verwijderen van de school van kinderen lijdende of vermoedelijk lijdende aan enkele met name te noemen besmettelijke of aanstekelijke ziekten en de beste wijze van ontsmetting der voorwerpen, waarmede deze in aan raking zijn geweest, niet altijd zelfstandig zal kunnen optreden "en de voorlichting zal behoeven van een des kundige die te allen tijde door hem geraadpleegd zal kunnen worden en wiens adviezen hij ten aanzien dezer materie verplicht zal zijn op te volgen daarvoor zal dan noodig zijn, dat een schoolarts wordt aangesteld, wiens taak hoofdzakelijk zal bestaan in het geven van advies aan het gemeentebestuur ten aanzien van de algemeene hygiène op de scholen en aan de hoofden der scholen, ten aanzien van alles wat zij hem op hygiënisch gebied vragen, het bezoeken der scholen en hot onderzoeken van den gezondheidstoestand dor kinderen. De schoolarts en het hoofd der school zullen dan elkan der aanvullen en met niet al te groote opofferingen voor de gemeente zal datgene in bescheiden mate tot stand kun nen gebracht worden, waartoe de commissie van toezicht op het lager onderwijs den eersten stoot heeft gegeven. Een bezwaar tegen deze regeling zou hierin kunnen ge legen zijn, dat het gemeentebestuur niet bevoegd zoude zijn een instructie samen te stellen voor de hoofden der bijzondere scholen, maar waar op de school onderwijs hoofdzaak is en van gemeentewege geen invloed hierop bij de bijzondere scholen uitgeoefend wordt, zou het daar gerechtvaardigd zijn, dat de gemeente hare bemoeiingen uitstrekte tot de gezondheid der kinderen, die die scholen bezoeken Waar alzoo op bovenstaande gronden naar het oordeel van onze commissie de door de commissie vau toezicht op het lager onderwijs voorgestelde verordening op de schoolhygiëne, zooals zij daar ligt, niet de gewenschte resultaten zal hebben tenzij de hoofden der scholen, doordrongen van het besef van het groote belang der zaak, met hart en ziel hunne medewerking verleenen tot het beoogde doel, terwijl eene regeling van de school hygiëne uitgaande van dit standpunt met niet al te groote kosten bereikbaar is, heeft onze commissie gemeend niet alleen aan het verzoek van uw college vervat in hare opgemelde apostille te moeten voldoen, maar neemt zij tevens de vrijheid op grond van het bepaalde bij art. 4 harer instructie, uw college voor te stellen 1°. de instructie der hoofden van scholen in den door haar aangegeven zin te wijzigen. 2°. te bevorderen, dat door den gemeenteraad een besluit worde genomen, luidende Er zal op een bezol diging van f 's jaars worden aangesteld een school arts, wiens werkkring en bevoegdheden nader bij instructie door burgemeester en wethouders, de commissie van toe zicht op het lager onderwijs en de gezondheidscommissie gehoord, zullen worden vastgesteld De Gezondheidscommissie te Alkmaar, Get. J. D. BOEKE, Voorzitter. P. BUIJS, Secretaris. Aasclirift van de Redactie. Hoewel wij niet van voornemens zijn, noch ons zouden veroorloven om met de gezondheidscommissie in debat te treden, mogen wij niet nalaten op te merken, dat geens zins uit gemis van waardeering haar advies bosproken werd. Eenige critiek sluit waardeering eerder in, dan uit. Indien wij enkele zinsneden uit het advies uit het ver band hebben gerukt, dan geschiedde dit zeker onwille keurig, omdat het verband niet duidelijk scheen, hetgeen wel aan ons zal liggen. Immers in 1884 heeft de gezondheidscommissie reeds een onderzoek op de lagere scholen naar de leermiddelen enz. ingesteld. Sedert 1881 is reeds bepaald, dat de leerlingen »aan lichaam en kleederen zindelijk ter school moeten komen." In 1897 spreekt de gezondheidscommissie in haar advies, over schoolhygiëne, en zegt, dat het is, »een op hygiënisch gebied als het ware nog onontgonnen terrein waar het kwaad der onreinheid en besmetting wolig tiert." Zij vestigt de aandacht op het begrip van reinheid, dat hier speciaal in Noordholland heerscht." Uit deze praemissen, dunkt ons, moest noodzakelijker wijze volgen, het betoog boe wenschelijk het is, gemeld gebied te beperken, door een bad voor te schrijven en door strenge afzondering der leerlingen lijdende aan be smettelijke ziekten. Het is ons inderdaad minder duide lijk, hoe men thans wederom soortgelijke bepalingen, als in 1881 reeds gemaakt zijn, wederom kan aanbevelen. Naar onze meening, beoogt de commissie van toezicht op bet lager onderwijs veel meer ingrijpende verande ringen, dan een wijziging van instructienamelijk een verordening met poenale sanctie, met aanwijzing der doeltreffende middelen om den toestand te verbeteren, met aanwijzing van dén schoolarts, wiens taak het zal zijn zich te vergewissen, dat de verordening wordt na geleefd. Het schijnt ons toe, dat voor dezen wensch der com missie van toezicht veel te zeggen valt, als men weet welke ernstige gevolgen sommige epidemiën in deze ge meente hebben gehad bij de schoolgaande jeugd. Naar ons wil voorkomen is de tijd daar, om over som mige juridische bezwaren en tegenkantingen been te stappen, andere begrippen van reinheid ingang te doen vinden, en het terrein waar onreinheid en besmetting welig tieren, zonder verder uitstel te ontginnen, door een verordening te maken, die algemeen werkt, en zooveel mogelijk moot bekend gemaakt worden En zoodanige verordening zou een motief zijn voor ge zinnen om zich te Alkmaar te vestigen. ONDERTROUWD. 11 Dec. Adolf Schuur Entingb, alhier, en Maria Jacoba Fhletete Hilversum. GEBOREN. 13 Dec. Petrus Mattheus, z. van Cornelis Dekker en Ca- tharina Punt. Ambrosius Tieze, z. van Jan Terluin en Froukje Klazinga. 14 Oornelis, z. van Arnoldus van den Hooff en Grietje Blom.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1897 | | pagina 3