mogelijk was, terwijl in het gewijzigde plan de maat schappij «Rijnecom" eene strook gronds, in het eerste plan reeds tot pnblieken weg bestemd, daaraan weder zoude willen onttrekken, tengevolge waarvan geene aan sluiting van anderen aan het gewijzigde plan van «Rij- necom'' zoude kunnen verkregen worden. Deze verandering acht de commissie van groot nadeel voor de gemeente. Nu «Rijnecom" geheele wijziging van het goedgekeurde plan vraagt en aansluiting bij den Nieuwlandersingel beoogt is zoowel dit terrein als de ten zuiden daarvan gelegen terreinen, de aangewezen plaats voor eene uitbreiding der gemeente niet alleen in de naaste toekomst, maar ook in misschien nog ver ver wijderde jaren. Ongetwijfeld mag het een groot gemeentebelang hee- ten, dat daar, na verloop van jaren, eene schoone, regel matige en in elkander loopende wijk verkregen worde en zoude de commissie het betreuren, wanneer die uitbrei ding tot de eigendommen van «Rijnecom" beperkt bleve. Het gevolg daarvan zoude toch kunnen zijn, dat lang zamerhand verschillende bouwterreinen in exploitatie werden gebracht geheel op zich zelf staand en geen onderling verband houdende. Tegen die wijziging van het bij raadsbesluit van 12 Juli 1893 vastgestelde plan meent de commissie dus te moeten opkomen. Op dit oogenblik oordeelt zij, met het oog op boven staand, zich voorloopig te kunnen onthouden om op eene beoordeeling der détails van het door «Rijnecom" inge diende plan in te gaan, doch stelt voor aan den adres sant te berichten dat de vergunning tot aansluitin der geprojecteerde wegen aan den Nieuwlandersingel en tot overbrugging der Singelgracht eerst dan gegeven kan worden, indien een aansluiting, ook van andere eigenaren, aan dit stra tenplan, gewaarborgd blijft. In verband daarmede stelt de commissie voor, voor alsnog geene toestemming tot het maken der aangevraagde brug te verleenen. De heer Kraakman, het woord vragende, verklaart dit te doen namens de commissie, waarna hij het volgende mededeelt Bij het onderzoek van het bouwplan, ingeleverd dooi den Directeur van Rijnecom, kwam de raadscommissie tot de onderstelling, dat het in de bedoeling lag om een boogvormige strook grond, gelegen benoorden den tusschen het° terrein van Rijnecom gelegen grond van de wed. Kapteijn, in privaat bezit van Rijnecom te houden. Die onderstelling bleek der Commissie bij eendoorhaar met den Directeur van Rijnecom gehouden onderhoud, volkomen juist te zijn. De Commissie was daarop eenstemmig van oordeel, dat het gemeentebelang medebrengt om bij eventueele over brugging van de Singelgracht, voorloopig door voet en later door rijbrug, de mogelijkheid open te houden, dat het stratenplan van Rijnecom in zuidelijke richting zon kunnen verlongd worden en zich ook zou kunnen uitstrekken tot den grond van de wed. Kapteijn en zelfs tot de nog zuidelijker gelegen landen. Eene uitbreiding der stad in de luwte van den Hout, nabij de trambaan en de Heiloër-bosschen, schijnt een praktisch en aanlok kelijk denkbeeld, vooral omdat een Singelbrug verbinding met het centrum van de stad zou geven. Hoe meer ge negen de Commissie dan ook was om de plannen van Rijnecom te steunen en te bevorderen, hoe meer zij zich verplicht achtte den blik ook in de toekomst te slaan en om eene eventueele aansluiting met de zuidelijke gronden mogelijk te maken. Ter bevordering van dit doel en ter bekoming van een minnelijk overleg tusschen het bestuur van Rijnecom en de belende eigenares werd aan den gemeente-architect veroorloofd, om aan dit bestuur mede te deelen, dat uwe Commissie eenparig van meening was, dat de gemeente de aansluiting met de zuidelijke gronden in hare macht behoorde te hebben. De gemeente-architect heeft daarop, volgens zijn mon deling aan de Commissie uitgebracht verslag, vruchteloos getracht de belende eigenaars tot overeenstemming te brengen. Inmiddels werd het onderzoek ten deze voortgezet en vroeg zij inzage van het request met plan, dat in 1893 ten fine van de rioleering en beharding der toen ontworpen Emmastraat aan den Gemeenteraad was ingediend. De aandachtige overweging van het toen geschiede en van voormeld plan, volgens hetwelk de straat en het daarin ontworpen park grenzen aan het perceel der wed. Kapteijn, leidde Uwe Commissie tot het vaststellen van haar rapport d.d. 16 November j 1. Dit rapport werd aan den Directeur van Rijnecom bij missive van 16 November ingezonden in de hoop en verwachting, dat het bestuur van Rijnecom zich de her innering aan het plan van 1893 zon ten nutte maken om binnen den gestelden tijd van acht dagen te doen wat het in zijn belang mocht achten. •De welwillendheid der Commissie heeft evenwel haar doel niet mogen bereiken en werd beantwoord met een schrijven d.d. 22 November j.l. en met twee den 22 November en den 24 November j.l. voor den Gemeente raad ingekomen requesten, over den toon en inhoud waarvan de Commissie in geene beoordeeling wenscht te komen. Ten slotte zij alleen gezegd, dat volgens het gemeld plan van 1893, waarvan nu de wijziging gevraagd wordt, de gemeente de macht in hare handen heeft, om geene aansluiting van eventueel stratenplan aan de wed. Kap teijn te verleenen, tenzij ook dat plan aan hare goedkeu ring wordt onderworpen. Van deze macht behoort de gemeente, naar het een parig oordeel der Commissie, geen afstand te doen. Vervolgens werd door den heer Kraakman nog melding gemaakt van een den 22 November 1.1. van Rijnecom bij de commissie ingekomen schrijven, strekkende tot intrekking van hare plannen, wanneer geene meerdere medewerking werd verleend. De heer Bruinvis verklaart eene andere meening dan de commissie te zijn toegedaan. In 1893 werd door den gemeenteraad goedgekeurd de aanleg eener straat door de bouwvereeniging «Rijnecom" en de overneming daarvan door de gemeente, nadat aan eenige voorwaarden zou zijn voldaan. Die straat zou strekken van den Straatweg tot de Bleekersloot, doch ter halver lengte met verspringing van den as, omdat een naburig terrein belette in één lijn door te gaan. Om den sprong te verzachten werd een pleintje gevormd dat aan ééne zijde grensde aan genoemd naburig terrein. Niemand dacht er toen aan maar onlangs werd ontdekt en, als met meer ontdekkingen, aanvankelijk geheim gehou den dat dit pleintje was het eenmaal in het bezit der gemeente overgegaan, eene gelegenheid zou aanbie den, een recht aan de gemeente zou verzekeren om den eigenaar van het naburig stuk daarop, hetzij over de te dempen en te rioleeren sloot, hetzij over een brug, al of niet een uitgang toe te staan. Vaak is in den gemeenteraad geklaagd over den aan bouw van woningen buiten de singelgrachten op allerlei terreintjes, waardoor onmogelijke straatjes of steegjes ont stonden, en er werd verlangd naar een flink uitbreidings plan der stad, waaraan, omdat deze geen eigen terrein bezat, niet kon voldaan worden. Te loven is het daarom, dat in den laatsten tijd een goed aangelegd bouwterrein beschikbaar is gesteld aan de Berger- en Stationswegen, te loven ook dat de Maatschappij «Rijnecom" niet is blijven staan bij hare doodloopende kromme-elleboog- straat maar dat zij, ten koste van aanzienlijke opoffe ringen haar terrein zoodanig heeft vergroot, dat het aansluitende bij den Nieuwlandersingel en de Bleekers- laan, een goed aangelegd kwartier der stad kan vormen. In haar nieuw plan is de asverplaatsing van haar vroe ger plan vermeden en buigt de straat geleidelijk om, zoodat zij een flinken verbindingsweg tusschen den Straat weg en den Singel belooft te worden. Men zou meenen, dat deze wijziging met toejuiching ontvangen was, dat men gaarne zou medewerken om dit betere plan in de plaats te stellen van het oude Er is nog niet van gebleken, wel hiervan, dat de ombuiging slechts goedkeuring kan vinden, indien het genoemde recht der gemeente om een naburig grondeigenaar uit gang aan de straat te verleenen onverkort blijve, terwille waarvan dus een open plok nevens de ombui ging zou moeten blijven bestaan. Is dit voor de gemeente, ik vraag niet een wettig maar een goed standpunt 1 Wanneer er spraak is van het ondernemen eener voor het algemeen belang wenschelijk geachte zaak, b. v. van een nieuw gemeenschapsmiddel, een stoomtramweg, dan verleent de gemeente daarvoor, desnoods tot schade van bijzondere belangen, gebruikmaking van gemeentegrond en andere faciliteiten, ja, bij de concessie schept zij als het ware een monopolie. Nu is de aanleg eener ruime en gezonde stadswijk, als door de heeren van «Rjjnecom" is ontworpen, zeker ook wel een zaak van algemeen belang waarvoor de gemeente zich iets zou mogen getroosten. Toch vragen zij voor hunne onderneming, die slechts op den langen duur vruchtdragend kan zijn, geen steun, geen hulp maar wel mogen zij verlangen, dat, tegenover hun beter plan, de gemeente afziet van het aan hun slechter plan ontleende recht, om door het vergunnen van een uitweg het naastgelegen stuk weiland tot bouwterrein te verheffen, en dus, onmiddellijk nevens dat van «Rijnecom", een concurrent in het leven te roepen, hetwelk bovendien genoemde heeren zou verplich ten, een gedeelie van het hunne onbebouwd te laten. Zulks zon wel het omgekeerde zijn van een monopolie, dat trouwens niet begeerd wordt. «Maar gij spreekt hier hoort spr. zich tegenwer penalsof hetbffang vau den nabuur in het spel ware vergeet niet, dat bet hier een gemeentebelang geldt regeeren is vooruitzien en dus moet eene gelegenheid om verderen uitbouw der gemeente met den ontworpe- ne- in verband te brengen, niet losgelaten worden." In het algemeen gesproken mag dit juist zijn met het oog op Alkmaar en de terreinen, waarover de kwestie thans looptis het anders. De gronden van Kleintjes en Rij necom zullen wel 30 50 jaren gelegenheid bieden tot vergrooting van de stad. Eu mocht die vergrooting steeds doorgaan waarachter wel een vraagteekon mag gesteld worden dan verdient het de voorkeur den aanbouw zoo nabij mogelijk aan de oude kom der gemeente te houden. Langs de singelgrachten liggen immers nog, of al dadelijk of later beschikbaar, de ter reinen van de heeren Stoel en Schuurman tusschen Geestersingel en Station van den heer Holtz aan de Kennemersingel, van Ligthart aan den Nieuwlandersin gel en nog eens nevens het Baanpad. Zoolang dat alles nog ledig is, behoeft men er waarlijk niet aan te den ken om voorbij de Emmastraat beoosten den Straatweg een parallelweg te creëeren, die, wat er nog tusschen de aan den Straatweg te verrijzen huizen en tuinen van landelijkheid mocht overblijven, geheel zal te niet doen een lang en mager uitspruitsel vormende van het lichaam der stad. Spr. kan het in het leven roepen van derge lijke uitwassen niet in de hand werken. Zijns inziens behoort de Gemeenteraad, voor zoover noodig met intrekking van zijn besluit van 1893 en zonder beroep op rechten op dat vroeger besluit te gronden, het nieuwe plan tot bebouwing van «Rijnecom" goed te keuren. Dat plan is te goed om het nu weder met een uitstel van beslissing, zooals de commissie voor stelt, te bejegenen en staat het recht der gemeente, om aansluiting aan een ander plan te mogen verzekeren, boven bedenking vastdan beslisse de Raad of het algemeen belang, en dit alleen, eischt die aansluiting te bedingen. Men beure dan het bouwplan van «Rijnecom" goed met of zonder voorwaarde. Het kwestieuze punt, mag niet langer oen zaak van loven en bieden gelaten worden tusschen 2 buren de gemeente make al of niet gebruik van het beweerde recht. Dat is oen goede houding. De heer de Groot kan zich niet met de commissie maar wel met den heer Bruinvis vereenigen. Hij wenscht terug te komen op het vroegere voorstel van B. en W. en wil dit thans in zijn geheel aannemen. Ook de heer Canters kan niet onvo rwaardelijk met de commissie medegaan. Rijnecom heeft zich voor dit bouwplan zware offers opgelegd en zal zich nog stellig zware offers opleggen, om een goed bouwterrein te ver krijgen. En zalzoo vraagt spr., nu een buurman gratis profiteeren van hetgeen Rijnecom met vele offers heeft verkregen Spr. geelt in overweging zich met de denk beelden van den heer Bruinvis te vereenigen en den aan vrager te geven wat hij vraagt. De heer van den Bosch verklaart in de vorige vergadering voor uitstel te zijn geweest. Thans heeft hij echter gezien, dat bij het oude plan van 1893 voor de overname der straten alleen als gemeentebelang het mo tief heeft gegolden, de huizen, welke aan de Emmastraat gesticht zouden worden. Waar dat motief ook thans kan gelden als een gemeente belang, is daaraan nog overbrugging der Singelgracht ver bonden, wat bovendien een gemeentebelang mag heeten. Rijnecom gaf indertijd voorts eene schoone rooilijn. De wed. Kapteijn die eerst enkele stukken grond uit de hand heeft verkochtheeft dit niet gedaan tengevolge waarvan nu reeds eene minder goede rooilijn is tot stand gekomen. Op die gronden kan spr. ook met den heer Bruinvis medegaan. De heer P r e ij e r vraagt of de zaak niet bij transactie zou kunnen worden geregeld b. v. in dezer voege Ten einde te verkrijgen de bebouwing van terreinen tusschen Nieuwlandersingel en Emmastraat en de over brugging van de Nieuwlandersingelgracht tegenover de Zilverstraat wordt, wegens verschil in de ajdoening dezer zaak tusschen belanghebbendenvoorgesteld dat de gemeeDte Alkmaar en de Bouwmaatschappij «Rijnecom" overeenkomen dat na zekeren tijd b. v. tien jaren de wed. Kapteijn als eigenares van een per ceel landliggende nevens de eigendommen van de Bouwmaatschappij «Rijnecom", kadaster sectie Nr. zal zijn bevoegd van die Bouwmaatschappij te vorderen, dat de door de wed. Kapteyn op dat perceel te projec- teeren wegen in aansluiting worden gebracht met die van de Maatschappij «Rijnecom", onder verplichting, om voor die aansluiting en de daartoe te verstrekkeu grond aan die maatschappij uit te keeren eene vergoeding van f ie betalen een maand nè, de aansluiting. Deze transactie geldt zoowel voor de wed. Kapteijn en de Maatschappij «Rijnecom" als voor hare opvolgende ei genaren. De heer Vonk antwoordt, dat de wed. Kapteijn reeds vrijwillig heeft aangeboden om, als haar de aansluiting wordt toegestaan, de eerste 10 jaren niet te zullen bouwen. Dit aanbod is echter niet aangenomen, ook zelfs niet tegen zekere vergoeding. De heer Kraakman verklaart met genoegen te hebben ontdekt, dat ook de heer Bruinvis van oordeel is dat de Raad heeft een wettig motief voor zijne even tueele weigering. Rijneco zelf trouwens erkent dit. Het bouwplan van 1893 verzekert eene aansluiting aan de gronden van de Wed. Kapteijn. Het nieuwe bouwplan doet, dit niet, maar laat een klein strookje gronds vrij hetwelk tot barrière zal worden gemaaktdie thans niet bestaatmaar die Rijnecom maken wil. De toon waarop de verschillende adressen van Rijne com gesteld zijn doet hem constaleeren dat Rijnecom geen recht heeft om te eischen wel om te vragen. De gemeente heeft het recht om niet te gevan wat gevergd wordt. Wat het kwestieuze stukje grond betreftin de com missie is gebleken dat Rijnecom daarvan geen afstand wenscht te doen weshalve zij aansluiting geheel wenscht uit te sluiten. Om dit te voorkomen daartoe heeft de gemeente het recht, en van dat recht mag zij geen afstand doen. Verlenging van de straat wat de heer Bruin vis van geen belang noemde wordt door Rijne com gevreesd en terecht. Als spr. bijzondere meening kan hij mededeelen dat het recht van aansluiting in de eerste jaren niet tot zijne waarde zal komen. Toch komt het hem gewenscht voor, dat de Raad nu reeds voorziet in de toekomst en van daar, dat de wil van aansluiting niet behoort te zijn in banden van Rijnecom. Wanneer het algemeen belang eischtdat de Ridder straat worde verlengd tot het hart van de bouwterreinen, moet de gemeente dit kunnen doen, iets wat zeker niet zal kunnen gebeurenwanneer zij het rechtdat zij nu heeftprijs geeft. De heer Bruinvis heeft voorts gezegd, dat het bewuste stuk niet langer aanleiding mag geven tot loven en bie- deu. Spr. vindt dit volkomen juist, doch de commissie heeft daartoe geene aanleiding gegeven. Zij gaf aan Rijnecom 8 dagen tijds tot onderhandeling. In stede van te waardeeren, wat de commissie beoogde, werd eenvoudig verklaard: «wij hebben ons tct den Raad gewend." 't Gaat naar spr. meening niet aan dat de door den Raad daartoe benoemde commissie eenvoudig door de aanvragers wordt voorbijgegaan en dat dezen zich, buiten de commissie om tot de leden van den Raad wenden. Met de zaak heeft de commissie, zooals elk harer leden hier zal kunnen verklaren pteeds den noodigen spoed gemaakt en wat wordt baar door Rijnecom verweten Dat zij geeD spoed heeft gemaakt. Toch heeft de com missie eens zes maal per maand vergaderd. Spr. overtuiging is dat de Raad bij de verdere be handeling dezer aangelegenheid het oog heeft te honden op de door hem benoemde speciale commissie. De heer Canters heeft voorts gesproken over zware offers. Spr. verklaart, dat daarvan hoegenaamd niets is ge bleken. De mogelijkheid kan bestaan, dat Rijnecom voor zekere hooge waarde een stuk grond heeft aangekocht doch deze waarde is volstrekt niet die van bouwterrein. Het aangevoerde argument is daardoor vrijwel ontzenuwd; de kosten, welke Rijnecom zich getroost, doet ze natuur lijk in haar financieel belang en financieel voordeel zal eerst kunnen worden verkregen wanneer aansluiting wordt toegestaan aan den Nieuwlandersingel en de Siu- gelgracbt. Eindelijk is er op gewezen, dat we een brug zullen krijgen over de Singelgracht. Spr. vraagt welke brug 1 Alleen zal een voetbrug worden daargesteld, die natuur lijk zeer weinig zal kosten en waarvan men na verloop van 10 jaren de gemeente met het onderhoud wil be lasten. Wenschelijk zal het in ieder geval zjju, dat eene rijbrug wordt daargesteld, doch afgescheiden hiervan, zal de gemeente, als steeds het geval is, de brug zelf leggen en dit niet aan Rijnecom overlaten, die ons van die brug slechts een mooi prentje heeft vertoond. 't_ Belang der gemeente is het hebben van een rijbrug iu verbinding met het centrum van de stad. Maar die brug mag niet alleen zijn in het belang van Rijnecom, maar van elk en een iegelijk. Daartoe heeft de gemeente thans het recht in handen en met overtuiging wijst spr. er ten slotte nogmaals op, dat naar het eenparig inzmn der commissie de gemeente dat recht nooit en nimmer mag afstaan. De heer Bruinvis zegt, dat vorige spr. zeer juist heeft opgemerkt, dat hij erkend heeft, dat de gemeente het recht zal hebben, om aansluiting te eischen, doch daarbij is verzwegen, zooals spr. zeide, dat dit recht is

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1897 | | pagina 6