van
f
100
tot
200
0,30
200
300
0,60
300
500
i-
500
700
1,25
700
1000
1,50
1000
1500
2-
1500
2000
2,50
2000
of meer
3,-
ontsproten nit een slecht bouwplan, n.l. dat van 1893.
Op grond daarvan zon hij dan ook dat recht willen prijs
geven. Verder is gezegd, dat de bebouwing van het ter
rein der wed. Kapteijn Rijnecom drijftspr. echter ver
klaart, dat zulks hem niet drijft.
De heer de Groot wijst er op, dat de heer Kraakman
zoo nadrukkelijk wenschte, dat de Raad de speciale com
missie moest hoog houden. Spr. zou de commissie van
bijstand, die aan B. en W. geadviseerd heeft, niet gaarne
minder hoog houden, al heeft die commissie een andere
zienswijze. Het adres van de wed. Kapteijn is boyendien
eerst een paar dagen geleden ingekomen, terwijl Rijnecom
reeds bijkans een jaar hare plannen heeft ingezonden.
De laatste heeft daarom aanspraak op eene beschikking.
Men krijgt onwillekeurig eene voorstelling van deze zaak,
als zou de Raad de bouwplannen van de wed. Kapteijn
hebben uitgelokt.
Spr. meent verder, dat de Raad zich omtrent de over
brugging der Singelgracht reeds heeft uitgesproken, en
dat er een rijbrug zal komen, die op kosten van Rij
necom zal worden gemaakt, doch die de gemeente haar zal
terng betalen in termijnen, zoodra 40, 70 en 100 woningen
zullen gesticht zijn. (Dat raadsbesluit is echter door Rij
necom niet aanvaard). Spr. constateert ten slotte, dat
hij geheel onpartijdig in deze zaak heeft gesproken.
De heer van den Bosch gelooft, dat het bewuste
recht voor de gemeente wel bestaat, ofschoon de teekening
van het bouwplan Rijnecom in 1893 niet juist was. Het
recht bestaat dus ook alleen als het oude plan doorgaat.
Spr. verklaart zich thans voor het voorstel van B. en W.,
omdat hij bevreesd is, dat de gemeente bij slot van re
kening niets zal krijgen.
Het voorstel der commissie wordt alsnu in stemming
gebracht. Het wordt verworpen met 10 tegen 7 stemmen.
Vóór stemden de heeren Vonk, Stoel, Boelmans ter Spill,
Goede, Bosman, Kraakman en de Lange.
De Voorzitter stelt alsnu aan de orde het in der
tijd door B. en W. gedane voorstel, opgenomen in bijlage
No. 102.
De heer Kraakman zegt, dat de commissie de
voorwaarden van dat voorstel nog niet heeft onderzocht,
zoodat de Raad dus zonder eenig prae-advies is. De com
missie is van oordeel en verlangt, dat de Raad vooraf
overgaat tot de benoeming van eene andere commissie.
De Voorzitter is het hiermede niet eens. Toen
in der tijd de stukken van Rjjnacom inkwamen heeft
de Raad advies gevraagd van B. en W. en dat advies
is nu aan de orde.
De heer Boelmans ter Spill moet er op wijzen,
dat bijlage no. 102 niet voorkomt op de agenda.
De Voorzitter heeft er geen bezwaar tegen, om
de verdere behandeling aan te houden, ofschoon het ratio
neel mag heeten, het advies aan de orde te stellen.
De heer Goede doet den Voorzitter opmerken, dat
indertijd de Raad het besluit nam, om zoowel het advies
van B. en W. (bijlage no. 102) als alle teekeningen en
verdere stukken, om bericht en raad in handen te stel
len der speciale commissie. Nu het rapport der commissie
niet is aangenomen, is op de stukken zelve nog geen
advies uitgebracht en kan het voorstel van B. en W. dus
niet behandeld worden.
Zonder hoofdelijke stemming wordt daarna besloten
de verdere behandeling dezer zaak uit te stellen.
Benoeming leden van comraisslën.
4. Aan de orde is de benoeming voor het jaar 1898
van
a. vier leden der commissie voor het ontwapen van ver
ordeningen tegen welker overtreding straf is bedreigd,
waarvan krachtens art. 166 der gemeentewet de bur
gemeester voorzitter is.
Herbenoemd de heeren Kraakman, Preijer, Bruinvis
en Boelmans ter Spill.
b. vijf leden waarvan een tot voorzitter der commissie
tot de belastingzaken en eenige andere onderwerpen
van financiëelen aard.
Herbenoemd de heeren Bruinvis, Preijer, Goede de
Lange en van den Bosch.
Tot voorzitter werd benoemd de heer O. W. Bruinvis.
c. drie leden der commissie van bijstandin betrekking
tot het beheer en onderhoud der plaatselijke werken
en eigendommen.
Door B. en W. is tot voorzitter opnieuw aangewezen
de heer J. M. de Sonnaville wethouder.
Herbenoemd de heeren Janssen Stoel en de Uroot.
d. drie leden der commissie voor de plantsoenen enz.
Tot voorzitter is door B. en W. opnieuw aangewezen
de heer 0. W. Bruinvis wethouder.
Herbenoemd de heeren Goede, Preijer en Rentmeester.
e. twee leden der commissie van bijstand in zake het bo-
heer der gasfabriek.
De heer O. W. Bruinvis, wethouder, is door B. en
W. opnieuw tot voorzitter aangewezen.
Herbenoemd de heeren Bosman en de Lange.
f. een lid der gezondheidscommissie wegens periodieke
aftreding van den heer dr. J. G. M. Simon Thomas,
De door deze commissie ingezonden aanbeveling be
staat uit de heeren dr. J. O. M. Simon Thomas
en dr. J. Dirken.
Herbenoemd de hoer dr. J. O. M. Simon Thomas.
g. een lid der commissie van toezicht op het stedelijk
museum wegens periodieke aftreding van den heer
J. Masdorp.
Door de commissie worden voor de vervulling dezer
vacature aanbevolen de heeren
J. Masdorp
en mr. A. P. H. de Lange.
Herbenoemd de heer J. Masdorp.
h. een lid van het burgerlijk armbestuur wegens perio
dieke aftreding van den heer Th. van Spall.
Door bedoeld bestuur is de volgende aanbeveling
ingezonden Th. van Spall.
J. P. Kool Pz.
Herbenoemd de heer Th. van Spall.
i. twee regenten van het burgerweeshuis wegens perio
dieke aftreding van de heeren G. Bosman (niet her
kiesbaar) en J. de Wit Dz. (herkiesbaar).
Door het college van regenten zijn do navolgende
aanbevelingen ingezonden
Voor de vacature G. Bosman de heeren
M. Pieijer.
P. Kluitman.
Voor de vacature J. de Wit Dz. de heeren
J. de Wit Dz.
Mr. W. P. A. VerhoeS.
Benoemd voor de eerste vacature de heer M. Preijer
en voor de tweede vacature de heer J. de Wit Dz.
j. een regent van het mannon- en vrouwenhuis, wegens
periodieke aftreding van den beer M. Preijer.
De door het college van regenten ingezonden aan
beveling bestaat uit de heeren:
M. Preijer.
W. H. J. Helling.
Herbenoemd de heer M. Preijer.
k. ean lid der commissie van toezicht op het middelbaar
onderwijs wegens periodieke aftreding van den heer
O. J. Canters.
De commissie heeft de volgende aanbeveling inge
zondenC. J. Canters.
Mr. M. E. J. J. van Lidth de Joude.
Herbenoemd de heer C. J. Canters.
1. een lid der commissie van toezicht op het lager ou
derwijs wegens periodieke aftreding van den heer Dr^
D. A. Kerkhoff.
De ingezonden aanbeveling der commissie bestaat
uit de heeren Dr. D. A. Kerkhoff.
Mr. M. E. J. J. van Lidth de Jeude.
Herbenoemd de heer Dr. D. A. Kerkhoff.
Benoeming onderwijzers.
5 en 6. Ter voldoening aan het bepaalde bij art. 28 dei-
wet op het lager onderwijs zijn den Raad de volgende
voordrachten aangeboden in overleg met den arrondisse-
ments-schoolopziener na ingewonnen bericht van het
hoofd der school ter benoeming van
1°. een onderwijzer aan de tweede school voor ouvermo-
genden
1. D. van den Berg, onderwijzer to St. Maartensdijk,
2. P. van Braam onderwijzer te Lonneker,
B. C. Faas onderwijzer te Heer Hugowaard.
2°. een onderwijzer aan de burgerschool
1. J. Drijver onderwijzer te Nijmegen
2. A. H. van de Lint, onderwijzer te Haarlemmermeer,
3. L. Spanjer onderwijzer te Gendringen.
B. en W. stellen voor uit deze drietallen eene keuze te
doen en het bepalen van den datum der infunctietreding
aan hen over te laten.
Benoemd voor de 2e school voor onvermogenden de
heer D. v. d. Berg met 12 stemmen. Op den heer P.
van Braam waren 3 stemmen en op den heer J. Drijver
1 stem uitgebracht, terwijl 1 blanco biljet was ingeleverd.
Voor onderwijzer aan de burgerschool werd benoemd
de heer J. Drijver mot 16 stemmen. Op den heer A. M.
van de Lint was één stem uitgebracht.
Straatbelasting.
7. Bij de behandeling der gemeente-begrooting voor
den dienst van 1898 werden Burg. en Weth. uitgenoo-
digd de heffing van een straatbelasting te willen voor
bereiden in dier voege dat de opbrengst daarvan kon
worden geraamd op p. m. f 7000.
Aan die uitnoodigiug is thans voldaan bij de aanbie
ding van onderstaando
Verordening op het heffender straat
belasting.
Art. 1. Onder den naam van straatbelasting wordt
in deze gemeente eene belasting geheven wegens ge
bouwde eigendommen die zelve of wier gebouwde aan-
hoorigheden aan de openbare straten of wegen der ge
meente belenden.
Art. 2. Het belastingjaar begint met den 1 Januari en
eindigt met den 31 December.
Art. 3. De straatbelastiug is verschuldigd door hem,
die krachtens recht van bezit of eenig ander zakelijk
recht het genot heeft van een gebouwd eigendom dat
zelf of wiens aanhoorigheid aan eene openbare straat of
een openbaren weg der gemeente belendt.
Voor zoover het betrokken eigendom in de kadastrale
leggers voorkomt wordt als genothebbende aangemerkt
hij die op 1 Januari van het belastingjaar als zoodanig
in de kadastrale leggers is aangewezen tenzij kan wor
den aangetoond, dat eene misstelling in die leggers heeft
i laats gehad of dat de vóór 1 Januari van het belas
tingjaar plaats gehad hebbende veranderingen daarin nog
niet waren opgenomen.
Art. 4. De straatbplasting wordt berekend
a. naar de langs dan grond gemeten breedte van eiken
geveldie gekeerd is naar de openbare straat of den
openbaren weg der gemeente. Indien een gebouw aan
of bij meer dan één openbare straat of openbaren weg
der gemeente is gelegen wordt de gevelbreedte van
dat gebouw berekend door de gezamenlijke breedte der
Daar de openbare straten of wegen gekeerde gevels te
deelen door het aantal straten of wegen waaraan of
waarbij het gebouw gelegen is
b. naar de belastbare opbrengst van het perceel zooals
die in de kadastrale leggers is aangewezen. Indien
van een perceel die opbrengst niet in de kadastrale
leggers is aangewezenwordt zij van gemeentewege
geschat door vergelijking met de belastbare opbrengst
van perceelen van de meest nabijkomende soort.
Art. 5. De belasting bedraagt per meter der in arti
kel 4 omschreven gevelbreedte per jaar voor een perceel
van eene kadastrale huurw. beneden f 100 f 0,25
P P
p
P
P
P P
P
P
P
P P
P
P
P
P P
P
P
P
P P
P
P
P
P P
P
P
P
P P
P
P
P
P
P
De heffing voor een perceel mag evenwel niet meer
bedragen dan 11/2 pet. en niet minder dan 1 pet. van
de in art. 4 bedoelde belastbare opbrengst.
Art. 6. Bij de berekening dezer belasting worden
meters en halve meters in rekening gebracht. Onde? deelen
van meters tot- en met 25 centimeters worden verwaar
loosd onderdeeien van meters van 26 tot en met 74
centimeters tellen voor een halven meter; onderdeeien van
meters boven 75 centimeters tellen voor een geheelen
meter.
Art. 7. De straatbelasting is niet verschuldigd voor
een perceel
a. waarvan do gemeente of eene van hare instellingen
de genothebbeude is
b. het gebezigd wordt voor den openbaren dienst van
Rijk of Provincie of voor den openbaren eeredienst
c. dat dient tot instelling van weldadigheid bedoeld
bij artikel 2 der wet van 28 Juni 1854 (Staatsblad
No. 100), gewijzigd bij de wet van 1 Juni 1870
(Staatsblad No. 85);
d. dat gebezigd wordt voor eene school, die van Rijks-
of gemeentewege wordt gesubsidiëerd
e. dat dient tot Proveniershuis of waarin eene instel
ling van het Witte Kruis" gevestigd is.
Art. 8. De belastingplichtigen worden op kohieren
gebracht.
Zij, die door eenig verzuim op het oorspronkelijk
kohier niet voorkomen, worden op aanvullings-kohieren
aangeslagen.
Art. 9. De aangeslagenedie in den loop van het
belastingjaar zijne rechten op het perceel, waarvoor hij
is aangeslagen heeft verloren blijft voor de geheele
belasting over dat belastingjaar aansprakelijk.
Art. 10. De aanslagen worden in twee termijnen
betaald. De vervaldagen der termijnen van betaling wor
den door burgemeester en wethouders bepaald.
Het staat den aangeslagene vrij zijne betalingen te
doen in eens of in grooter som dan de eerste termijn
bedraagt.
De verschuldigde belasting is dadelijk en in één ter
mijn verschuldigd zoodra de aangeslagene in staat van
faillissement is verklaard of op zijne roerende goederen
executoriaal beslag is gelegd.
Art. 11. Deze verordening wordt geacht in werking
te treden den lsteu Januari 1898.
Bij deze verordening is eene vrij uitvoerige memorie
van toelichting gegevenzoomede eene verordening op
de invordering, welker vermelding van minder belang
mag worden geacht.
Alleen ontleenen wij, ter justificeering van het bedrag
van f 7000, aan de memorie het volgende:
De kadastrale huurwaarde der gebouwde eigendommen
over het dienstjaar 1897 bedraagt voor Alkmaar, volgens
de ten bureele van den Hypotheekbewaarder ingewonnen
inlichtingen eene som van f 569 000. De straatbelas
ting is ontworpon naar een heffing van 1 a l'/2, stel
gemiddeld 11/4 °/0 van die huurwaarde. Er mag dus ge-
569000 X 1-25
rekend worden op een opbrengst van
100
f 7112,50 of in ronde cijfers f 7000, overeenkomende
met het bedrag 't welk op de gemeeule-begrooting voor
1898 ter zake is geraamd.
Door den heer Kraakman zijn op bovenstaande
verordening eenige schriftelijke amendementen voorgesteld.
Naar aanleiding daarvan hebben B. en W. hun voorstel,
na de commissie tot de belastingzaken te hebben gehoord,
als volgt gewijzigd:
Art. 1 worde geroyeerd en vervangen door een nieuw
artikel van den volgenden inhoud
Art. 1. Onder den naam van straatbelasting wordt
eene belasting geheven wegens het genot van gebouwde
in de gemeente gelegen eigendommen, die zelve of wier
erven, iuinen of aanhoorigheden aan de openbare straten
of wegen der gemeente belenden."
Art. 4 sub b worde geroyeerd en vervangen door een
nieuw onderdeel van den volgenden inhoud
b. »naar de huurwaarde van het perceel, zooals die in
de kadastrale leggers is aangewezen. Voor nieuw ge
bouwde perceelen is de belasting verschuldigd van den
eersten dag af der maand in welke zij in gebruik worden
genomen, volgens de later te bepalen kadastrale huur
waarde."
In art. 6 worden de woorden volgende op het woord
verwaarloosd geroijeerd en vervangen door de vol
gende ^onderdeeien van meters van meer dan 25 tot en
met 75 centimeters tellen voor een halven meteronder
deeien van meters van meer dun 75 centimeters tellen
voor een geheelen meter."
Aan art. 9 worde een nieuwe alinea van den volgen
den inhoud toegevoegd
»Voor gebouwde eigendommen, die gedurende het ge
heele jaar onbewoond zijn gebleven en ook in andere
opzichten geen genot hebben opgeleverd, wordt op aan
vraag bij burgemeester en wethouders in den loop der
eerstvolgende maand Januari gedaan, door dezen geheele
ontheffing verleend en teruggaaf van betaalde belasting
bevolen. Bij weigering is binnen dertig dagen na de
kennisgeving daarvan beroep op den gemeenteraad toe
gestaan."
Over de algemeens strekking wordt in geen discussie ge
treden, omdat deze reeds is behandeld bij de gemeente-
begrooting voor 1898.
De artt. 1 en 2 worden zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
Bij art. 3 gaf de heer Vonk in overweging om aan
het slot der 1ste alinea in plaats van »der" te lezen
in de gemeente. Dit voorstel werd bestreden door de
heeren Bosman en Kraakman. In hoofdzaak was men het
niet eens over de kwestie of perceelen, staande aan par
ticuliere stratenal dan niet in de belasting konden
worden aangeslagen. Bij aanneming der voorgestelde wijzi
ging zouden evenwel ook artt. 1 en 4 moeten worden
gewijzigd. De voorgestelde partieels wijziging werd daar
om ontraden, temeer, omdat de gemeenteraad van Utrecht
in zijne verordening een gelijkluidend artikel had opge
nomen.
De heer Kraakman zou zelfs vreezen,dat de goed
keuring der verordening van de voorgestelde verandering
afhankelijk zou kunnen zijn.
Het artikel werd daarna zonder stemming ongewijzigd
vastgesteld.
Bij art. 4 zegt de heer Kraakman, dat B. en W.
zijn amendement niet hebben overgenomen. Spr. zal voor
dat amendement geen partij trekken. Alleen wonscht hij
te constateeren, dat, wat voorgedragen wordt, onrecht
vaardig is, omdat hoekhuizen onevenredig hoog zullen
moeten betalen. Spr. is evenwel overtuigd, dat het zeer
moeilijk is eene billijke regeling te maken.
De Voorzitter antwoordt, dat in iedere belasting
wet en in elke belastingverordening onrechtvaardigheden
voorkomen.
De heer Bosman meent, dat door de in art. 5 ge
stelde grens van 1 lj1 °/0 der huurwaarde het bezwaar
van den heer Kraakman voor de hoekhuizen grootendeels
wordt ondervangen. Spr. ziet in de belasting voor
hookhuizen zelfs de groote onbillijkheid niet, omdat zij