De Munstersche vrede. No. 13 Honderdste jaargang*. 1898. ZONDAG 30 JANUARI. Ingezonden Stukken. Eersle Blad. tl.klIWIISdli: COURANT. Deze Courant wordt Dinsda g-, Donderdag- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80 franco door het geheele rijk f 1. 3 Nummers f O.OG. Afzonderlijke nummers 3 ets. Telefoonnummer3. Prijs der gewone advertentlen Per regel f O,ld. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COSTER ZOON. 1 Tachtig jaren had de strijd aangehouden dieals opstand van de Nederlandsche gewesten tegen hun Landsheer begonnen een oorlog van de Noordelijke provinciën togen Spanje was geworden slechts eenmaal door een twaalfjarigen wapenstilstand afgebroken. Vóór twee en een halve eeuw, den 30sten Januari 1848, werd eindelijk te Munster de vrede geteekeud. Sinds lang was de oorlog niet meer de bange worste ling van de ingezetenenniet zelden van mannen en vrouwen tegen vreemde legerbenden op eigen grond gebied. Sedert in 1594 de zeven provinciën olie tot de Unie waren toegetredenwerd de oorlog in den regel buiten haar grenzen gevoerd, met geregelde, uit stekend geoefende bezoldigde troepen. De Nederlanders weiden de aanvallende partij, die in de zuidelijke pro vinciën trachtte door te dringen en in Vlaanderen Noord-Brabant en Limburg steden en landstreken te veroveren, tot uitbreiding en beveiliging van haar grond gebied. Zij hadden de Spaansohe vloten vernield en teruggedrongen van alle zeeën, in Oost- en West-Indië do ^paanscho en Portngeesche bezittingen genomen en zich van den handel meester gemaakt. De schatten, door visscherijscheepvaart en handel gewonnen stelden hen in staat voortdurend een leger van ten minste 60.000 man op de been te honden eenmaal zelfs na de vor- overing van de zilvervloot, dit getal te verdubbelen. Daarentegen raakte Spanje geheel uitgeputtoon de schatten uit de Nieuwe Wereld ophielden te vloeien. Niet van onze zijde, maar van den kant van den vijand kwam de aandrang om vrede te sluiten. Niet aanstonds was men dezerzijds daartoe bereid. De belangen der vereenigde provinciën liepen uiteen en de inzichten van den »Stedendwinger", den invloedrijken vorstelijken Stadhouder Frederik Hendrik bleven jaren lang de oorlogspartij steunen. Holland alleen betaalde verreweg het grootste deel der oorlogskosten. Tot 1591 bedroeg zijn aandeel 66'2 percent, daarna daalde het tot 64en eindelijk werd het bij een nieuwe regeling °p 58'/4 percent, alzoo op bijna drie vijfden vastgesteld; do overblijvende twee vijfden, 413/4 percent, werden door de overige provinciën elk tot een verschillend bedrag bijgedragen. Zoo was het begrijpelijk dat do Hollandsche regenteninzonderheid Amsterdam het sterkst op het beëindigen van den oorlog aandrongen. Daarbij kwamen de schade dio de Duinkerker kapers den zeehandel toebrachten en de aanzienlijke kosten die noodig waren om onze schepen tegen hen te beveiligen. Terwjjl de Stadhouder nog altijd de hoop niet opgaf om Antwerpen te bemachtigen maakte juist dit doel Am sterdam dat zijn bloei voor een groot deel aan den val van Antwerpen te danken had meer en meer van het voortzetten van den oorlog afkeerig. Toch kwam nog in 1635 een verdrag tnsschen de Republiek en Frankrijk tot stand waarbij men zich verbond tot een gezamenlijkeu inval in de zuidelijke Nederlandenen ten slotte bepaald werddat geen der beide partijen met Spanje eenig verdrag of vrede zon sluiten zonder medewerking en toetreding van de andere. Vooral dit laatste beding beeft de latere onderhandelingen zeer be moeilijkt. Maar Frederik Hendrik voelde zijn krachten vermin deren bij werd zwak en ziekelijken op herovering van Antwerpen scheen alle uitzicht verloren. Meer en meei neigde hij tot den vredeten slotte behoorde hij tot de besliste voorstandersen hij stierf wel voordat het vredesverdrag geteekendmaar niet voordat hot totstandkomen daarvan voldoende verzekerd was. Gelijktijdig met onzen tachtigjarigen, woedde sedert 1618 in Duitschland de vreeselijke dertigjarige oorlog. Gelijksoortige belangen stonden daar op het spel. Frank rijk was daar, in bondgenootschap met Zweden, de tegen stander van den Duitschen keizerevenals het in de Nederlandsche zaken in bondgenootschap met de Repu bliek de tegenstander van Spanje was. Herhaaldelijk wa ven pogingen in het werk gesteld om tot vredesonder handelingen te geraken, ten einde beide oorlogen gelijk tijdig te doen eindigen. Eindelijk vorderde men althans zoo ver, dat in December 1641 de Westphaalsche steden Munster en Osnabrlick werden aangewezen voor de bij eenkomsten van een algemeen vredescongres. De Duitsche Keizer en de in den oorlog gemengde Duitsche vorsten, Frankrijk, Zweden, Spanje en de Nederlandsche provin ciën zonden er hun gemachtigden. De onze trokken naar Munster waar zij de Spanjaarden tot voor ons hoogst gunstige vredesvoorwaarden bereid vonden. De voorwaarden van Frankrijk vonden minder gunstig onthaal, en van dat oogenblik af trachtte het ook ons terug te houden, daarin steun vindende bij den jeugdigen Stadhouder Prins Wil lem II. Holland drong daarom te sterker op hot sluiten van den vrede aan, en zag ten slotte zijn wensch ver vuld. Wij scheidden ons af van onzen bondgenoot, en den 30sten Januari 1648 word het vredesverdrag met Spanje geteekend De voorwaarden waren dan ook voor de Nederlandsche Republiek zoo gnnstig mogelijk. Haar onafhankelijkheid, haar volle sonvereiniteit werd onvoorwaardelijk erkend haar grondgebied uitgebreid mot de veroverde stedeu iu Limburg, Noord-Brabant en Staats-Vlaandoren Ziet men de kaart der toenmalige Nederlandsche Republiek, dan ontwaart men dat zij ongeveer den omvang heeft van ons tegenwoordig Koninkrijk, behalve het vroegere Geldersche Overkwartier met Venlo en Roermond. Alle bezitiingen, die wij in Oost-Indië aan Spanje en Portu gal hadden ontnomen, bleven in ons bezit, terwijl Spanje zich verbond, geen pogingen te doen om aan hetgeen hot aldaar had behouden eenige uitbreiding te geven en de Schelde te sluiten, zoodat geen mededinging van Ant werpen voor onze koopsteden te duchten viel. Inderdaad, do overwinning was volkomen. Als onaf hankelijke Enropeesche mogendheid trad de Republiek der vereenigde Nederlandsche provinciën nit don strijd, alom geëerd of gevreesd. Feitelijk had zij zich trouwens reeds voldoende tegenover andere staten doen gelden. Groot was haar macht, haar rijkdom, haar algemeeue welvaart. Koen en ondernemend, voorzichtig en volhar dend haar bevolking. Te lang zon do naamlijst worden, zoo wij al de mannen wilden vermelden, die zich op ver schillend gebied, ook van wetenschap, knust en letteren onderscheidden. De eeuw van Froderik Hendrik is be kend. Onze .Gouden Eeuw" was aangobroken. »Ter zee" schrijft de hoogleeraar Muller in het schoone werk, dat dezen naam draagt kende zij (de Republiek) geen mededinger. Haar handelsvloten bedekten de zeeën in elk bekend werelddeel, en haar oorlogsvloten waren sterk genoeg om die overal voldoende te beschermen. In Aziëzoowelals in Afrikain Noord- en in Zuid-Amerika had zij haar macht gevestigd in sommige streken gebood zij opper machtig. Niet zij maar Spanje had het eerst om vrede gevraagdzij was onbetwist als overwinnaar nit den strijd getreden. Daarom werd zij de parvenue onder de staten met een eerbied behandeld die wel is waar den dienaren der onde monarchieën slecht afgingdie 't nog al lijd eenigszins beneden hnn waardigheid achtten haar vertegenwoordigers als hun gelijken te behandelen, maar die toch verkregen was. En wie de Republiek van nabij kende kon niet anders dan erkennen, dat zij de plaats waardig was welke zij veroverd had, dat het niet alleen de omstandigheden warendie haar daartoe hadden in staat gesteld, maar dat in het Nederland dier dagen een kracht school welke het eene eerste plaats onder de volken van Europa verzekerde op bijna elk gebied." Ms een abattoir voor Alkmaar gewenscht 1 Dezer dagen trof ik in de Alkm. Courant de mede- deeling aan, dat aan den Raad een request is verzonden, waarin met klem aangedrongen wordt op eene ernstige overweging, ot het oprichten van een abattoir mogelijk is, daar adressanten op gezag van de mannen der weten schap van oordeel zijn dat eene doeltreffende vleesch- keuring zonder een openbaar slachthuis niet is te verkrijgen. Misschien ben ik niet ver van de waarheid, als ik ver moed dat dit adres ontstaan is onder den indrnk van enkele hoofdartikelen iu de Alkm. Courant dato 14, 17 en 19 Nov. 1897. De schr. breekt een lans voor eene verplichte kenring van slachtdieren zoowel vóór als nè, het slachten; hij trekt in het bijzonder te velde tegen het gebruik van hef vele vleeseh dat straffeloos wordt ingevoerd en niet wordt gekeurd, om tot de conclusie te komen, da,t de vraag, of men de gemeente Alkmaar met een zoo bij uitstek nuttige inrichting als een abattoir zal verrijkenzeer ernstige overweging verdient. Waar de sehr. vóór de oprichting van een abattoir is en aandringt op eene ernstige overweging, zal de redactie zeker geen bezwaar hebben voor bet onderstaande eenige ruimte beschikbaar te stellen wellicht brengt het hooren van het pro et contra meer licht over de zaak. 't Zal wel onnoodig zijn te verzekeren dat ook de schr. dezes eau voorstander is van een goed ingerichte kenringdoch dat zonder een abattoir eene voldoende contröle zoo goed als onmogelijk zou zijn tenzij men ongeveer evenveel keurmeesters aanstelle als er slachters zijn betwijfel ik sterk de schr. in de Alkm. Cour. wil zich gaarne spiegelen aan een anderwelnu dan onder- zoeke hij eens of in Nederland geen steden zonder een abattoir gevonden worden waar de kenring goed en het aantal keurmeesters toch in de verste verte niel gelijk is aan het aantal slachters. Wij geven toe dat de kenring aan een abattoir gemak kelijker is doch afdoende is zij nietoen abattoir heeft zoowel eene licht- als eene schaduwiijdo doch de laatste is van overwegend belang. Een hoofdargument voor een abattoir ligt in de bewering dat tegengegaan wordt het straffeloos invoeren van' ongekeurd vleeseh. Da ervaringte Amsterdam en Rotterdam opgedaan steden met abattoirs, leert juist het tegendeel. Juist daór tiert de clandestine invoer op weligen bodem! En het kan niet andersZal de kenring afdoende wezen, dan moet bepaald worden dat minstens halve dieren voorzien van hartlongen lever enz., kunnen worden ingevoeld. Daar bepaalde onderdeelen van slachtdieren zoo vaak gevraagd worden, dat daarvoor binnen de ge meente niet geslacht kan worden doch de invoer vau elders in die behoefte moet voorzien, ontstaat nolens volens een clandestiene invoer dier onderdeelen, omdat invoer van minstens halve dieren gelijk staat met invoer van tallooze vleeseh- of vetdeelen welke binnen de gemeente niet kunnen worden geplaatst. De verschillende tarieven, welke aan een abattoir geheven worden dragen boven- dieu het hunne bijom den clandestienen invoer in de hand te werken. Lang en breed kan men hierover redoneeron doch de ondervinding heeft bewezen, dat 't zoo is! Trouwens het rapport van het hoofdbestuurder Maatschappij ter bevordering der veeartsenijkunde in Neder land is daar, om dit te bevestigen. Zonder overdrijving kan ook gezegd worden dat de toestand m sommige steden zonder abattoir minstens even goed is als in plaatsen met een abattoir. Ook n èt een abattoir is de kenring niet afdoende, omdat de enorme massa's toebereide vleeschwaren, spek, hammen, welke van nit het buitenland worden ingevoerd ook indien ze aan het abattoir worden gebracht, niet vol doende kunnen worden gekeurd, omdat ze in kléine deelen worden geïmporteerd. JSiet afdoende omdat aan de abattoirs alleen verscb0 vleeschwaren gekenrd worden. Toebereide, gezoutenge rookte vleeschwaren worden niet gekenrd. Deze kenring wordt niet achterwege gelaten omdat ze niet noodig zou zijn, maar om de eenvoudige reden dat een keurmeester zulk een onderdeel niet kan keuren deskundigen noemen haar dan ook een keukenmeidenkeuring.Van daar geachte schrijver, dat het ingezouten vleescb van Am- sterdamsche tuberculeuze runderen afkomstig, dat voor n blijkbaar een steen des aanstoots isniets met hec abattoir te maken zon hebben en even goed als vroeger binnen de gemeente verkocht zou kunnen worden, omdat de abattoir-verordeningen alléén het versche vleeseh raken, Trouwens uw vrees voor dit vleeseh is niet gewettigd dat het voor de burgers van Amsterdam niet goed genoeg wordt geoordeeld, is onjuist; immers alleen in gezouten toestand wordt, het vleeseh vrijgelaten maar mag dan zoowri te Amsterdam als elders gegeten worden. Dat dorpsbewoners o m Amsterdam (en n zegt zelf, dat dorps bewoners geen vleeseh van zieke dieren eten), dit vleeseh graag, koopen en Amsterdammers niet, bewijst toch eigen- lgk met veel! 't Is een quaestie van smaak maar ik zou honderdmaal liever, dit goedkoope na de'inzonting wetenschappelijk goedgekeurde, vaak van prima runderen afkomstige vleeseh op mijn tafel hebben, dan het gezou ten vleeseh van walgelijke Engelsche mijnpaarden, hetwelk echter aan nagenoeg geene kenring onderworpen is. Ook mèt een abattoir is eene kenring niet afdoende omdat de toebereidingde worstfabricatie enz. bij den slager aan hms geschiedt, zoodat een abattoir het toevoegen van minder goede wellicht door tussehenkomst van een derde per postpakket ontvangen vleeschbestanddeelen even- in worstvergiftiging zal kannen voorkomen. Een duidelijk bewijs hiervoor is het door u aangehaalde geval eener uitgebreide vleesehvergiftiging in 1892 te Rotterdam, waar, voorzoover dit kon worden nagedaan in 24 gezinnen 92 personen ziek werden, door het vleeseh van één enkele koe. En toch geschiedde dit alles te Rotterdam niette genstaande daar ter stede een abattoir is, met een bevoegd keurmeester aan het hoofd I In eene plaats als Alkmaar dient ook rekening te worden gehouden met bet marktverkeer; indien een abattoir tot stand komt, dat zeer zeker buiten de bebouwde bom der gemeente zou worden geplaatst, moet de veemarkt daaraan verbonden zijn door de verplaatsing zullen niet alleen vele neringdoenden in hunne belangen worden ge schaad doch ook het marktverkeer zal onder eene split sing lijden; het bezoek aan de markt wordt voor velen minder aantrekkelijk en de nadeelige gevolgen daarvan zullen met uitblijven. Voor een stadje als Alkmaar, met een druk marktverkeer is deze splitsing finantiëel hoogst nadeelig. 6 Met betrekking tot de inkomsten en uitgaven zij op gemerkt, dat do berekening van een Duitschen schrijver

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1898 | | pagina 1