Hei wetsontwerp tet atsÉfflng
Honderdste jaargang,
1898.
ZONDAG
13 FEBRUARI.
Buitenland.
No. 19. Eerste blad.
ALKMAARSCHE COURANT.
Deze Courant wordt Binsdag-, Donderdag
en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 3 maanden voor Alkmaar ff 0,80 franco door het
geheele rijk f 1.
3 Nummers f 0,06. Afzonderlijke nummers 3 ets.
Telefoonnummer s 3.
Prijs der gewone advertentien
Per regel f 0,13. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COSTER
ZOON.
i.
»De wet regelt de verpligte krijgsdienst. Zij regelt
ook de verpligtingen die aan hendie niet tot de zee-
of landmagt behooren, ten aanzien van 's Lands verde di-
ging opgelegd kunnen worden.
Aldus luidt bet 2 lid van art. 181 der gewijzigde
Grondwet. Het is bekend, dat vóór eenige jaren door den
Minister van Oorlog den generaal Bergansins een wets -
ontwerp werd ingediend om aan dat grondwettelijke
voorschrift te voldoen, en dat daarin ook de dienstver -
vanging niet meer voorkwam, maar dat dit onderwerp
geen wet is geworden. Het tegenwoordig Ministerie heeft
een anderen weg ingeslagen. Het begint met voorloo-
pig onze militie- en schutterij-wetten ongewijzigd te
laten, maar de daarin voorkomende vrijheid tot plaats
vervanging en nummerver wisseling bij de militie op ie
heffen. Aan het hoofd van het ontwerp lezen wij de
overweging, «dat het noodzakelijk is, alsvoorberei-
ding van de hervorming der levende
strijdkrachten, de bevoegdheid tot dienstvervan-
ging bij de militie af te schaffen.
Voorloopig blijven dus onze militie en schutterijen
zooals ze zijn, ook op de tegenwoordige sterkte. De mili
tie blijft samengesteld uit vrijwilligers en uit zooveel
manschappen, als er daarenboven jaarlijks voor het vol
tallig maken van elke lichting van 11.000 man noodig
zijn, door loting uit de ingezetenen aan te wijzen. Maar
die door het lot wordt aangewezen, zal zelf worden inge
lijfd, voor zoover voor hem geen reden van vrijstelling
of uitsluiting bestaat. Hij zal geen andere in zijn plaats
mogen stellen, noch zijn dienstplichtig nummer kunnen
ruilen met een anderen loteling van dezelfde lichting in
dezelfde provincie, die niet verplicht is te dienen en voor
den dienst geschikt is. Het bestaande art. 4 der Militie-
wet »Het staat elk vrij, zijne dienst bij de militie, vol
gens de bepalingen dezer wet, door een ander te doen
waarnemen," zal volgens dit ontwerp worden vervangen
door een voorschrift in tegenovergestelden zin, luidende
«Een ieder, die tot de dienst bij de militie verpligt is
is gehouden zijne dienst in persoon waar te nemen.'
Het geheele hoofdstuk VII der wet, dat het opschrift
draagt: »Van de vervanging," zal vervallen. De daarmee
samenhangende artikelen in de overige hoofdstukken, wor
den voor zooveel noodig gewijzigd en met nieuwe bepa
lingen aangevuld, ten doel hebbende om zooveel mogelijk
aan de lotelingen zoowel als aan de vrijwilligers vrijheid
te geven- om te worden ingelijfd bij het korps hunner
keuze en geplaatst te worden in het door hen gewen -
schte garnizoenom aan de door loting aangewezen
militiens voor het zoogenaamde blijvende gedeelte vrijheid
te geven onderling van nummer te verwisselen om uit
breiding te geven aan de redenen van vrijstelling en
om aan de verlofgangers bij de land- en de zeemilitie
eenige bij de wet gegeven vrijheid van beweging te ver
zekeren.
Het wetsontwerp is alzoo hoe belangrijk ook van
zeer eenvoudigen aard enal staat het op zich zelf
voorbereiding" tot een veel meer omvattende regeling,
de geheele hervorming onzer levende strijdkrachten, van
militie en schutterijen. «Wordt het voorgedragen ont
werp tot wet verheven", schrijven de Ministers in de
Toelichting, «dan zal krachtig de hand worden geslagen
aan de hervorming der levende strijdkrachten." Het zal
inderdaad hoogst wenschelijk zijndat met de voorbe
reiding van het daartoe strekkend wetsontwerp zonder
verwijl een aanvang worde gemaaktopdat niet nog
jaren lang de afschaffing der dienstvervanging de eenige
verbetering van onze weerbaarheid moge blijven. Dat
deze verbetering aan elke hervorming op dat gebied ten
grondslag moet strekken, onaf hankelijk van de beginselen
waarop de latere, veel omvattende regeling moet rusten
kan worden toegegeven door allen die in beginsel den
persoonlijken dienstplicht verdedigen.
Dat er over dit belangrijk onderwerp moeilijk meer
iets nieuws te zeggen is zal met de Regeering ieder
moeten erkennen die het zou willen beproeven. Hoewel
zij dan ook verklaartdat zij zou kunnen volstaan met
verwijzing naar hetgeen in de vroeger met de Volks
vertegenwoordiging gewisselde stukken voor den maat
regel is aangevoerd reeds in de zittingen van 1871
1872 en 1872—1873, zoowel als in die van 1889—1890,
en naar het verslag der in 1888 benoemde staatscom
missie heeft de Regeering gemeend niettemin in het
kort te moeten uiteenzetten waarom zij de afschaffing
der dienstvervanging noodzakelijk acht. De verschillende
redenen die zij aanvoert, zullen wel niet door allen even
onbetwistbaar worden geachtmaar wat schaadt het
Indien er maar één zeer krachtige overtuigende reden
kan worden aangevoerddan is dat zeker voldoende.
Of bij voorbeeld de afschaffing der dienstvervanging reeds
op zich zelf een eisch van sociale rechtvaardigheid
is omdat wel de min of meer gegoedemaar niet de
onvermogende van de dienstvervanging gebruik kan ma
ken over die vraag wordt zooals men weetverschil
lend gedacht en kan inderdaad verschillend gedacht
worden. In het algemeen bestaat tegen rnil van
diensten geen bezwaar, en de Regeering zelve handhaaft
dan ook niet alleen de vrijheid tot nnmmerverwisseling
onder de militiens die bij loting voor het blijvend ge
deelte zijn aangewezen maar zij breidt haar zelfs uit
Hier wordt inderdaad een bevoegdheid gegeven, waarvan
alleen gebruik gemaakt kan worden door den meer
gegoede, die zijn laag nummer tegen behoorlijke vergoe
ding ruilt voor het hooge nummer van den onvermogende.
Maar hier schaadt de nummerverwisseling niet aan de
zaak. Alle lotelingen zijn dan behoorlijk geoefend voor
de taakwaartoe zij in oorlogstijd geroepen kunnen
worden. Wat er voor het blijvend gedeelte der lichting
te doen overblijftis van anderen aarden heeft met
de eigenlijke oefeningen niets gemeen. Wat er te doen
overblijftis arbeid, zegt de Regeering«het be
trekken van wachten het uitoefenen van corveeën enz.,
zoodat, het onverschillig iswie dien arbeid vervult
indien hij slechts goed wordt uitgevoerd. Het landsbelang
vordert alzoo in geenen deeledat bepaalde personen
daarvoor onder de wapenen blijven."
Het landsbelang, ziedaar de ware grond voor
den persoonlijken dienstplicht. Dat landsbelang verbiedt
hier ruiling van dienst die in het algemeen
niet ongeoorloofd isniet in strijd is met do sociale
rechtvaardigheid. Hierwaar het de samenstelling van
een goed leger geldtmag die ruiling niet worden toe
gelaten »te minder", zegt de Regeering en in dat
te minder ligt eigenlijk de hoofdreden »omdat
elke waarborg wordt gemistdat de plaatsvervanger de
van hem gevorderde diensten even goed kan verrichten
als de loteling voor wien hij optreedt, en dns de plaats
vervanging wel strekt ten bate van sommige individuën
maar ten nadeele van het algemeen.
Bij de beoordeeling van deze zaak dient altijd gedacht
te worden aan den oorlog het doel der oefeningen van
zee- en landmacht in vredestijd. Zal het leger dan sterk
zijn zal het door vaderlandsliefde worden bezield en pal
staan ook in het aangezicht van den dooddan mag
daar geen enkele stand in ontbrekendan moet het
duidelijk gezien en gevoeld worden, dat het niet geldt een
gewonen arbeid, waarbij de een zich door den ander
kan doen vervangen maar een taak waartoe de natie
in al haar rangen en standen geroepen is. Wanneer dan
de meer gegoeden in de gelederen worden gemistdan
zal dat gevoel ontbrekendan zal de verdediging des
lands beschouwd worden als een last, waaraan blijk
baar hij die het betalen kan zich onttrekt, in plaats van
een edele taak waarvoor alle rangen en standen bloed
en leven veil hebben. Een leger waarin de zonen des
volks zonder onderscheid van meer of mindere gegoedheid
naast elkander in de gelederen staan, voelt het hart der
natie in zich kloppen versterkt de nationale eenheid
geeft een beeld van het algemeen belangwaarvoor
men de wapenen aangordtkweekt die samenwerking
dien ouderlingen bijstand, die tronw in gevaar, die niet
toelaat dat iemand aarzelt of terugtreedt.
Om dat doel te bereiken is reeds bij de oefening in
vredestijd persoonlijke dienstplicht noodig.
DCITSCIUiAAID. De Staats secretaris von Bülow
heeft in den Rijksdag zeer uitvoerige verklaringen afge
legd over Duitschland's optreden in Chinaen herhaalde
daarbij, dat de vestiging van Dnitschland te Kian-Tchau
geen oogenblik de betrekkingen met andere mogendheden
heeft verstoord.
Hij gaf de verzekering dat, waar de Engelsche pers
nu en dan een tegenovergestelde opvatting heeft laten
doorschemeren, dit in tegenspraak is met de feitelijke
toestanden en zeide o.a.
«Tegenover China hebben wij onze eischen gehouden
binnen zulke gematigde grenzen, dat ze nóch de Chi-
neesche regeering aanleiding hebben gegeven tot gerecht
vaardigde vertoogen, nóch den inwendigen samenhang of
het voortbestaan van het Chineesche rijk in gevaar kon
den brengen."
Kiau-Tchau is, meent de staats-secretaris, de geschiktste
plaats die Dnitschland in China kan verkrijgen. Het heeft
een zeer groote,ijsvrije, diepe haven, die meer dan voldoende
is voor de oorlogsvloot en voor een zeer omvangrijk han
delsverkeer. Het klimaat is goed. Er zijn steenkolen in
de nabijheid en de aanleg van spoorwegen naar de mij
nen stuit niet op aanzienlijke technische en financieele
bezwaren. De regeering rekent voor den aanleg der spoor-
weglijnen op de hulp van particulier Duitsch kapitaal
en de heer Von Bülow is overtuigd, dat de vruchten van
deze hulp niet zullen uitblijven.
E VGHLAND. In het Lagerhuis deelde minister Cham
berlain mede dat bij het Huis de stukken zullen worden
ingediend betreffende de ontworpen veranderingen in het
beheer der Britsche Znidafrikaansche maatschappij.
FRA1VHRIJK. Langzaam gaat 't proces Zola
voort, doch naarmate men verder komt, blijkt er meer
en meer (niet zoozeer uit de vragen, die de getuigen
beantwoorden, als wel uit die, waarop men het antwoord
weige-t) dat de Zola-partij gelijk had in hare overtuiging,
en er in de Dreyfus-procedure, en niet minder in die
tegen Esterhazy schandelijk en op groote schaal geknoeid
is. Belangrijk was het verhoor van den oud-minister
van justitie, Trarienx. Hij zeide o.a.:
Ik onderzocht persoonlijk de beide schriften, (het
borderel en het schrift van Esterhazy) en stond ver
stomd over de gelijkenis. In mijn onderhoud met Scheu-
rer-Kestner vertelde ik hem dat alles, maar ik voegde
erbij «Als Dreyfus nn niettemin een verrader is
Ik zou mijn stem niet te zijnen gunste durven verheffen,
daar ik er niet zeker van ben of er ook bekentenissen
bestaan." De hoer Schenrer-Kestner antwoordde daarop
«Het is niet mogelijk, dat er een bewijs van zijn schuld
bestaat, dat kan ik bewijzen." (Beweging).
Hij deelde mij daarop de brieven mede, welke tus-
schen generaal Gonse en kolonel Picqnart zijn gewis
seld. Ik heb ze gelezen en toen twijfelde ik niet meer.
Ik vond het onwederlegbaar bewijs, dat deze opper-offi-
cier een herziening mogelijk achtte en dat hij zijn volle
goedkeuring hechtte aan de daden van zijn onderge
schikte. Al deze omstandigheden deden vermoeden dat
er een rechterlijke dwaling was begaan."
Trarienx vertelt verder dat hij den minister van jus
titie over de zaak sprak. Deze antwoordde, dat hij er den
minister president en den minister van oorlog over zou
spreken. Laatstgenoemde liet hem antwoorden, dat hij
de verdenking van den kolonel niet gerechtvaardigd achtte.
Hij voegt er nog bij dat in den krijgsraad, die over
Esterhazy oordeelde, de regeerings commissaris niet als
aanklager, maar als verdediger van Esterhazy sprak.
De verklaring van den heer Trarienx werd met vijan
dige kreten begroet.
Nog steeds wordt Zola bij zijn komst en vertrek uit
gejouwd, en heeft de politie de grootste moeite hem te
beschermen. Toch kan het niet anders, of bij het den
kend deel van het volk moet de overtuiging wakker
worden, dat hij moreel gelijk heeft, al volgt wellicht
toch een veroordeeling.
ItUSIjATIfD. De candidatuur van prins George van
Griekenland voor het gouverneurschap van Creta is thans
formeel door den Russischen gezant te Constantinopel
ingetrokken, en de Sultan is thans uitgenoodigd zelf
iemand en wel een vreemdeling, als candidaat voor te
stellen.
IPAKJE. Het wordt bevestigd, dat de gezant te
Washington, de heer Dupny de Löme, door zijne regee
ring teruggeroepen is en wel op verzoek van die der V. S.
De positie van den gezant was namelijk onhoudbaar
geworden sedert de openbaarmaking van een, waarschijn
lijk door middel van diefstal, in handen van het Cu-
baansch comité te New-York geraakt vertrouwelijk schrij
ven van hem aan den heer Canalejas, te Havana, waarin
zeer kwetsende uitdrukkingen voorkwamen omtrent pre
sident Mac Kinley.
Naar het schijnt had de heer Dnpny evenwel reeds
zijne aanvrage om ontslag verzonden vóór het hem werd
gegeven.
ÏRAK8VAAI. De bladen die de verkiezing van
president Kruger bepleit hebben, dringen er bij de regee
ring, de sterkste welke Transvaal ooit gehad heeft, op
aan, dat zij ernstig aan het werk zal gaan tot het in
voeren van hervormingen en dat zij een vaste stelling
zal innemen tegen de vijanden in binnen- en buitenland.
Vulkanische uitbarsting op Java.
De correspondent der »N. Rott. Ct." te Batavia
seinde dezer dagen:
Op 5 Februari heeft een ernstige uitbarsting van den
Lamongan plaats gehad. Er is een nieuwe krater aan