Hel welsontwere tot alscMfiiig
No. 22. Eerste blad.
Honderdste jaargang,
1898.
ZONDAG
20 FEBRUARI.
Buitenland.
ii.
ALKMAARSCHE COURANT.
Deze Courant wordt Binsdag-, Bond e;r|d a g-
en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80 franco door het
geheele rijk f 1.
3 Nummers f O,©6. Afzonderlijke nummers 3 ets.
Prijs der gewone advertentien:
Per regel f 0,16. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COSTER
ZOON.
Telefoonnummer3.
officieren en korporaals zullen kunnen worden opgeleid,
ook al zullen' zij daartoe langer onder de wapens moeten
blijven dan zij volgens de wet verplicht zijn,
Voor die onderstelling bestaat inderdaad voldoende
grond. Eenmaal verplicht zelf te dienen, zullen velen ook
gaarne een graad willen verkrijgen. Het voorbeeld va
Denemarken, waarop de Regeering zich beroept, geeft in
Voor de samenstelling van een krachtig door een I dit opzicht goeden moed. Ofschoon de dienst voor het
goeden geest van trouw samenwerking en offervaardig- dienstplichtig kader daar te lande veel langer duurt dan
digheid bezield en wel geoefend leger in oorlogstijd is voor het meerendeel der niet gegradueerde dienstplich-
persoonlijke dienstvervulling noodig. Dit betoogden wij tigen, zijn de eerzucht en het gevoel van eigenwaarde
ons vorig artikel en wij lieten er op volgen om bij velen sterk genoeg om over dat bezwaar heen te
dat doel te bereiken is voor de oefening in vredestijd stappen en gaarne een benoeming tot officier of onder-
afschaffing der dienstvervanging een vereischte. officier te aanvaarden. Zoo zullen belangrijke sommen
Wij zijn er van overtuigd, dat de groote meerderheid worden bespaard die bij het behoud van plaatsvervan-
der jonge mannen die tegenwoordig door plaatsver- ging en nummerverwisseliug voor de opleiding van
vanging of nummerverwisseling zich aan den militiodienst
onttrekken in geval van oorlog met'geestdrift de wa
penen zouden willen opvatten en in de gelederen van
het leger plaats nemen. Maar dat gaat nietdat is
niet mogelijk, men kan in den oorlog geen ongeoefenden
gebruiken. In dezen tijd meer dan ooit dient men voor
beroepsofficieren en verder kader noodig zouden zijn.
Instemming verdient daarenboven wat door de Regee
ring wordt opgemerkt omtrent den gunstigen invloed,
dien de persoonlijke dienstplicht zal uitoefenen op de
onderlinge verhouding tusschen de verschillende maat
schappelijke standen. Gezamenlijke oefening, dagelijksch e
den oorlog gereed te zijn met de geheele militaire orga- aanraking bij de vervulling van gemeenschappelijke pliuh-
nisatie. De oorlogsmachine moet oogenblikkelijk in be- ten zal tot elkander brengen, die thans maar al te veel
weging gebracht worden zooals zij is goed of slecht, van elkander verwijderd blijven. Men zal elkander meer
Er is dan geen tijd meer om te herstellen te ver- I leeren kennenmeer leeren begrijpen en waardeeren
schikken of te veranderen om te oefenen of in te I Dienst in dezelfde gelederen kweekt onderlinge wel wil-
deelen. Die in den oorlog iets wil beteekenon moet lendheid en wederzijdsch dienstbetoon. Die nadere ken-
in vredestijd soldaat worden. Daar is nu eenmaal niet nismaking op een leeftijd, waarin het menschelijk gemoed
aan te ontkomen. Thans zijn de jonge mannen van VOor indrukken het ontvankelijkst, voor waardeering van
kennis en ontwikkeling alleen bij zeldzame uitzondering goede eigenschappen het meest geopend is, zal haar goede
in het leger te vinden. Enkelen, maar het zijn er wei- nawerking ook op lateren leeftijd doen gevoelen de een-
nigen zijn er op gesteld hun militieplicht zelf te ver
vullen maar zij vinden in de gelederen geen hunner
vriendenniemand van hun kennissen en vroegere ka
meraden van school of gymnasium niemand van hen
met wie zij tot nog toe omgingen. Zij gevoelen zich
eenzaamalleen en dat maakt voor hen den dienst
minder aangenaam. Hun voorbeeld vindt dan ook geen
navolging. En vele ouders nemen voor hun zoons een
plaatsvervanger of een nummerverwisselaar niet omdat
zij het zoo goed betalen kunnen of omdat zij het voor
heid der Nederlandsche natie zal er door versterkt, de
belangstelling in het leger, in zijn voediug en huisves
ting in geheel do behandeling van den soldaat zal er
door verhoogd worden
De ontheffing van den werkelijken dienstop hunne
aanvrage te verleeuen aan geestelijken bedienaren van
den godsdienst en studenten in de godgeleerdheid wordt
iu het ontwerp niet alleen gehandhaafd, maar uitgebreid
tot de zendelingleeraars en zendelingkweekelingen en de
Roomsch-Katholieke ordebroeders, die tot een binnen
hun zoons zoo verschrikkelijk of zoo nadeelig zonden het rijk gevestigde kloosterinrichting behooren, op grond
vinden hen zelf te laten dienen, maar omdat hun vrien
den en kennissen hun maatschappelijk-gelijken het ook
niet doen omdat het in hun stand niet zoo hoort
omdat zij niet minder willen schijnen dan Jan of Piet
die ook voor zijn zoon een remplaijant heeft genomen
en er toch niet beter inzit dan zij. Zoo is het. gekomen,
dat ongeveer een vijfde van de militie uit plaatsver
vangers en nummerverwisselaars bestaaten het leger
bestanddeelen derft die het niet kan missen.
Bij de volstrekt noodige uitbreiding van het leger zul
len nog heel wat meer officieren, onderofficieren en kor-
dat voor dezen wegens het afleggen van bindende ge
loften en hunne bijzondere opleiding in kloosters of
gestichten dezelfde redenen tot ontheffing gelden als voor
hen wien zij thans reeds verleend wordt. De bezwaren
die zich reeds te hnuneu aanzien hebben voorgedaan
konden tot nog toe in den regel door de dienstvervanging
worden overwonnenmaar nu die uitweg zal worden
afgeslotenzou dit niet meer mogelijk zijn. Die uit
breiding niet alleen, maar ook het behoud der bestaande
ontheffingen hebben bestrijding ondervonden, die wij niet
deelen. Niemand zal kunnen beweren dat het voor de
poraals noodig zijn, zegt de Regeering in de toelichting 8amenstelling van een goed leger onontbeerlijk isdat
van het ontwerp, en dat zal niet mogelijk zijn zonder 00^ fjeze personen tot den dienst verplicht kunnen worden,
zeer aanzienlijke uitgaven, als de dienstvervanging niet zon<ier de mogelijkheid om zich te doen vervangen. En
wordt afgeschaft. In 't voorbijgaan zij opgemerkt, dat de
uitbreiding van het leger «volstrekt noodig" wordt
genoemd. Dat zal niemand verwonderen, die eenigszins
heeft nagegaan, wat in de laatste jaren bij verschillende
gelegenheden door nagenoeg alle deskundigen is gezegd.
Ons leger moet talrijker worden, hetzij dan door alge
als dit zoo is, waarom dan geen rekening gehouden met
de bijzondere eischendie inzonderheid de Katholieke
Kerk stelt voor de opleiding harer geestelijken, ia strenge
afzondering van de wereld Dat Protestanten die
bezwaren tegen de opneming in de gelederen tegen de
huisvesting in de kazerne en tegen de oefening in het
meene oefenplicht, door de jaarlijksche lichtingen, thans I ggDrnik: van wapenen die zij .zeker toch nooit zullen
11000 man, te vergrooten, of den verplichten diensttijd
voor elke lichting te verlengen, misschien door het een
zoowel als het ander maar in elk geval moet het leger
sterker worden. En dan zijn er meer officieren, onder
officieren en korporaals noodig. Wel hoort men niet zel
den beweren, dat er tegenwoordig reeds zooveel officieren
zijn, meer dan men noodig heeft, maar die bewering rust
op een misverstand. De vraag is natuurlijk, hoeveel er
noodig zijn in tijd van oorlog. Daar dient in vredestijd
op gerekend te worden men kan niet in een oogenblik
zorgen, dat men geschikte officieren heeftdaarvoor is
opleiding en oefening noodig en zoo is het duidelijk,
datal mogen er gedurende eenige weken of enkele
maanden, wanneer er weinig miliciens onder de wapenen
zijn, meer officieren zijn dan men noodig heeft, het getal
niet kan worden ingekort. Bij uitbreiding van het leger
zal dat getal moeten worden uitgebreid, en wanneer nu
ook meer ontwikkelden hun dienstplicht persoonlijk ver
vullen, dan bestaat er gegrond vooruitzicht, dat een vol
doend aantal van hen tot bruikbare officieren, onder-
gebruiken niet gevoelenkan zeker geen reden zijn.
Men zal toch niet beweren dat ze slechts voorgewend
zijn. Zeker evenmin als de eisch van den ongehuwden
staat al denken de Protestanten daar anders over.
Bestrijding van die ontheffingen getuigt niet van vrij
gevigheid niet van verdraagzaamheid. En hier kan
men vrijgevig zijn. Geen algemeen landsbelang staat
hier in den weg. De uitroep van de Middelburgsche
Courantliever geen afschaffing der plaatsvervanging
dan met deze vrijstellingen, heeft dan ook wel bevreem
ding gewektmaar geen weerklank gevonden. Hij ge
tuigt zeker niet van dat altruismewaarvoor thans in
andere opzichten zoo sterk wordt getuigd. Bij de Pro
testanten wegen deze bezwaren niet zoo sterk bij
sommigen, bij velen hunner misschien, in 't geheel niet.
Maar dit kan moeilijk een reden zijn om de mogelijkheid
tot ontheffing in de wet te schrappen. Die er geen
gebruik van wil maken zal ze niet aanvragen
UUITÜCHL ANB. Volgens Wolff's bureau betuigde
Keizer Wilhelm, onmiddellijk na ontvangst van de be
richten omtrent de ramp aan boord van de Maine", in
een direct telegram aan den president der Vereenigde
Staten zijn hartelijke deelneming met het verlies van
zooveel brave officieren en manschappen der Amerikaansehe
marine.
Te gelijkertijd ontving de Duitsche gezant te Washing
ton de opdracht ook mondeling uitdrukking te geven aan
deze innige deelneming.
In de mijn «Vereinigte Carolinenglïick'' te Hamme
had in den morgen van den 17 een ontploffing van
mijngas plaats. Er werden reeds 37 dooden en vele
zwaar gekwetsten opgehaald. Men vermoedt, dat het
aantal dooden een vijftig bedragen zal.
ElVt}El.A»iB. Bij de discussie in het Lagerhuis
over het adres van antwoord op de troonrede, verklaarde
de heer Dillon den 16, dat een onmiddelljjke wetgeving
noodzakelijk is om de Iersche katholieken ten opzichte
van het hooger onderwijs op gelijken voet te stellen met
de belijders van andere godsdiensten.
Minister Balfour bestreed het amendement maar niet
het beginsel. Hij zeide dat aangezien de Iersche katho
lieken tot hun vroegere positie zijn teruggekeerd en er
tevreden mede zijn, dat hun hoogeachool binnen dezelfde
perken wordt bestuurd als die van Groot-Brit.annië, een
dergelijk beginsel gesteund moet worden door alle vrienden
van het hooger onderwijs. De Minister verklaarde alles
te zullen doen om zijn landgenooten en de protestanten
van Ierland te overtuigen dat zij de oude vooroordeelen
moeten ter zijde zetten. Hij noodigde de bestrij Iers van
het amendement uit het beginsel van het ameidement
niet te verwerpen, doch wèl het amendement zelf.
De voorsteller verzocht daarop zijn amendement te
mogen intrekken, dit werd geweigerd, en het voorstel
werd zonder hoofdelijke stemming verworpen.
FRANH.RUR. In de procedure Zola zijn weder
verscheidene belangrijke verklaringen afgelegd. Generaal
Pellieux zeide o.a.
«Men heeft gesproken over het schrift, maar niet over
hetgeen in het borderel stond. Ik maak mij sterk u met
de stukken in de hand te bewijzen, dat de officier die
het borderel schreef, behoorde tot de bureau's van het
ministerie van oorlog en dat hij artillerist was. Een
officier der infanterie had het borderel nooit kunnen
schrijven, daar zulk een officier niets wist van alles wat
daarin stond.
«Er blijft dus niet veel over van het geheele bouw
werk zoo kunstmatig opgetrokken en niettemin beschul
digt men de officieren, dat zij een onschuldige hebben
veroordeeld op bevel. Ik kan dien laster niet verdragen.
Het is misdadig bet leger te berooven van vertrouwen
zijner hoofden.
Wat zouden zij moeten doen op den dag des gevaars,
die nader is dan men wel meent 1 (sensatie). Men zou,
heeren gezworenen uw zonen naar de slachtbank voeren
(langdurige beweging). Zola zou eeD overwinning in de
oogen van Europa behaald hebben, waardoor Frankiijk
zon worden verpletterd. Wij zouden gelukkig geweest
zijn als Dreyfus kon worden vrijgesproken, dat er geen
verrader in het leger was."
De generaal wordt levendig toegejuicht.
Kolonel Picquart, daarna gehoord, verklaart in strijd
met de Pellieux, dat Esterhazy ongetwijfeld de bewuste
stukken gekend heeft en motiveert zijne meening uit
voerig.
Prof. Moriand betoogt op zeer scherpzinnige en be
sliste wijze, dat het borderel van Esterhazy's hand is.
Later onthulde generaal de Pellieux een groot, tot op
heden niet vermoed, geheim.
«Tot dusver zijn wij, zeide hij, binnen de wettige
perken gebleven, maar nu de verdediging heeft gesproken
over het rapport van majoor d'Ormeseheville (den rap
porteur in het proces-Dreyfus) zal ik het kenschetsende
woord van kolonel Henry «Men wil licht, voorwaarts
dan" tot het mijne maken. (Beweging.)
«Toen de afgevaardigde Castelin zijn interpellatie in
diende, had men aan het ministerie van oorlog het vol
strekte hewijs van de schuld van Dreyfus en ik heb dat
bewijs gezien. Wij hadden toen een nota ontvangen, aldus
luidende«Zeg nooit welke betrekkingen wij met dien
jood gehad hebben." Deze nota was niet geteekend maar
voorzien van een visitekaartje waarop een overeenge
komen woord, hetzelfde dat op het stuk stond. Generaal
de Boisdeffre zal deze feiten bevestigen. (Levendige toe
juichingen.)
Deze onthulling verwekte een zeer diepe ontroering.
De voorzitter schorste de zitting en liet generaal de
Boisdeffre roepen. Daar deze niet verscheen, werd de
zitting opgeheven.
Tijdens de schorsing stond een iegelijk overeind, druk
besprekende het belangrijk incident, dat de oplossing
geeft van het plotseling afbreken van de nasporingen
van kolonel Picquart en waarschijnlijk zal leiden tot de
ontdekking van de gesluierde dame. Generaal de Pellieux
is er blijkbaar op uit om vol licht te verspreiden.