Ralph Denmead. H E R IJ K No. 23. Honderdste jaargang. 1898. WOENSDAG in het algemeen voor de bewo ners van wijk E op 23, 24 en 25 Februari a.s. Amsterdamsche Brieven. 23 FEBRUARI. I'ARIJSCILE BRIEVEN. FEUILLETON. y. ALKIAARSCHE COURANT. Deze Courant wordt Dlnsd» g-, D o n d ej*Jd a g- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f ©,80 franco door het geheele rijk f 1. 3 Nummers f O,«6. Afzonderlijke nummers 3 ets. u in in Hebt ge wel eens een carnevalstijd in Noord-Brabant of Limburg meegemaakt, waarde lezer Zoo niet, dan zijn dagen van jolyt ontgaan, zóó verrukkelijk, dat ik u gemoede kan aanraden, deze schade zoodra mogelijk te halen. De carnavals vreugde in bet Zuiden is iets eenigszij werkt aanstekelijk en laat de aangenaamste herinneringen achter zij weet van den ergsten isegrim een blijmoedig optimist te maken. Een opgewekte stem ming heerscht alomme; 't is of er geen zorgen meer zijn in dit aardsche tranendal, of men leeft voor de pi'et. Wie dan ook eenmaal van deze vrucht heeft geproefd, heeft een on tembaren smaak naar meer gekregen De om standigheden maken 't echter dikwijls moeilijk om daar aan te voldoen. De bewoners der kleine steden worden verplaatst naar de centra van het verkeer, waar het in tieme leven zich niet kan ontwikkelen en nimmer de echte carnavals-mousson kan heerschen. Maar zoo sterk is de last naar een herhaling van het vroeger genotene, dat in den tijd der gemaskerde bals gebroken wordt met de vrije opvattingen van het groote-stads-leven en tijdelijk de geest der gezellige clubs de overhand krijgt, die de carnavals-elementen met goed gevolg samengaart. Dit ziet men elk jaar weder te Amsterdam. De ver- eenigingen voor gezellig verkeer beleven haar bloei tijd, wanneer de tijd van het jaarlijksche gemaskerde bal in aantocht is en wanneer eenmaal de datum daarvan is aangebroken staat men verbaasd over de talrijke op komst der leden. Toch is znlk een carnavalsbal in het Noorden gewoonlijk nog heelwat anders dan zijn naamge noot in het Zuiden. In een groote stad, waar 't volstrekt niet vreemd is, dat de buren elkander niet eens kennen komt men niet zoo licht tot de vroolijke ongedwongenheid eener kleine stad, waar men ondanks de maskers toch wel weet te midden van goede vrienden te zijn. Er zijn maar twee vereenigingen die aan haar gemaskerde bals iets van de zuidelijke kleur weten te geven en dat zijn »D. V. 6.", maar vooral »Limburgia." Hare feesten verheugen zich in de grootste populariteit en de Amsterdammers rekenen 't zich tot een buitenkansje daar geïntroduceerd te wor den. Voor haar opent de groote zaal van het Concert gebouw zijne deuren de ernstige kunst-beoefenaars wor den daar dan voor een enkele maal verdreven en hun Telefoonnummer 3. Prijs der gewone advertentlen Per regel f 0,13. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COSTER ZOON. plaats wordt ingenomen door de vrienden van blijde scherts en ongedwongen vroolijkheid. Elk jaar gaat daar van grooter roem uit en van Limburgia s bal mag gernst gezegd wordendat 't zich heeft weten te verheffen tot een evenement in het Amsterdamsche leven. Maandagavond lokte dit bal weer honderden naar de overigens nogal onherbergzame terreinen aan de Hon- brakenstraat en in onafgebroken reeks rolden de rijtui- af en aan. Ik zelf heb ditmaal niet tot de gelukkige bezoekers behoord maar wat ik er van vernomen heb was alles lof en juichtoon. De Limburgers deden weer jnist alsof zij in hunne om haar jovialiteit zoo bekende provincie waren al wat naar Hollandsche stijfheid zweemde was dien avond in den ban gedaan. Aan de costumes was 't te bemerken, dat de dames leden van »Limbnrgia" en hare introdncées reeds maanden van te voren al hare scherpzinnigheid hadden aangewend om met iets geestigs en oorspronkelijks voor den dag te komen een edel streven waarvoor 't haar van den kant der heeren niet aan erkentelijkheid ontbrak. Voor do zooveelste maal heeft .Limburgia" haar goeden naam gestand gedaan en de faam zal dien waarschijnlijk in zoo ruimen kring rondbazuinen, dat het bestuur in de noodzakelijkheid zal komen om een volgend jaar naar n, zoo mogelijk, nog grooter lokaal uit te zien. De directie van hetfPalels voor Volksvlijt heeft in de laatste jaren de zucht naar gemaskerde bals geëxploiteerd door Zaterdagavond om de veertien dagen een harer zalen tot danszaal in te richten, waar de heeren voor een vrij hoogen entrée en de dames voor een iets lagere toegang hebben. Daar viert weer de vrijheid van de groote stad haar hoogtij. De Nieuwe Pijp met hare leichtlebiye vrouwenbevolking is op zulk een avond, of liever nacht, als uitgestorven en eerst 's morgens keeren de meiskens naar hare kamers terug meestal natuurlijk met een geleidar, die niet bij de deur afscheid neemt. In een kleine stad zon zeker geen heer van eenige positie 't durven onder nemen daarheen te gaan, maar in Amsterdam denkt men daarover anders. Onder de toeschouwers ziet men er menig een met een bekenden naam en ongedwongen vermaakt men zich daar bij de etalage van zooveel bekoorlijkheid. Sterke reuk-zenuwen komen er van pas, want dwalmen van patchouli en hoe de verdere geuren der demi-monde mogen heeten slaan de bezoekers tegen. Misschien draagt dat er wel toe bij om menigeen te brengen tot de toe passing der stelling Je prends mon bien oü je le trouve Van de jongste vergadering van onzen gemeente raad valt niet veel te zeggen. De Burgemeester werd door zijn geregeld terugkeerende jicht-aanvallen geplaagd en was daardoor genoodzaakt, den presidialen hamer aan mr. Van Hall over te laten. Uit den aard der zaak wor den dan geen quaesties geëntameerd, die door den Burge meester zijn voorbereid en worden geen belangrijke be sluiten genomen, voor welker uitvoering later de heer Vening Meinesz moet zorgen. Woensdag komt men nu weer bijeen en voor deze zitting staan verschillende quaestions brülantes op de agenda. Daaruit zou men mogen opmakendat de Burgemeester hoopt te kunnen ver- cbijnen Parijs, 17 Febrnari 1898. VI. Het proces Zola. Wij wilden met onzen brief wachten tot de uitspraak in dit proces zou zijn gevallen, doch komen tot de overtuiging dat wij dan misschien nog lang kunnen wachten. Heden hebben wij de tiende zitting, het is mogelijk dat wij a. s. Zaterdag de twaalfde en laatste audiëntie zullen tellen, doch evengoed kan men er nog eene week, ja wie weet, hoevele weken aan toe voegen. Eerst sprak men ons van drie dagen, daarna van eene geheele week toen zou de uitspraak misschien Woensdag of Donderdag vallen, thans spreekt men van Zaterdagavond laat. En onze stapel couranten wordt met den dag hooger, tot groot verdriet van moeder do vrouw, die als echte hollandschenatuurlijk niet van rommel houdt;. Het publiek is deze week zeer kalm, dit vormt eene groote tegenstelling met de drukte der vorige acht dagen, want toen waren wij ochtend en avond bang te verne men dat Zola misschien een opzettelijk ongeluk ware overkomen. De toon in de dagbladen blijft dezelfde, voór- en tegenstanders van Zola geven elkander de liefste benamingen, doch het publiek heeft blijkbaar geene lust denzelfden toon te voerenen blijft deze week zeer bedaard. Intu8schen is het zeer moeilijk nit al de tegenstrijdige meeningen en verklaringen, door het groot aantal getui gen uitgesproken en afgelegd, de waarheid te vinden, en dit moet ons niet geheel verwonderen. Zola is een man, die de waarheid lief heeft, niet de vormelijke, officieuse, doch wel de eenige, ware, echte waarheid. Dit blijkt uit al zijne werken, hij schrijft in al zijne boeken alles juist zooals hij de zaken ziet en waarneemt, in zijne werken zoekt hij niet uwe sympathie op te wekken voor deze of geene brave persoon of U afkeer in te boezemen voor de daden van minder goede lieden hij verbloemt niets, vraagt er niet naar of het publiek al of niet van zijne meening zal zijn, het is hem volkomen onverschillig op sommige punten uwe zintuigen heel hard aan te pakken, hij noemt de dingen bij den naam en zoekt in alles de waarheid. In de zaak, welke de laatste maanden een ieder bezig houdt vond de groote schrijver, dat, naar zijne meening, niet ieder, wier plicht het toch was, de volle waarheid had gezocht. Zola vond deze zaak zeer doob EDNA LYALL. 18) HOOFDSTUK VIII. Ralph's eenige troost bestond in dien tijd in een zekere armenbibliotheek niet ver van zijne kamers gelegen. Hij ging er nn heen, en vergat voor een korten tijd zijn leed in de boekenwereld. Hij had het gelnk om dezen avond Stanley Weyman's >Het huis van den wolf," in handen te krijgen, een verhaal, dat hem intenser en gezonder vreugde verschafte, dan hij in vele dagen gesmaakt had. Toen hij weder tot het alledaagsehe terugkeerde, en zich naar Paradisae Street opweg begaf, zag hij dat de mist zeer was toegenomen, en het was met veel moeite dat hij den weg kon vinden. Terwijl hij voorzichtig tastend langs een bijna geheel verlaten straat liep, werd hij door het geluid van eene schelle, kinderljjke stem opgeschrikt. .Laat mij los I Laat mij los F' »IIoe durf je mij op te houden Hoe durf je Ralph holde naar de richting van waar het geluid kwam totdat hij in de mist en in de duisternis tegen een man- nengestalte aanbonsde die zich woedend naar hem om keerde, en door deze beweging, in het zwakke licht van een lantaarn dat in de donkere lncht flikkerde het slechte gelaat van een ouden roué deed herkennen. Met hem wor stelde, om zich van hem te bevrijden, net als eene kleine wilde kat, de gedaante van een kind; baar kracht en vlugheid waren verwonderlijk om te zien en het was voor Ralph geen gemakkelijke taak om haar uit da klau wen van dit tweevoetige dier te helpen redden. In weerwil van het gebrekkige licht was het kind toch scherpzinnig genoeg geweest om den nieuw aangekomene als een be schermer te herkennen, en zij hield hem stevig bij de hand terwijl zij de mistige straat afliepen, en niet stilstonden totdat alle angst voor verdere aanranding voorbij was. Toen bleef zij, naar adem snakkend, voor een oogenblik onder een lantaarn staan, en in de kleine oasis van licht keek zij hem onderzoekend in het gelaat alsof zij volkomen op de hoogte wilde wezen wat voor een man hij was. Hij zag nu dat zij ouder moest zijn dan hij gedacht had; naar hare lengte te oordeeleu meende hij dat zij elf jaar was, maar hij merkto uit haar gelaat en hare nitdrnkking dat zij ten minste vijftien wezen moest. Hare klenr leek veel op die van Evoreld, maar het gelaat is scherper en had een zonderlinge nitdrnkking van standvastigheid en wereldkennis die toch niet overeen kwam met da kinderlijke ronding van wangen en kin en met den zenuwachtigen druk waarmede zij nog steeds zijn hand vast hield. »Ik weet volstrekt niet waar deze straat is zeide zg met tranen in hare stem. »En wanneer ik niet gauw thuis kom zal grootvader vreeselijk angstig over mij zijn." '.Waar woon je vroeg Ralph, die zich bijzonder aan getrokken gevoelde door dit verlaten kleine wezen dat zijn pad op znlk eene zonderlinge wijze gekruist had. »In Paradise Street, Vauxhall," zeide het kind. »0, dat is gelukkig,'' zeide Ralph. »Daar zijn ook mijn kamers. Waarom ben je op dit uur vao den avond uit Het is niet veilig voor je om zoo laat alleen door Londen te loopen." »Ik ga altgd alleen," zeide het kind een weinig ver ontwaardigd. »En niemand heeft het vroeger ooit gewaagd mij lastig te vallen. Een van de kleedsters loopt altgd zoover met mij mede, maar dit eindje ga ik altijd alleen sedert ik naar den schouwburg ga.' »0 ben je aan het tooneel," zeide Ralph, wiens belang stelling vermeerderde, »nu je bent wel gelukkig dat je werk hebt; het is meer dan ik krjjgen kan." »Ik danste gewoonlijk maar," zeide het kind levendig. .Maar nu heb ik mijn eigen rol, natuurlijk zult u mijn naam nog wel niet kennen, hij is nog niet erg bekend. Ik ben juffrouw Ivy Grant." Er was een kluchtige zweem van trots en waardigheid in deze woorden. Ralph's lippen trilden, maar hij boog diep en zeide dat het hem zeer aangenaam was Kennis met haar te maken. Nadat zij een eindje verder ge- loopen hadden ontdekten zij plotseling in welke straat zij waren en vonden nn zonder moeite bannen weg naar Paradise Street. »U moet binnenkomen om mijn grootvader te zien,' zeide Ivy voor hare dear stilhoudend. »Hij zal u zeer dankbaar wezen voor uwe hulp." Ralph aarzelde. .Het is wel wat laat om nu nog binnen te komen," zeide hij. »Het is niet te laat voor grootvader, hij gaat eerst na middernacht ter ruste. Hij is half verlamd. Toe kom." Hij kon het niet over zich verkrijgen om geen gehoor te geven aan het smeekende stemmetje, en Ivy leidde hem door de nauwe gang tot in de voorkamer, waar zij een knappen ouden man vonden zitten, wiens golvende witte baard en bonte slaaprok hem een Oostersch type verleenden. De kleine, grijze, onderzoekende oogen waren echter volstrekt niet Oostersch en toen hij sprak dacht Ralph een licht Schotsch accent te ontdekken, dat te zamen met het stemgeluid hem eenigszins aan Sir Matthew Maetavish deed denken. Hij keek den nienw aangekomene onderzoekend aan, maar na Ivy's haastige verklaring stak hij hem hartelijkde hand toe, en dankte hem meteen warmte dat hij het kind ter hulp was gesneld, die blijkbaar op recht was. .Zij moet den kost voor het huishonden verdienen," zeide hij met een glimlach, »en daar zij een verstandige kleine meid is, komt zij zelden in ongelegenheid. Daar ik zelf een onnnt blok hont ben, zou ik reeds lang geveld zijn en in het armenhuis zijn opgenomen, ware het niet Ivy, die mij onderhield." »U zegt al die lieve woordjes, omdat n weet, dat ik n er een kus voor zal geven," zeide Ivy, ondeugend, ter wijl zij zich van haren hoed en mantel ontdeed en bare armen om den hals van den ouden man sloeg. »En terwijl ik nn de koffie zet, moet gij met mijnheer Denmead spreken, want hij wil bij het tooneel gaan en kan geen werk vinden. 3,Een jaar of zes geleden, toen ik nog tooneel-reeen- sent was voor de .Pennon" had ik mi-scbien iets voor n kunnen doen," zeide de oude man nadenkend. »Maar nu ben ik niets meer dan een lastpost. Er komen nog eenige leerlingen bij mij, om les te nemen in voordracht, en ik zorg voor de opleiding van Ivy die mijn naam eer aan zal doen." Terwijl hij sprak keek hij naar het kleine huismoedertje, dat met een gewichtig uiterlijk voor het avondeten zorgde. Ralph meende nog nooit iemand gezien te hebben, die zich met znlk eene bevalligheid bewoog, en ofschoon haar gelaat die rust en eenvoud miste die aan Evereld eigen was, was het toch een buitengewoon aantrekkelijk gezichtje. »Hoe is het vanavond gegaan, kleintje zei de onde man.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1898 | | pagina 1