Buitenland. eenvoudig. In 1894 werd een officier veroordeeld wegens landverraad en het be wij a voor dit verraad was het bekende borderel. In 1897 blijkt het, dat dit borderel niet door den veroordeelde is geschreven, dat de ware schrijver een andere officier is. Die andere officier wordt op zijne benrt vervolgd en vrijgesproken. Dit is een eerste feit. Een tweede feit is, dat de eerste officier niet alleen werd veroordeeld op het borderel, maar tevens op een ander, en wel op een geheim stuk. Wat dit geheime stuk inhoudt weten wij nog niet, doch wel weten wij dat dit noch aan den beschuldigde noch aan zijnen advo caat getoond werd, en die officier dus werd veroordeeld op een bewijs, waartegen hij zich niet kon verdedigen. Die eerste officier is Alfred Dreyfus, de tweede is com mandant Esterhazy. Dit zijn de twee hoofdfeiten, de belangrijkste vragen van de processen Dreyfus en Esterhazy 1°. Wie schreef het borderel 2°. Is Dreyfus veroordeeld nadat de minister van oorlog geheel en al op zijn eigen gezag aan de leden van den krijgsraad in raadkamer een geheim stuk toonde, waaruit het verraad duidelijk blijk, doch hetwelk noch de beschul digde, noch zijn verdediger gezien heeft In dit geval is de veroordeeling in ieder geval onwettig, het proces moet dan niet alleen herzien worden, neen het is bepaald nul, nietig, zonder waarde. Dit tweede feit is van zooveel belangdat er een verbazend groot protest tegen deze handelwijze werd aangeteekend niet alleen door vele eerlijke mannen in Frankrjjkmaar door de geheele beschaafde wereld. Het denkbeeld, dat iemand kon ver oordeeld worden voor eene zoo lage misdaad, zonder dat hij zelf wist, op welk bewijs men de beschuldiging, tegen hem uitgebracht, grondde dat hij daartegen dus geen woord kon inbrengen, dat, terwijl hij luide zijne onschuld uitriep, hij door het geheele land werd beschimpt, dat hij zich thans nog, na eene onwettige veroordeeling ver van vrouw en kinderen, in ballingschap en gevangenis bevindtdit denkbeeld doet ieder beschaafd mensch de haren te berge rijzen. Bijkomende feiten in deze twee processen waren vooral: 1°. De twee acten van beschuldiging, uitgebracht de eene tegen Dreyfus, de andere tegen Esterhazy. De eerste is eene aaneenschakeling van losse woorden en zinnen zon der één enkel bewijs, de tweede is eer een pleidooi voor Esterhazy dan eene beschuldiging tegen dezen officier. 2°. De brieven door Esterhazy aan eene dame de Bon- la ncy geschreven en uit welke brieven in ieder geval blijkt dat de schrijver al heel weinig eerbied had voor het leger waartoe hij behoort, voor het land hetwelk hij misschien eenmaal zal moeten verdedigen, en voor zijn chefs. Wij gelooven dat in welk land dan ook, en evenzoo hier, zoo de zaak Dreyfus niet aller hoofden op hol had gebracht, één brief uit het dozijn door Ester hazy geschreven, voldoende zou zijn, om zulk een officier te dwingen zijn ontslag uit den dienst aan te vragen. 3°. De overtuiging van vele eerlijke mannen, met den vice-president van den Senaat, den heer Scheurer-Kest ner, vooraan, dat Dreyfus onschuldig is. Zola, die de zaak onderzocht van uit zijn standpunt, als een man, die in alles slechts de waarheid zoekt, kwam tot de overtuiging dat hier een groot onrecht was geschied, en op zijn gewone manier, zonder te vragen of dit naar den zin zou zijn van het publiek, schreef hij zijn bekenden brief aan den President der Republiek, in welk stuk hij allen die Esterhazy vrijspraken of tot die vrijspraak bijdroegen, openlijk beschuldigt opzettelijk eenen schuldige te hebben vrijgesproken. Hij eindigde dezen brief met het verzoek hem, Zola, voor het Hof van Assises te vervolgen. Deze brief verscheen in het dagblad »L'Aurore". De regeering echter achtte zich niet geroepen den schrijver te vervolgen voor al zijne beschuldigingen, de »Zeer goed." zeide Ivy, terwijl zij de koffie uit een ouderwetsche filtreermachine in drie kopjes van aardewerk, die lang dienst hadden gedaan, schonk. Ralph merkte op dat zij er een zonder oor voor zichzelf behield, en er zorgvuldig een voor hem uitzocht, waar aan den rand geen stukje uit was. »Maar ik had gemakkelijk mijn been kunnen breken," vervolgde zij vroolijk, want die domme Jem had vergeten een van de luiken goed te sluiten, en mijnheer Merrithorne struikelde en heeft zijn enkel zwaar gekneusd." •Welke rol speelt hij zeide haar grootvader. »0, hij heeft niet veel te doen, hij speelt voor een nogal dommen lakei, hij bracht het ontbijt binnen met die eeuwige pastei en die oude kip die noodzakelijk weer eens opgeverfd moet worden, en toen hij zich verzwikte rolde de pastei over het tooneel en de kip kwam in den schoot van juffrouw West te recht en iedereen barstte het uit van 't lachen. Zij was vreeselijk boos, maar toen het naderhand bleek dat mijnheer Merrithorne zich werke lijk bezeerd had, had zij toch medelijden met hem." »Wie is zijn plaatsvervanger «Ik weet het niet. Het is zulk eene kleine rol, mis schien heeft hij er geen. Maar hij hinkte vreeselijk toen hij weg ging. Ik denk wel niet dat hij morgen zal kunnen spelen." «Misschien hebt u nu wel kans," zei de Professor in de eloquentie. »Een domme, boersche knecht, zeg je, Ivy Kunt u nog al goed het dialect spreken Ralph lachte, want hij wist dat hij een zeker zuidelijk boersch dialect goed spreken kon, en zonder verdere plichtplegingen stond hij op en gaf den professor eene korte en zeer geestige samenspraak ten beste, tnsschen een landbouwer en zjjn kneeht, waarover hij Evereld en hare gouvernante dikwijls had doen lachen. »Goed," zei de Professor, wiens grijze oogen fonkelden, »ik geloof dat het gaan zal, jongmensch, maar kom morgen ochtend om negen uur bij mij, dan zal ik je eenige wenken geven hoe je de stem moet uitzetten." Ralph bloosde. »U bent zeer vriendelijk," zeide hij «maar om u de waarheid te zeggen, ik heb geen geld meer, en zoo gaarne ik ook les zon willen nemen, ik kan het niet betalen." «Bah nonsens," zei de Professor, zijne wenkbrauwen fronsend. «Ik sta reeds in je schuld, want het had slecht met het kind kunnen afloopen wanneer je van avond niet voor haar gezorgd hadt. Wanneer ik je een handje kan helpen, zal niets mij aangenamer zijn. En na de les zou je met Ivy mee kunnen gaan, dan zal ik je een intro ductie voor den directeur medegeven. Hij is iemand dien ik vroeger zeer goed kende." (Wordt vervolgt.) minister van oorlog koos een vijltiental regels uit dien langen brief en diende eene klacht in tegen Zola wegens laster tegen de officieren in het proces Esterhazy. Zola moet dus thans bewijzen, dat de ledén van den tweeden krijgsraad eenen schuldige opzettelijk en op bevel van den minister van oorlog hebben vrijgesproken. Wettelijk is dit dus eigenlijk het geheele proces, Zola moet dit bewijs leveren en zoo hij dat niet kan, dan moet hij veroordeeld worden wegens laster. Zóó begrensd konden drie dagen overvoldoende zijn, doch daarvoor heeft Zola niet gevraagd voor het Hof te verschijnen. Zijn advocaat, de heer Labori, deed al dadelijk uitkomen, dat hij ver- volgd werd, omdat hij schreef, dat de tweede krijgsraad eene onwettigheid (de veroordeeling van Dreyfus) beves tigd had op bevel van den minister; dat het dus niet aangaat te zeggen dat men voor het Hof wel mag spreken over de tweede zaak, de affaire Esterhazy, doch niet over de eerste, de affaire Dreyfus, dat om te be wijzen, dat eene onwettigheid bevestigd werd, Zola toch eerst wil bewijzen, dat die onwettigheid werkelijk be stond. Het gevolg van deze meening was dat wij al dadelijk een debat kregen tusscben den president van het Hof en de verdediging. Iedere keer dat een getuige den naam Dreyfus uitsprak of op die zaak wilde terug komen, trachtte de president dit te beletten, dan volgde een protest van de twee advocaten, Labori voor Zola en Albert Olémenceau voor het blad »L'Aurore," die advo caten namen conclusiën, welke geregeld door het Hof werden verworpen. Daardoor kregen wij een proces waar van wij wel het begin weten doch waarvan het einde nog niet te bepalen is en daar het niet mogelijk is, advocaten tot zwijgen te brengen en getuigen het spreken te beletten, wanneer die menschen eenmaal aan het ver tellen gaan, zoo zijn wij thans reeds verbazend afge dwaald van het eigenlijke proces Zola en bevinden ons midden in het proces Dreyfus, waarvan oorspronkelijk niemand zon spreken. Om ons zeiven een juist oordeel te vormen over deze dubbele zaak Dreyfus—Esterhazy hebben wij het steno- graphisch verslag der zittingen eiken dag zeer oplettend gelezen. Dan moeten wij al dadelijk eene opmerking maken en deze is, dat slechts zeer weinige couranten volledig en bijna geene enkele geheel onpartijdig, hare lezers op de hoogte houdt. Het grootste deel der pers is tegen Zola en in plaats dat juist deze bladen onpar tijdig alles neerschrijven, geven zij integendeel aan hunne lezers slechts een gezift deel; alles wat tegen Zola en zijne verdediging kan dienen wordt in den breede uitge meten en alles wat in zijn voordeel is, wordt of dood gezwegen óf men maakt er zich met een paar woorden af. Daardoor begrijpen wij zeer goed, dat het grootste deel van het publiek Dreyfus voor schuldig houdt en het schandelijk vindt, dat Zola het geheele land in beweging gebracht heeft. Dan hebben zij die Dreyfus voor schuldig en Esterhazy voor onschuldig houden nog eene andere en betere reden dan de overtuiging uit hunne courant opgedaan. Die reden is dezeZij beweren, het is niet aan te nemen, dat zeven officieren Dreyfus zouden ver oordeeld hebben zonder dat hun zonneklaar bewezen was dat die officier schuldig was. Misschien is er nu wel eene kleine onwettigheid gepleegd met dat geheime stuk, maar in ieder geval is Dreyfus dan toch schuldig en hij zelf verdient niet dat men zóó vreeselijk de wettig heid in zijn voordeel zoekt. Dan voegen zij er bij, Ester hazy moet onschuldig zijn, want zeven officieren hebben zijne onschuld verklaard, en verondersteld, zij deden dit op bevel, maar zoo zij dan niet overtuigd geweest waren van zijne onschuld, dan zouden zij zulk eenen man toch niet nog eens de hand drukken, dan zou een generaal hem niet noemen mon cher commandant!" Voor die meening is wel iets, ja zelfs zeer veel te zeggen en wan neer men voor het Hof van Assises generaals op hun eerewoord hoort verklaren, dat Dreyfus schuldig is, dan kan men het aan Fransehen, die zoo erg op de eer van hunne officieren gesteld zijn, niet kwalijk nemen, zoo zij die generaals liever op hun woord gelooven, dan dat zij zeiven gaan onderzoeken en nadenken. J. M. T. champagne en oesters in de armen eener andere lag de vrouw, die op bezoek bij eene vriendin der jeugd haren echtgenoot de vreugde van het weerzien schilderde, ter wijl zij hem waarschijnlijk met een' vriend bedroog de zwendelaar, die zijne slachtoffers in de onmiddellijke na bijheid uitzoekend, hen onder bedriegelijke voorspiege lingen en valsche namen uit de verte plunderdezij allen bouwden op de hulp en het stilzwijgen van het alibi-postkantoor. 01 allen hetzelfde succes hadden, is de vraag. Ferret- Pochon zelf en zijne mannen zweren bij hoog en laag, dat het briefgeheim door hen streng bewaard wordt, maar anderen beweren het tegendeel. De beste klant van het postkantoor was, zeiden zij, de politie. Zij betaalde dezen fin-de-siècle postdirecteur 300 francs per maand, waarvoor zij het recht ontving, de haar verdacht voor komende brieven naar alle regelen der kunst te openen, te lezen en te mogen afschrijven. Wat Amor en Venus met elkaar verhandelden, was haar onverschillig en bleef ongemoeid voor menigeen met een al te ruim geweten, wien men al lang tevergeefs op spoor was, werd het ali bi-postkantoor de val, waarin hij gevangen werd, zonder het zelf te weten. Degene, die deze rol aan de politie toedicht, is een vroegere compagnon van Ferret-Pochon, die zijn geld in de aanvankelijk in een ander licht hem voorgestelde onderneming gestoken had en thans tegen deze procedeert, om het terug te krijgen. Door hem en zijn zwager, den overste Coissandroni, die zijn getuigenis ondersteunt, is het ook uitgekomen, dat Esterhazy een goede klant van het alibi-postkantoor was en dat de dreigbrieven, die Matthieu Dreyfus en den ouden Hada- mar, den schoonvader van den gevangene op het Dui velseiland, uit verschillende plaatsen van Frankrijk reeds veertien dagen te voren met den dood bedreigden, voor dat zij Esterhazy aangeklaagd hadden, bij Ferret-Pochon te 1 arijs afgegeven werden. Dat doet zien, welk uitge breid veld van werkzaamheid dit postkantoor voor vin dingrijke naturen opent. Acht duizend klanten bedienen zich er van Hit de voornaamste kringen van Parijs Dat geelt te denken. (Post- en Telegraafw.) Het alibi-postkantoor. Aan de noordzijde van den Boulevard des Italiens te Parijs voert even voor zijn oostelijk eindpunt een van die smalle, met glas bedekte passages, die de huizeuzee der oude stad tnsschen de boulevards en de Seine vrij talrijk doorkruisen, door een nauwe, hoekige straat naar Montmartre. Slechts weinigen gaan door deze passage. Het is de Passage de l'Opéra. Bijna aan het eind er van, onttrokken aan het nieuwsgierig oog van het breed verkeer en nochtans voor de zoekende en wetende clien tèle in de buurt, ligt links een postkantoor, dat door zijn zwarte, zindelijke verf, de blinkende spiegelruiten, de talrijke, in alle talen van het vasteland gestelde op schriften uitwendig reeds voordeelig afsteekt bij de vuile, op anti-diluviaansche wijze ingerichte staatspostkantoren. Van binnen is het niet anders. Afzonderlijke, behagelijk ingerichte vertrekken zijn gratis ter beschikking der klanten om hunne correspondenties af te doen. Het is het privaat postkantoor van den heer Ferret, zooals hij zich zeiven tegenover de wereld, Pochon, zooals ziju ge boorteakte hem noemt. Deze kleine naamsverwisseling zal zijne bijzondere reden hebben, ofschoon het ook tot het beroep van dezen particulieren postdirecteur behoort. Dit beroep bestaat in hoofdzaak hierin, de namen te verwisselen, niet van de klanten zeiven, maar van de plaats van verzending der correspondenties, die men hem ter verzending toevertrouwt. «Men kan hier een' brief of een telegram verzenden uit onverschillig welke stad der wereld" luidt namelijk het voornaamste opscnrilt van het postkantoor, en de woorden «agenten in alle wereld- deelen" geven daarbij de noodige inlichting. Het is een «alibi-postkantoor," dat een hem toevertrouwden brief of telegram uit een willekeurige plaats der wereld met het stempel dier plaats laat verzenden. De behoefte aan zulke «alibi brieven" is groot, want het postkantoor bloeit en maakt goede zaken. Goede zaken inderdaad, want het getal klanten van den heer Ferret-Pochon be draagt ongeveer 8000 en deze behooren, zooals hij zelf met trots verzekert, grootendeels tot de voorname krin gen. In de zes jaar, dat zijn postkantoor bestaat, heeft hij zooveel klanten gekregen en hen zoo trouw gediend, dat nog niemand van hen zich ooit beklaagd heeft. De man, die zijne vrouw uit het eenzame provincie-stadje met de klachten over zijne vermoeiende zaken zijne ver langende zuchten zond, terwijl hij vroolijk te Parijs bij Machinaal welken. In het kleine vorstendom Waldeck, dicht bij Wil- dungen, bevindt zich een klein dorp, genaamd Züschen, dat de bewoners, 602 in aantal, eene stad noemen. Het ligt aan de Elbe, niet de statige rivier die door Dresden en Hamburg naar zee stroomt, maar een snelvlietend beekje van gelijken naam, dat o. a. een zaagmolen in beweging brengt en ook de kracht levert voor de elec- trische verlichting eener zeer groote boerderij, welke in eigendom toebehoort aan den heer Garven, een zeer ver mogenden basculefabrikant uit Hannover, die bij Züschen een prachtige villa laat bouwen en zich veel aan de zui velbereiding laat gelegen liggen. In den koestal bevinden zich een honderdtal prachtige koeien en de heer Garven laat nog een tweeden stal bouwen, die er evenveel bevatten kan. De wijze waarop deze koeien gemolken worden, trok dezen zomer de bijzondere aandacht der vele bezoekers der badplaats Wildungen, die dan ook in grooten getale den stal des heeren Garven gingen bezoeken om 's mor gens te elf of 's namiddags te 5 uur bij het melken te genwoordig te zijn. De Elbe brengt namelijk eenen electrischen motor in beweging, die met een luchtpomp in verbinding is ge bracht, waardoor het melken plaats heeft. Er worden steeds twee koeien tegelijk gemolken. Om elke der 4 spenen wordt een guttapercha cylinder aan gebracht, zoo groot als het dikste gedeelte van een halve wijnfleschdeze cylinders loopen in een gutta-percha slang uitde 4 slangen loopen in één slang samen, die in verbinding staat met een glazen cylinder, die hermetisch sluit in den melkemmer. Door een buisleiding staat de luchtpomp in verbinding met den melkemmer. Wordt nu de luchtpomp in beweging gebracht en de vier cylinders aan de spenen geplaatst, dan zuigen de cylinders aan stonds aan den uier vast en door het doorzuigen worden de koeien gemolken. In weinige minuten is het melken afgeloopen en uit het zeer rustige staan der koeien is duidelijk te zien, dat haar deze melkwijze aangenaam is. Zindelijk is ze en ze gaat vlug twee groote voordeelen voor het product. Zij vordert weinig personeel, wat een voordeel is voor de exploitatie. De heer Garven, die zeer minzaam de vele vreemde lingen te woord staat, die zich met hem in gesprek be geven, heeft deze wijze van melken, naar men mededeelt, leeren kennen op de landbouwtentoonstelling te Hamburg en haar onmiddellijk in practijk gebracht. Het zou wel de moeite waard zijn, indien zy ook eens in Holland in practijk werd gebracht, opdat zou kunnen blijken of zij werkelijk beter en voordeeliger is dan het melken met de hand, wat oppervlakkig beschouwd zeer zeker het geval is. («Ons Belang.") Bloedvergiftiging. Te Emmerik had zich dezer dagen iemand aan de hand verwond enzooals het wel meer gebruikelijk is, werd de wond bedekt met een spinneweb. Spoedig zwol de hand op en vóór geneeskundige hulp met vrucht kon worden aangewendoverleed de man aan bloedvergif tiging. 200 visschers in zee gedreven. Aan de Oostkust van de Finsche golf is plotseling tijdens een sneeuwstorm het ijs gebroken. 240 visschers en vele paarden dreven op ijsschollen in zee. Volgens de laatste berichten zijn veertig visschers gered. Het lot der overigen is nog onbekend. BUITSCHX.AH!». Eenige der toonaangevende Duitsche bladen achten het niet onwaarschijnlijk, dat de Regeering andermaal officieel zal verklaren, dat Dreyfus niet in haar dienst was. Na het opzienbarende getui genis van generaal de Pellieux (zie ons laatste nummer) wordt in Frankrijk onverholen verkondigd, dat Duitsch- land de betrokken mogendheid is. «Nu de Fransehe regeering niets deed," zegtde»Voss. Ztg.", «om den min of meer onbeschaamden twijfel aan de goede trouw der bekende verklaring van den heer Von Bulow door de Fransehe pers tegen te gaan, en zelfs van officieele zijde als het ware een tegenverklaring

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1898 | | pagina 2