Recht en politiek. No. 25. ®er,'e biad- 3ES o n d 6 r d s t 6 3> r n g. 1898. 27 FEBRUARI. ZONDAG Buitenland. ALKMAARSCHE COURANT. Prijs der gewone advertentien Per regel ff O,lft. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COSTER ZOON. Deze Conrant wordt Binsda g-, Bond e,rjit a g- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80 franco doorshet geheele rijk t 1.- 3 Nnmmers f 0,00. Afzonderlijke nummers 3 ets. Telefoonnummer3. Zola is door de jury schuldig verklaard en door het Hof Cour Assises) veroordeeld. Dat was te verwachten. Daar was moeielijk aan te ontkomen. Zola stond terecht wegens laster (diffamation) en wel ter zake van de volgende woorden door hem gebezigd in zijn bekenden brief aan den President der Republiek, opgenomen in het dagblad V Aurore van 13 Januari 1.1.: »Ik beschuldig den krijgsraad van 10 en 11 Januari 1898 op bevel een onwettigheid te hebben gedekt en op zijne beurt de juridische misdaad te hebben begaan van des- bewust een schuldige vrij te spreken". In 't voorbijgaan zij opgemerkt, dat overeenkomstig de wet de heer Perreux, bestuurder van het dagblad V Aurore, als hoofddader was gedagvaard, en de schrijver, Zola, als medeplichtige. De kracht der feiten heeft echter Zola, als den «auteur", op den voorgrond gebracht. Aan de beklaagden staat de wet toe, de waarheid van de feiten die zij ten laste hebben gelegd te bewijzen. En al ware nu aan de verdediging de meest mogelijke vrijheid gelaten dan nog zon gevraagd mogen worden of het mogelijk zon geweest zijn het bewijs te leveren dat de krijgsraad die Esterhazy vrijsprak heeft ge handeld op bevel, en desbewust, dat iswe tende dat hij schuldig was, hem heeft vrijgesproken. De bevoegdheid van de jnry is groot. Zij behoeft niet te vragen of hetzij het feit dat den beklaagde is ten laste gelegd hetzij zijne schuld aan dat feit door een zeker aantal getuigendoor een proces-verbaaldoor andere schriftelijke bescheiden of door voldoende wette lijke aanwijzingen is bewezen zij heeft zich alleen de vraag te stellen en in 't geheimbij meerderheid van «temmen te beantwoorden is de beklaagde aan dit feit schuldig, ja of neen V De jury geeft geen rekenschap van haar oordeelen wij weten hoe verrassend soms haar uitspraken kannen zijn, indien wei hetgeen de beklaagde heeft bedreven onbetwistbaar ismaar de vraag wordt gesteld, of het door hem bedrevene het misdadige, strafwaardige karakter draagtwaardoor het tot een misdrjjf wordten wel tot het misdrijf waarvoor hij terecht staat. Dat alles ligt opgesloten in haar een voudige uitspraak Ja de beklaagde is schuldig of Neen de beklaagde is niet schuldig aan dit misdrijf. Dat er een reehtstreeksch «bevel" aan den krijgsraad zou gegeven zijn om Esterhazy vrij te spreken, is wel niet denkbaar. Wellicht zon de verdediger van Zola de Jury hebben kunnen overtuigen, dat dit woord bij hem onmo gelijk in letterlijken zin kan worden opgevat, en dat daarmee niets anders bedoeld kan zijn dan uitingen van den Minister van Oorlog, die voor den krijgsraad klon ken als een bevelmaar hoe had ooit aan het verwijt, dat de krijgsraad desbewust een schuldige had vrijge sproken, een eenigszins bevredigende verklaring gegeven knnnen worden Daarin kon men niet slagen door zoo helder mogelijk de onschuld van Dreyfus en de schuld van Esterhazy in het licht te stellen. Met geen moge lijkheid kon men verder komen dan aan te toonen, dat de krijgsraad, die Esterhazy vrijsprak, zich op onbegrij pelijke wijze heeft vergist. Niet onmogelijk daarentegen mocht het voor een Fransche jury geacht worden, dat zij in dit inderdaad buitengewone geval, waar een bepaald aangewezen doel, revisie van het vonnis van Dreyfus, beoogd werd, het opzet om den krijgsraad te beleedigen niet zou aannemen. Men wist wel wat men deed, toen men, om Zola te vervolgen, uit den langen brief, dien hij in 1'Aurore tot den President der Republiek richtte, de woorden uit koos, waarvoor hij voor de jury terecht heeft gestaan, en het daardoor aan President en Hof mogelijk maakte van het overige juist zooveel te doen uitkomen, als zij raadzaam achtten. De verdediger heett blijkbaar deze zwakke zijde der zaak van Zola gevoeld. Zijn optreden schetsende als een heldendaad, als de luid klinkende stem van zijn geweten, dat hem niet toeliet te zwijgen, als een daad van moed, van geloof in de kracht der waarheid, van onbaatzuch tigheid, van zelfopoffering, voegde hij er bij«ondanks de heftigheid van den vorm, die ik niet ontken." En gansch anders dan de woorden van Zola luidde het oor deel van zijn advocaat over den krijgsraad, toen hij, van de vrijspraak van Esterhazy gewagende, erkende: »te goeder trouw vrijgesproken onder de omstandigheden, waaronder het geding plaats greep; ik zelf zou hem onder die omstandigheden ook hebben vrijgesproken." Zola heeft zich vergist in do hublieke opinie. Hij ha d verwacht, dat er uit het edelmoedige, republikeinsche, democratische fransche volk een krachtige stam zou op gaan om licht, die zijn oogm. -k zou rechtvaardigen. Hij had zich gevleid met de hoop.'dat hij de oogen zou ope nen van het volk van «den Heiligen Lodewijk en Bayar d" van het volk welks kracht, schoonheid en edelmoedig - heid de wereld verblind hebben". Hij heeft met opz et zich in scherpe woorden uitgelaten, want zijn spreken moest een vervolging uitlokkonhij moest iets zegge n dat strafbaar geacht kon worden langs dien weg zou de zaak van Dreyfus weer voor den rechter, en niet voor den militairen rechter, maar voor den rechter uit het volk, voor de jury gebracht kunnen worden. Hij is zich misschien wel bewust geweest, dat hij zich aan het gevaar eener veroordeeling, aan het gevaar van gevan genisstraf blootstelde, maar hij heeft zich door die ge dachte niet laten terughouden. Misschien heeft hij d at gevaar te licht geacht en gemeend dat een jury iemand die in de overtuiging dat er onrecht was geschied, niet had knnnen zwijgen, en te goeder trouw overeenkomstig zijne opvatting van de zaak had gesproken, zij het in heftige taal, in geen geval schuldig zou verklaren aan laster. Misschien heeft hij gemeend, dat men onmogelijk zou kunnen aannemen, dat hij opzettelijk had beleedigd, daar hij toch geen ander doel had dan zoo mogelijk te dwingen tot een revisie van het vonnis van Dreyfus, van wiens onschuld hij overtuigd was. Als wij in een salon of een stndeerkamer waren, zeide zijn verdedigerdan zouden wij hem aanraden eenige scherpe punten van zijn brief af te slijpen maar deze brief moest indruk maken an gerucht om gehoord te worden. Zola heeft gewild wat hij gedaan heeft. Zoo sprak mr. Labori en een getuige, die verhinderd was te verschijnen en mondeling omtrent de goode trouw van Zola te getuigen als hem dit zou worden toegelaten schreef van hem«Hjj heeft gehandeld naar zijne temperament, gelijk iemand, die in een donkere kamer is opgesloten, waar de lucht hem te benauwd wordt, naar een raam vliegt en, op gevaar af van zich te ver wonden, een ruit inslaat, om licht en lucht te doen binnenstroomen." Zola heeft zich aan de glasscherven aan de scherpe punten van zijn brief, die zijn advocaat niet naar genoegen van de jury heeft kunnen afslijpen, verwondmaar hij is er de man naar, om zich de ge volgen van zijn daad te getroosten. Wat bij de jury de doorslag heeft gegeven blijft geheim. Zij antwoordt eenvoudig«schuldig." Is zij ge zwicht voor de bedreiging van den Generalen Staf? Zonder invloed zal die zeker niet zijn gebleven. Dat zij geuit is, is inderdaad ergerlijk. In de Kamers antwoordde de Regeering: deze zaak is een zaak van de justitie, wij bemoeien er ons niet mee. Op zich zelf, in hoofdzaak althans, juistmaar de Regeering had haar eigen oor deel luid laten klinken, en zich afkeerig getoond van elke poging, om aan de justitie meer licht te verschaffen Nu is de justitie met haar werk bezigde gezworenen zijn gezeten om beschuldiging en verdediging te hooren maar daar komt de Generale Staf en stelt zich partij. Hij dringt den man der wet terug en roept de gezworenen toemet ons hebt gij te doen gij moet kiezen tusschen Zola en ons. Hebt gij vertrouwen in het legerin zijne aanvoerdersin den Generalen Stafja of neen Dat is de quaestie. De generaal de Pellieux zegt tot de jury«Ik zeg, dat men schuldig, dat men misdadig is wanneer men tracht aan het leger zijn vertrouwen in zijn chefs te ontnemen. Wat wilt gij dan dat er van dat leger zal worden ten dage van het gevaardie wellicht naderbij is dan gij meent, dat die ongelukkige soldaten zullen doen die in het vuur zullen worden geleid door aanvoerdersdie men gotraeht heeft bij hen in minachting te brengen Men zou uw zonen naar de slachtbank leiden, mijneheeren gezworenen! Maar mynheer Zola zal een nieuwe overwinning behaald hebben hij zal een nieuwe Üébacle" schrijven hij zal de Fransche taal door heel de wereld brengendoor een Europa waarin Frankrijk dien dag zal zijn uitgewischt." En na hem komt de generaal de Boisdeffre, chef van den Generalen Staf, in alle opzichten die woorden bevestigen, uitdruk kelijk weigerende er een woord aan toe te voegen dan ja tochdan alleen deze woorden tot de jury«Als de natie geen vertrouwen heeft in de chefs van het leger dan zijn wij bereid aan anderen de zorg voor haar vei ligheid over te laten. Gij zijt het volk gij vertegen woordigt het volk. Spreek uw oordeel uit." Toen was het beslist. Als een stormwind buldert het door de gerechtszaalleve het leger 1 En in de dag bladen die voor het volk den toon aangeven, wordt van de geheele zaak geen andere voorstelling gegeven dan dezeeen monsterachtig consortium van JodenPro_ te3tantenVrijmetselaars en vreemdelingen heeft tegen Frankrijk saamgezworen. Frankrijke ondergang is hun doelen Zola is hun woordvoerder. In de Kamers heette hetdeze zaak is een zaak van de justitieen daarmee werd daar voor haar de deur gesloten. Voor de justitie stelde de Generale Staf de quaestie van politiek vertrouwen en sloot daarmee aan de justitie den mond om redenen van staat. En is nu de zaak uit Onmogelijkzouden wij meenen. Er is te veel uitgelektdat den twijfel aan Dreyfus' schuld voor het minst aan de wettigheid van zijn vonnis moet doen toenemen; maar door de houding van de Regeering en de daaruit voortgevloeide stemming van het volk door de pers met toenemende volharding onderhonden en aangekweekt, is de algemeene toestand zoo gespannen, dat wel alle krachten zullen worden ingespannen om de zaak althans tot na de algemeene verkiezingen te laten rusten. En misschien is dat zelfs wenschelijk, om grootej dreigende gevaren te verhoeden. Onder de tegenwoordige omstandigheden zou een onpartijdig onderzoek en een onbevangen rechterlijke uitspraak schier niet mogelijk zijn, Intusschen wordt gemeld dat Zola cassatie heeft aan- geteekend. BUITSCHIjANTB. De Dnitsche pers, althans de groote bladenveroordeelen eenstemmig het vonnis tegen Zola gewezen. De «Voss. Ztg." schrijft «Niet een twaalftal in de war gebrachte en bang ge maakte kleine burgers, die Frankrijks besten man en voornaamsten schrijver opgeofferd hebben aan de goden, van een valsch gevoel van vaderlandsliefde, dragen voor de wereldgeschiedenis de verantwoordelijkheid voor «La Débilcle" van het recht, maar de regeering die geen zedelijk steunpunt heeft, een volksvertegenwoordiging welker eenig streven is gericht op behoud van zijn man daten bij de aanstaande verkiezing, rechters als president Delagorgue, die elke poging om de waarheid aan het licht te brengen met cynische koelbloedigheid onderdrukken, legeraanvoerders als Pellieux en Boisdeffre, die door thea trale toespraken en bedreigingen het natuurlijk rechts gevoel der jury verkrachten, een korps officieren dat een Esterhazy niet alleen duldt, maar zelfs met bewijzen van achting overstelpt" De «Köln. Ztg. «Deze afloop is der derde republiek van Wilson, Bou- langer, Arton en Esterhazy waardigslechts zulk een vonnis der wraak kon duidelijk aan het licht brengen, dat in het Parijsche paleis van justitie in de l'eide laatste weken niet Zola is gevonnist, maar het stelsel dat hij en zijn wakkere medestrijder Labori tot op de beenderen bloot hebben gelegd." FK.ANTKRIJK. Gelukkig is Zola op zijn besluit teruggekomen en heeft hij cassatie aangevraagd. De meeningen der toonaangevende bladen vertoonen de grootste schakeeringen en hebben slechts dit gemeen, dat zij verkondigd worden met al die heftigheid, die het voorafgegane deed verwachten. De «Soleil" zegt: De schrijver van «La Débftcle" heeft zich geopenbaard als de Geest van het Kwaad der maat schappij. Het vonnis getuigt van eerlijkheid, gezond ver stand en vaderlandsliefde. Het «Journal" registreert met voldoening dit vonnis, niet uit haat, noch uit hartstocht, maar uit vaderlands liefde. Wij zijn verheugd met deze oplossing, omdat zij noodig was voor de eer van het land en van het leger De «Aurore" zegt, dat boete noch gevangenisstraf hem zullen terughouden. Zola heeft gewild, dat hetgeen gedurende de vijftien dagen der zitting is bekend gewor den, in het openbaar zou worden gezegd. Hij heeft gewild dat de leugens werden aan den dag gebraent, en dat de openbare meening zich zou bezighouden met het dub bele proces tegen Dreyfus en tegen Esterhazy, dat men door een dubbele geheimhouding had trachten te onttrek ken aan de vrije bespreking. «Libre Parole": Het openbaar geweten heeft een begin van voldoening gekregen door de veroordeeling van Zola. Het land zal dankbaar weten te zijn aan de 12 brave mannen die moedig, flink, vastberaden hun plicht heb ben weten te doen, onder alle Franschen. Nu moet men ook de hoofden en de bankiers van het syndicaat naar Mazas zenden. De «Rappel": Over het vonnis zijn wij diep bedroefd, maar niet verbaasd. De juryleden hadden eenbovenmen-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1898 | | pagina 1