N ederï and. L^KÏJ^CHEKRIEyËS: BURGERLIJKE STAND. 81 i- Be heer öoede licht zijn amendement toe. De Kamer van Koophandel zegt terecht, dat de markt meester bij de aanwijzing der plaatsen zooveel mogelijk moet letten op de eigen kenze der aanvoerdersmaar dit zal juist bij aanneming van haar voorstel onmogelijk worden gemaakt. Ieder aanvoerder is in den regel ge steld op zijn eigen plaats en waarom nu die plaatsing in volgorde. Zoo iets is formeel onmogeljjk. Hoe de K. v. K. in het amendement op art. 2 een bevoorrechting ziet van de kaasfabrieken boven andere aanvoerders verklaart hij niet te begrijpenimmers het wegruimen der kaas van de fabrieken en van de andere aanvoerders zal gelijktijdig moeten beginnenaanneming van het amendement op art. 2 zal een groote verbetering zijn bjj het plaatsen der kaas op de markt voor beide partijen. Hij zou het wenschelijk vinden nog aan zijn amendement toe te voegen: »of zooveel verder als de marktmeester dit noodig acht" terwijl hij achter stapels alsnog wil voegen de woorden kleine kaas.'' De heer Witte ziet evenwel in de aanneming van het amendement wel degelijk bevoordeeling. De kaas- fabrieken zullen de koele zijde van het marktplein innemen, terwijl daar de kaas bovendien het eerst wordt weggeruimd. De heer Goede meentdat 's zomers slechts de voorste regels der dichtst aan de waag liggende stapels van de schaduw zullen profiteeren. De heer Kraakman vindt eenige benadeeling dei- boeren evenmin buitengesloten. Overigens meent hij dat steeds het richtsnoer is geweest, zoo weinig mogelijk verandering in de markt te brengen. De aanneming van het amendement-Goede zou reeds eenige wijziging aan brengen en daarin heeft spr. daarom al dadelijk eenig bezwaar. Hij geeft in overweging art. 2 aan te vullen met de woorden »en wat tot nog toe op de kaasmarkt gebruikelijk was." Het voorstel van B. en W. is te veel ingrijpend. Spr. kan voorts met het amendement-Goede medegaan, indien instede van de ruimte langs den wal, slechts een gedeelte dier ruimte voor fabrieksbaas wordt afgestaan. De heer Goede neemt dit laatste sub-amendement over. Wat het eerste voorstel van vorigen spr. betreft, hy zou vreezendat bij aanneming de thans op de markt ingeslopen misbruiken zouden worden gehandhaafd. Art. 2 wordt daarna aldus gewijzigddat na de woorden «mogen worden ingenomen" werd ingelascht Voor de stapels kleine kaas van de fabrieken worden aan gewezen een gedeelte van de ruimte langs den wal en een gedeelte van de ruimte van het waaggebouw af tot de eerste lantaarnpaal op het plein." Art. 3. De heer Goede vindt de cijfers wel wat hoog. Hij zou vreezen, dat de aanvoerders aan de kaas door den grooten aanvoer dikwijls belangrijke schade zullen lijden. Hij stelt daarom voor, dat van iedere stapel kaas een regel moet worden aangevoerd over de lengte der ruimte welke de stapel zal innemen. Dit amendement wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen, gelijk daarna het gewijzigde artikel 3. Art. 4. In verband met de wijziging in art. 3 wordt op voorstel van den heer Goede besloten, de belooning van den marktmeester voor het bewaken te stellen op 5 cent per iedere 100 kazen of gedeelte daarvan. Het artikel wordt vervolgens onveranderd vastgesteld, evenals art. 5. Art. 6. De heer Kraakman vestigt er de aan dacht op, dat noodhulpen eene te schrale belooning ge nieten, vooral wanneer ze slechts weinig uren werken en toch de geheele markt beschikbaar moeten zijn. Hij zou wenschen, dat B. en W. deze materie eens gingen onderzoeken. De heer Goede kan deze zaak zeer ondersteunen. Bo vendien gaat de promotie der noodhulpen te langzaam. Spr. zal gaarne zien dat B. en W. tevens nagaan op welke wijze er in zal zijn te voorzien, dat vaste lieden zich niet iedere markt door een noodhulp doen vervangen. De Voorzitter zegt toe, de zaak bij B. en W. ter bespreking te brengen. Dit en de overige artikelen worden daarna zonder hoofdelijke stemming vastgesteld, evenals daarna de ver ordening in zijn geheel, die 1 Mei 1898 in werking zal treden. Verzekering tegen ongelukken. 4. Aan de orde wordt gesteld het reeds tweemaal aangehouden voorstel van B. en W., inzake het verze keren van de vaste werklieden der gemeente op den grondslag van de voorschriften welke door Z. E. den Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid zijn vast gesteld omtrent de verzekering tegen ongelukken van werklieden enz. in dienst bij aannemers van werken onder beheer van diens departement bij eene soliede verzekering-maatschappij voor gemeente-rekening tegen de geldelijke gevolgen van ongelukken. Voor de derde maal wordt dit voorstel aangehouden. Vervolg in het eerste blad. Spanbroek. Onder trouw d. 25 Mrt. Herman Houter en Immetje van der Zei. 31 Cornelis Zaal en Maartje Dekker. Geboren. 3 Mrt. Johannes, z. van Klaas Komen en JacobaMag- dalena Kraak. Aafje, d. van Dirk Boots en Antje Knol. 15 Nicolaas, z. van Maarten Pronk en Aagje Klaver. Ovorleden. 13 Mrt. Trijntje Schaar, echtgen. van Dirk Appelman, 81 j. 14 Pranciscns, z. van Jan Huibers en Cornelia Bijvoet, 4 m. 15 Teeuwis Schilder, wednr. van T. de Jong, 61 j. 18 Klaas, z. van Willem Stoop en Geertje Jonker, 10 m. 25 Nicolaas Caarls, wednr. van Helena de Pater, 31 Maartje, d. van Sjouke de Vries en Engeltje Appel. Helloo. Getrouwd. 3 Mrt. Simon Theodorus Smits, te Koog aan de Zaan, en Hendrica Kloote, alhier. Geboren. 10 Mrt. Simon, z. van Gerrit Modder Andrieszoon en Beletje Bakker. 14 Neeltje, d. van Klaas Wognum en Jannetje Modder. 20 Dirk, z. van Pieter de Jager en Guurtje Krijgs man. Cornelis, z. van Jacobus Admiraal en Johanna Butter. Overleden. 17 Mrt. Theodorus Winder, wednr. van Aafje Burger, 53 j. en ruim 9 m. 26 Trijntje Zoon, 25 j. en bijna 2 m. ■Hmmen. Geboren. 5 Mrt. Andreas Cornelis, z. van Jan Dekker en Trijntje Dekker. 15 Johannes, z. van Jacob Groot en Jansje Gooijer. 19 Petrus, z. van Cornelis Droog en Aafje Adri- chem. 25 Elisabeth Maria, d. van Jan van der Park en Catharina Klaase. Helder. De Engelsche vischsmak «Express" (Y. H. 30) is in de nabijheid van het lichtschip «Haaks" op een wrak gezeild en gezonken. De opvarenden zijn gered en door loodskotter No. 12, schipper Schol, te Nieuwe- diep aangebracht. Dinsdagmorgen had onder Buiksloot een hevige brand plaats op do boerenhofstede van Harmen Rikkers, ontstaan in den hooiberg. De vlam sloeg over 't belendende perceel en den daar achter gelegen stal. Alles werd een prooi der vlammen gelukkig kon het vee nog gered worden. Alles was verzekerd de oorzaak is nog onbekend. Tot hoofdingelanden van den polder «de Uitgeester en Heemskerkerbroek" zijn benoemd de heeren H. Cornelisse, te Uitgeest, en KI. van der Sluijs, te Heems kerk. Hlndervrlendeu. De Vereeniging van Kindervrienden in Den Haag heeft in het perceel Weimarstraat 82 aldaar een kinder huis geopend met belendenden kinderspeeltuin, waar gelegenheid bestaat opleiding te ontvangen tot kinder juffrouw, en moeders zich kunnen bekwamen in het aan genaam en leerrijk bezighouden van haar kroost. De in richting staat onder de hoofdleiding van mevr. Van Calcar, wier tegenwoordige woning onmiddellyk gemeenschap heeft met de schoollokalen. Het practisch bestier is opge dragen aan mej. Doesborg. Kon schlppersboot gevonden. Door een schipper, gedomicilieerd te Amsterdam, is op de Zuiderzee, dwars van Huizen drijvende gevonden een schippersbooteigenaar onbekend. Van binnen en buitenboords, boven de waterlijn geteerd en onder water gekoolteerd van voren buitenboords aan stuurboordzijde is een stukje blik gespijkerd. Thans liggende in de Oude Houthaven te Amsterdam. Inlichtingen zijn te bekomen bij den haven- en dok- meester en den commissaris van politie in de 6de sectie (Oudebrugsteeg) te Amsterdam. XI. Parijs, 3 April 1898 Het is waarlijk onze schuld niet zoo wij nogmaals op het proces Zola terugkomen. Vallen wij dan maar dade lijk met de deur in huis om u te vertellen, dat het met het geheele proces gedaan is, het is juist alsof er niets gebeurd ware. Tot recht verstand van hetgeen volgt, moeten wij uwe aandacht verzoeken voor de volgende uitleggingen. Wanneer hier iemand een misdrijf begaat, dan kan hij daarvoor op tweederlei wijze vervolgd worden. De eene is dat hij geroepen wordt voor den Tribunal Correctionel, of zooals wij zeggen «la Correctionale". Voor deze recht bank komende is het alleen maar de vraag of de aau- geklaagde tegen de bestaande wetten heeft gezondigd, zijne zaak wordt dus geheel en al uit een rechtskundig oogpunt behandeld. Niet alzoo gaat het toe voor de tweede wijze, voor het Hof of Cour d' Assises. Daar is eene rechtbank, la Cour, met een' president, die den beschul digde en de getuigen ondervraagt, een' advocaat-generaal, die de beschuldiging volhoudt en een raad van gezwo renen, eene jury, bestaande uit twaalf burgers, die dus volstrekt niet tot de rechtbank behoort en moet uit spreken of de aangeklaagde schuldig is of niet. Wordt het niet schuldig uitgesproken, dan wordt de patient on- middelijk op vrjje voeten gesteldspreekt daarentegen de jury het schuldig uit, dan kan dit zijn met of zonder verzachtende omstandigheden, en naarmate dus die uit spraak meer of minder verzwarend is, legt dan «la Cour", dat is de rechtbank, eene kleinere of grootere straf op. Veronderstellen wij dus, dat de beschuldigde veroor deeld wordt zooals met Zola het geval was, dan kan die veroordeelde in hooger beroep komen bij een ander Hof, la Cour de Cassation, hetwelk het vonnis kan bevestigen, of casseeren, dat is breken. Verstaan wij wel wat dit hooger beroep zeggen wil. Deze nieuwe rechtbank is vol strekt niet geroepen tot eene nieuwe uitspraak over het al of niet schuldige van den veroordeelde, de jury van de Cour d'Assises alleen heeft het recht te beslissen of er schuld was of niet. Maar de Cour de Cassation dient om uit te maken of in eerste instantie, in eerste rechtsver volging in alle opzichten aan de wet voldaan werd en of niet tegen die wetten, tegen de vereischte vormen ge zondigd werd. De advocaat van den veroordeelde stelt dit beroep of «pourvoi" op, hij geeft een of meer mid delen van cassatie aan en die nieuwe rechtbank benoemt een harer leden tot rapporteur. De taak van dezen laatste is de verschillende cassatie-middelen te onderzoeken en daar deze heer natuurlijk bijzonder goed tehuis is in al die moeilijke vraagstukken van recht en jurisprudentie, zoo hangt het in hoofdzaak van dien rapporteur af, hoe de uitspraak van het Hof van Cassatie zijn zal. Wordt het hooger beroep verworpen dau is dit de bevestiging van het vonnis door het Cour d' Assises uitgesproken neemt daarentegen la Cour de Cassation een der mid delen door den advocaat aangegeven, als geldig aan, dan wordt het vonnis gebroken, en wordt de geheele zaak naar eene ander Cour d' Assises verwezen. Bij uitzon dering, en wij zullen straks zien, dat dit voor Zola en het dagblad 1' Aurore het geval was, kan het vonnis ge broken worden en de geheele procedure vernietigd, zon der naar eene andere rechtbank verwezen te worden. In dat geval is de geheele zaak uit, nul en nietig, alsof er niets gebeurd ware. Na deze lange uitweiding keeren wij tot het proces Zola terug. De groote schrijver en de gérant van het dagblad 1' Aurore kwamen in hooger beroep van het vonnis, uitgesproken door la Cour d' Assises de la Seine" in dato 23 Februari van dit jaar. Zeven middelen van cassatie waren aangegeven. Onze brief zou te lang wor den zoo wij die allen wilden overschrijven, en dit is ook van ondergeschikt belang, doch wyzen wij er slechts op dat de rapporteur, de heer Chambaraud, daarbij drie middelen van cassatie vond, welke hij aannemelijk achtte. Toen wij dit rapport gelezen hadden, waren wij onge veer zeker, dat het vonnis zou gebroken worden. De rapporteur toch gaf duidelijk als zijne meening te kennen, dat in vele opzichten de rechten der verdediging niet ontzien waren, dat men onder meer eene moreele en praktische drukking op de jury had uitgeoefend, toen een generaal dreigde met het ontslag van den geheelen gene- ralen staf, zoo de gezworenen Zola en de Aurore niet schuldig verklaarden, en toen na deze inmenging van de militaire autoriteit de rechtbank aan de verdedigers het woord weigerde. Maar vooral ernstig vond de rechter Chambaraud het zevende middel van Cassatie en toen nu de advocaat der veroordeelden, Maltre Mornard, het woord had gevoerd, en al de middelen van cassatie nader had toegelicht, hoorden wij de meening van den procu reur-generaal Manan. Ook deze stond vooral stil bij dit zevende middel, luidende dat de geheele aanklacht tegen Zola op onwettige wijze was gesteld uit dien langen brief «J'accuse" nam men slechts eenige regels, welke eene beschuldiging waren tegen den krijgsraad, welke den commandant Esterhazy vrijsprak. Volgens de letter der wet had die krijgsraad zelf moeten beraadslagen, of men den schrijver zou verklagen en had daarna zelf de aan klacht moeten indienen. Niemand, zoo min de minister van oorlog als wie ook had het recht zich in de plaats te stellen van dien krygsraad. Werd dus dit middel van cassatie aangenomen, dan was de aanklacht zelve on wettig, dan mocht dus geen proces daaruit volgen, en natuurlijk bleef er dan ook niets over van de veroordee ling. De geheele zaak eindigde in niets. De procureur- generaal Manau vond deze reden ernstig genoeg en verwierp dit zevende middel niet, doch hy sprak zijne persoonlijke meening niet bepaald uit, liever liet hij het over aan de wijsheid van zijne medeleden om een besluit te nemen. De vijftien leden van het Cour de Cassation besloten in hunne wijsheid, dat de aanklacht zelve niet volgens de regelen en vormen der wet was ingesteld en casseerde het vonnis. Waarom heeft men vooral dit zevende middel als ge grond aangenomen. In hoofdzaak omdat, zooals de heeren Chambaraud en Manau er op wezen, daardoor het groote voordeel verkregen werd, dat men deze zaak niet naar een nieuw Hof van Assises behoefde te verwijzen en dus niet het gevaar ontstond van nieuwe beweging en onlus ten. De procureur-generaal zeide het volgende«Het «leedwezen hetwelk gij zoudt gevoelen van te moeten «vreezen, dat een nieuw proces eene nieuwe beweging «zou doen ontslaan, zal dan plaats maken voor de vol- «doening dat gij de openbare rust en vrede verzekerd «hebt door het wettig einde van een koortsachtig «proces. Zonder twijfel zouden de heeren Zola en Perreux «hunne straf niet ondergaan, omdat deze op o n w e t- »t i g e wijze werd uitgesproken. Maar behalve de moreele «uitwerking der veroordeeling, welke in ieder geval blijft «bestaan, zoudt gij nogmaals hebben aangetoond, dat de «plicht van den rechter, zooals men dit zoo juist heeft «gezegd, dezelfde blijft in kalme alB in troebele tijden, «en dat men nooit de wet moet doen buigen voor eene «laffe toestemming aan de eischen der menigte." Na de aanvallen en belt edigingen waaraan Zola en al de verdedigers van kapitein Dreyfus bloot stonden, is het niet van belang ontbloot ook nog de volgende woorden van den procureur-generaal aan te halen, waarin deze recht doet wedervaren aan vele beproefde eerlijke mannen «Is het dan niet meer aan een ieder geoorloofd zijne „meening te hebben en uit te spreken, zoowel over de «schuld van Dreyfus als over de onschuld van Esterhazy, «en in tegenstelling daarmedezoowel over de schuld «van Esterhazy als over de onschuld van Dreyfus, zon- «der blootgesteld te staan aan de afschuwelijkste belee- «digingen lasteringen en bedreigingen? Hoe! In dit «Frankrijk zoo groot en zoo edelmoedig, zal men niet «van eene andere meening mogen zijn als zijn buurman, «in zaken welke in de hoogste mate het openbaar gewe iten in beweging brengen, zonder uitgemaakt te worden «voor eenen verrader, voor verkocht? Een geheel leven «van eer en eerlijkheid zal dan niet meer de waardig- «sten onder ons beschermen tegen zulke schandelijke «beschuldigingen en onder meer, mannen als Trarieux, «Scheurer-Kestner, Ranc enz., en ook hen, die men spot- «tenderwijze, meenende geestig te zijn, de Intellectueelen «genoemd heeft, en die wij noemen, de verstandige man- «nen, die de eer zijn van het land. «Wat ons betreft, wij protesteeren tegen zulke zeden. «En hoewel hun geweten voor hen voldoende is, zoo «beschouwen wij het als onze plicht, onze diepe achting «te betuigen aan de mannen, die, al zijn zy ook gemengd «in de treurige zaken welke wij bijwoonden, toch niet «opgehouden hebben de aehting te verdienen van hunne «vrienden zoowel als van hunne tegenstanders. Wjj voor «ons weigeren verkochten en verraders te zien in man- «nen wier geheele leven geëerd wordt door onophoude- «lijke werkzaamheid. Men moet rechtvaardig zijn tegen- «over iedereen". Deze woorden door oen der eerste magistraten van Frankrijk gesproken, geven zoo geheel en al onze eigene meening weder, dat wij het met onze zwakke pen niet zullen wagen er ook maar een enkel woord aan toe te voegen, en sluiten daarop voor heden liever onzen brief. Maar de uitwerking dier rechtspraak van de Cour de Cas sation belooft verbazend groot te worden. J. M. T. Drukkerij v. Herms. Coster Zoon, Alkmaar.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1898 | | pagina 6