300 paarden k 250 K.G75000
3600 varkeus 120 432000
300 paarden h f 2.60780.
3600 varkens f 1.304680.
„en dos jaarlijks, voor eene stad als Alkmaar, eene be
langrijke som zal moeten worden opgebracht;
„dat bovendiou door eene verplaatsing der Veemarkt,
»als een noodwendig gevolg van het abattoir, vele nering-
»doenden in hunne belangen worden geschaadterwijl het
«drukke marktverkeer gaandeweg minder zal worden.
»Het kon niet uitblijven eene verplaatsing of splitsing
»der markt zou voor onze stad, voor hare welvaart, die
»zoo nauw samenhangt met het marktverkeerhoogst
nadeelig zijn.
«Om deze redenen nemen adressanten de vrijheid Uwen
«Raad eerbiedig te verzoeken eventueels voordrachten
»aan U gedaan oi te doen tot oprichting van een abat-
»toir voor onze gemeente wel te willen verwerpen.
»'t Welk doende enz."
In de eerste overweging beweren de adressanten »dat
eene in alle opzichten doeltreffende vleeschkeuring ook
mèt een abattoir niet te bereiken is." Het woord alle
is door de adressanten onderstreept als verzoeken ze op
dat woord vooral acht te geven. De adressanten hebben
gelijk in zoover ze met dat woord willen aangevendat
de volmaaktheidde allesomvattende volkomenheid op
het gebied der vleeschkeuring ook met een abattoir niet
bereikbaar is. Het is van algemeone bekendheiddat een
in alle opzichten volmaakte toestand op welk gebied ook
als een droombeeld moet worden beschouwd. Maar
ongelijk hebben ze en schromelijk ongelijk als ze niet
inzien, dat met het oprichten van een abattoir wordt
gestreefd naar verbetering van hygiënische toestanden.
Do ervaring, overal elders opgedaan, leert, dat dit streven,
zoo niet naar volmaaktheid, dan toch leidt naar een
voortreffelijkheid van vleeschkeur, welke op geene andere
wijze te bereiken is. En behalve dat er een zoo groot
mogelijke waarborg wordt verkregen voor de deugdelijk
heid van het vleesch, 't welk in consumtie wordt gebracht,
verdwijnen uit de kom der gemeente alle particuliere
slachterpen, die, behoudens eenige gunstige uitzonderingen,
als broeinesten van hygiënisch kwaad «moeten worden
aangemerkt. Het tegenover elkaar stellen van het »gezag
van mannen der wetenschap' en «het gezag der elders
opgedane ervaring" heeft dan ook naar onze meening
geen zin. Voor zoover onze kennis van het onderwerp
reikt, is de wetenschap in deze met de practijk niet in
strijd', hetgeen de adressanten blijkbaar willen betoogen.
De tweede overweging luidt«dat in steden met abat
toirs de ervaring leertdat juist daar een clandestine
vleeschhandel ontstaat en veel frauduleuze invoer plaats
heeft, waardoor de hygiënische belangen der inwoners
ten zeerste worden geschaad."
Wij moeten doen opmerken, dat de ervaring" ten
aanzien der werking van openbare slachthuizen in Neder
land nog uiterst gering is, wijl er tot voor weinige maanden
geleden nog slechts enkele bestonden. Die ervaring ont
breekt dan ook geheel voor zooveel ze zou kunnen uit
spraak doen voor steden ter grootte van Alkmaar. In
het buitenland echter bezit men op dit gebied en in
het bijzonder omtrent de werking van abattoirs in kleine-
en middelgroote steden een schat van ervaring, waar
mede wp, zooveel ons mogelijk was, ons voordeel hebben
gedaan. En dan moeten wij bekennen, dat dit argument
van de adressanten geheel nieuw is, althans, dat wij het
vóór deze niet eenmaal tegen het oprichten van abattoirs
hebben zien aanvoeren. Het is dan ook naar onze meening
een argument, dat geen gewicht in de schaal legt. at
willen de adressanten Bestendiging van den tegenwoor-
digen toestand welke geen frauduleuzen invoer kent
omdat de invoer zelfs van het ziekste vee en vleesch
geen fraude is Wij mogen het niet veronderstellen
Een abattoir willen ze ook niet. Rest eene keuring van
het vee en vleesch op 48 verschillende punten der ge
meente waaraan zóóvele moeilijkheden verbonden zjjn
die zóó weinig doeltreffend is gebleken en hier heeft
de ervaring, ook in ons eigen land opgedaan, het woord
dat het haast beter is niets te doen zooals tot
dusver in onze gemeente dan tot het instellen van
zoodanigen tak van dienst over te gaan. Maar stel al,
dat de deskundige schrijvers die deze meening voorstaan,
zich bedriegen en dat een keuringsdienst als de adres
santen schijnen te verkiezen de beste is zou men dan
denken dat de frauduleuze invoer van vee en vleesch
van minder omvang zal zijn als er moet worden gekeurd
in 48 slachterijen in plaats van in één; in 48 slachterijen
waar geene frauduleuze handelingen zullen worden ge
pleegd juist op het moment waarop de keurmeester zich
vertoont die op tien plaatsen tegelpk moet zijn, in stede
van in één slachthuis waar onafgebroken toezicht is en
waar frauduleuze handelingen zoo goed als onmoge
lijk zijn
Uwe vergadering gelieve op deze laatste vraag zeli het
eenig mogelijke antwoord te geven. In stede als Amster
dam en Rotterdam moge frauduleuze invoer, wegens de
uitgebreidheid dier gemeenten nu en^ dan vooikomen
in plaatsen als Alkmaar kan de politie de zaken beter
overzien en beter dan in dergelijke groote steden tegen
frauduleuzen invoer waken vooral als al het ingevoerde
versche vleesch het slachthuis moet passeeren. De vrees
van de adressanten »voor de hygiënische belangen der
inwoners" is in deze bepaaldelijk misplaatst.
De derde overweging, »dat, ook met een abattoir,
toebereide vleeschwaren spek hammen enz. evengoed
»als nu uit het buitenland zullen worden ingevoerd,
welkeook indien ze aan het abattoir komen niet
voldoende kunnen worden gekeurd", pleit evenmin tegen
het oprichten van een abattoir als vóór het gemanifes
teerd verlangen om dit ons voorstel bij voorbaat te ver
werpen. Zelfs al hadden de adressanten gelijk dan zal
met een abattoir in elk geval worden bereiktdat het
vee en het versche vleesch onder strenge contröle staan,
waarmede men zoowaar voorloopig tevreden zou mogen
zijn. Wij zouden zeggen beter één vogel in de hand
dan tien in de lucht. Doch de adressanten willen ook
dien éénen vogel liever prijs geven. Intusschen hebben
de adressanten geen gelijk. Want indien men er over
denken mocht de keuring ook over ingevoerd verduur
zaamd vleesch uit te strekken, hetgeen wij voorshands
zouden willen ontradenhoezeer het hier en daar reeds
in overweging is dan zou voorzeker nergens beter dan
aan het abattoir het daartoe noodige bactereologiscb en
microscopisch onderzoek kunnen worden ingesteld. Het
is dus weer de vraag wat de adressanten met de woorden
tniet voldoende" willen te kennen geven. Zouden ver
duurzaamde vleeschwaren *wel voldoende" kunnen worden
gekeurd, als de keuring geschiedt op andere wijze dan in een
abattoir'? Ook zonder de keuring aanstonds zoover uit te
gen. Immers zullen de verduurzaamde vleeschwaren, welke
in de gemeente worden toebereid uit vleesch bestaan
dat in het abattoir aan keuring is onderworpen geweest
en deze waren zullen zeker door vele ingezetenen worden
voorgetrokken boven het verduurzaamde vleesch, 't welk
werd ingevoerd.
De vierde overweging luidt»dat aan een abattoir
»geen toezicht kan worden gehouden op hetgeen thuis
«vervaardigd of toebereid wordt zoodat worst- of
»vleeschvergiftiging enz. toch niet zal kunnen worden
voorkomen «gelijk gebleken is te Rotterdam, waar,
»niettegenstaande het abattoireene uitgebreide vleeseh-
vergiftiging plaats had."
Als men beweerdeop het terrein van den reinigings
dienst kan geen toezicht worden gehouden op hetgeen in
de huizen der ingezetenen geschiedt »zoodat" men be
smettelijke ziekten, door de onzindelijkheid der menschen,
«toch" niet zal kunnen voorkomen, gelijk gebleken is te
Q., waar niettegenstaande een uitmuntende reinigings
dienst een uitgebreide typhus-epidemie heeft geheerscht,
dan zou men denzelfden onlogischen geda:htengang
volgen als de adressanten. Maar dan zou het toch billijk
zijn de schuld dier uitgebreide epidemie aan de onzin
delijkheid der inwoners van Q. en niet aan den reini
gingsdienst toe te schrijven.
In de hoogste mate onbillijk achten wij het op deze
wijze een wapen te smeden tegen een eventueel op te
richten abattoir. Geen enkele vleeschkeuring, hoe ook
ingericht, zou immer tot stand komen, als een argnmen-
teering als deze ingang vond. Inderdaad wat er thuis
geschiedt bij particulieren bij hen die geen handel in
vleesch drijven, daarop kan aan een abattoir geen toe
zicht worden gehouden. En dat behoeft ook niet. Het
kan geenszins in de bedoeling liggen de vrijheid der inge
zetenen in die mate te willen beperken. Maar juist omdat
er geen behoorlijk toezicht te houden is op hetgeen er
»thuis" geschiedt bij de slagers, »thuis" bij hen die in
vleesch handelen, «thuis" in de 48 particuliere slachte
rijen, verspreid over de geheele gemeente, waar de keur
meesters altijd te vroeg komen of te laat, da&rom is de
opheffing dier talrijke »te huizen" en de oprichting van
een eenig slachthuis zoo dringend noodzakelijk.
De vijfde overweging luidt»dat ongeacht de vraag
»wie de renten en aflossingen van kapitalen voor den
bouw benoodigd en de jaarlijksehe uitgaven voor de ex-
»ploitatie van abattoir en koelhuis ook zullen betalen,dit
«toch vaststaat, dat het door inwoners dezer gemeente
»zou moeten geschieden en dus jaarlijks, voor eene stad
»als Alkmaar, eene belangrjjke som zal moeten worden
opgebracht."
Wij willen er de adressanten niet van verdenken, dat
zij zich verheugen over de tegenwoordige bandeloosheid
van het slagersbedrijf, dat zonder tegenspraak aanleiding
geeft tot toestanden, welke uit een hygiënisch oogpunt
zijn te veroordeelen. Immers spreekt uit hun tweede over
weging zorg »voor de hygiënische belangen der inwoners."
vrees voor «een clandestinen vleeschhandel" en vrees ook
voor „frauduleuzen invoer" van vee en vleesch. Men mag
dus aannemen, dat zij geen principieele bestrijders, geene
geïnteresseerde tegenstanders van vee- en vleeschkeuring
zijn. Wij willen er do adressanten evenmin van verdenken
dat zij wel vleeschkeuring willen voor de inwoners van
Alkmaar, als de daaraan verbonden kosten slechts door
andereu dan die inwoners worden betaald. Maar als wij
niet ten onrechte zoo een goeden dunk van de adressan
ten hebben, dan is dit hun argument wederom gewogen
en te licht bevonden. Want hoe en op welke wijze het
vee en vleesch aan keuring zal worden onderworpen,
hetzij aan een abattoir, hetzij door middel van een korps
deskundige keurmeesters relatief zullen de kosten al
tijd «belangrijk" kunnen worden genoemd en altijd zal »dit"
blijven vaststaan, dat dergelijke kosten door de »inwoners"
behooren betaald te worden. Dit argument pleit tegen
vleeschkeuring in het algemeen en niet tegen het oprich
ten van een abattoir in het bijzonder, zoodat de veron
derstelling als zouden de adressanten hier geheel in
tegenspraak zijn met zich zelf, niet gewaagd is. Dat de
vrees voor groote financieele offers overigens geheel onge
grond iszullen wij straks met cijfers pogen aan te
toonen.
Ten slotte wordt in de zesde overweging gezegd»dat.
bovendien door eeno verplaatsing der veemarkt, als een
«noodwendig gevolg van het abattoir, vele neringdoenden
»in hunne belangen zullen worden geschaad, terwijl het
«drukke marktverkeer gaandeweg minder zal worden.
«Het kan niet uitblijven eene verplaatsing of splitsing
«der markt zou voor onze stad, voor hare wolvaart, die
zoo nauw samenhangt met het marktverkeer, hoogst
«nadeelig zijn."
Aan deze overweging heeft de ontwerper het onge
twijfeld te danken, dat zijn adres nog zoovele ondertee
kenaars gevonden heeft onder welke wij behalve de
handteekeningen van de meeste slagers en hunnen vrien
den, 52 koffiehuishouders en tappers en 107 winkeliers
hebben aangetroffen. Toch zou men zich, ware de opmer
king wezenlijk gegrond, moeten verbazen over het geringe
getal neringdoenden, dat zich ongerust maakte over even-
tueele schade in nering, over verslapping van het markt
verkeer en over vermindering van de welvaart. Men zal
dan ook hebben ingezien, dat dit argument uit de lucht
is gegrepen. De «noodwendigheid" eener verplaatsing dor
veemarkt is door de adressanten niet aangetoond, veel
min bewezen. Een poging daartoe zou hun trouwens zijn
mislukt, want de «noodwendigheid" bestaat niet. Wat
is het gevalIn zeer groote plaatsen met abattoirs is
het vleeschgebruik van een zoodanigen omvang, dat er
dagelijksalthans meermalen per week, een veemarkt
noodzakelijk is, waar de slagers het vee aaekoopen, 't
welk zij voor hun bedrijf noodig hebben. In die zeer
groote plaatsen is gewoonljjk aan het abattoir een ter
rein voor het houden van eene dergelijke veemarkt ver
bonden. Het aangekochte vee behoeft dan slechts luttele
meters te worden vervoerd naar de plaats waar het voor
de keuring en de slachting toch terecht moet komen.
Daarmede wordt beoogd, dat het lastige, kostbare, tijd-
roovende en meermalen weinig ae3thetische drijven van
het veel door de stad wordt voorkomen. Voor zeer groote
abattoirs wordt dan ook aanbevolen in de nabijheid daar
van de veemarkten te vestigen, ofschoon zelfs daar van
eene «noodwendigheid" geen sprake kan zijn. Zelfs in
een stad als Utrecht denkt men er niet over de veemarkt
van het Vreeburg naar hot terrein van het abattoir over
te brengen. In kleine- en middelgroote steden zijn de
toestanden trouwens goheel anders, gelijk uwe vergadering
aanstonds zal gevoelen. Daar zijn in de nabijheid der
het dagelijksch vleeschverbruik, om de eenvoudige reden
dat de consumptie niet groot genoeg is om er een vee
markt voor te gaan inrichten, terwjjl er de afstanden
bovendien meestal niet zoo groot zijn, dat er veel hinder
van het naar de slachtbank gedreven vee ondervonden
wordt of dat de daaraan verbonden transportkosten bij
zonder bezwarend zouden zijn. Wat speciaal Alkmaar
betreftzoo behoeven wij bovendien uwer vergadering
zeker niet onder het oog te brengen, dat onze veemark
ten veel meer eene internationale beteekenis hebben, dan
beteekenis ten aanzien der hoeveelheid vleesch, 't welk
aldaar in consumptie wordt gebracht. Onze veemarkten,
de belangen der neringdoenden en de welvaart der stad
staan dan ook met een eventueel op te richten abattoir
in geen nauwer verband dan elke andere tak van open
baren dienst, zoodat het zesde en laatste argument van
de adressanten, minder nog dan een der vijf voorafgaande,
zal mogen leiden tot eene inwilliging van hun verzoek
om dit ons voorstel te verwerpen.
Naar de meening van de deskundige schrijvers die wij
hebben geraadpleegd, zoo gaan B. en W. voort moet
er bij den bouw van een abattoir op worden gerekend,
dat deze inrichting zeker de 10 eerste jaren, liefst echter
de 25 eerste jaren, geene uitbreiding behoeft te onder
gaan. Er zal dus voor Alkmaar een slachthuis moeten
worden gebouwd, 't welk nog voldoende zal zijn als de
bevolking der gemeente 25000 zielen zal hebben bereikt.
In dat geval en ook daarover zijn de deskundigen
het eens moet voor aanlegkosten een bedrag van
f 150.000 worden uitgetrokken. Rekent men 4'/4 van dit
kapitaal jaarlijks voor rente en aflossing en neemt men
aan tegen B'/j °/o f® kunnen leenen, dan is de leening in
50 jaren afgelost. Jaarlijks moet dan voor rente en
aflossing worden ter zijde gelegd 1500 X f4.25 f 6375.
Op deze wijze zal het abattoir na eene halve eeuw het
onbezwaard eigendom der gemeente zjjn geworden. Ook
te Leiden en te Utrecht stelt men zich voor een ter zake
te sluiten geldleening in 51 en 52 jaren te delgen.
Wat de exploitatiekosten betreft, zoo zullen deze voor
een abattoir dat nog aan zijn doel zal beantwoorden als
de gemeente 25000 zielen telt, f 17500 bedragen.
Aan de hand van officieele gegevens maken B. en W.
de volgende berekening omtrent het aantal dieren, dat
jaarlijks aan het abattoir ter slachting zal worden aan
geboden.
950 runderen k 300 K.G. (ossen 91, koeien 756, vaar
zen 62, pinken 41)285000 K.G.
730 kalveren k 120 K.G. (waaronder
61 export-slachtingen) 27600
5949 stuks klein vee 20 K.G. (2899
nuchtere kalveren, 3000 schapen,
50 geiten 118980
11529 dieren met een slachtgewieht van 938580 K.G.
De kosten f 17500 verdeeld over 988580 kilogram
men bedragen dan slechts 18/100 of even meer dan een cent
per kilogram vleesch.
Men zou mogen rekenen op een ontvangBt wegens
Slachtgelden i
950 runderen f 2.60f 2470.
780 kalveren f 1.20876.
5899 nuchtere kalveren en schapen k f 0.55 3241.15
50 geiten a f 0.3517.50
Stalgelden, te Leiden op f2186 geraamd, stel
daarvan het a/5 gedeelte874.
Keurloonente Leiden op f 4500 geraamd,
waarvan 1800.
Weegloonen te Leiden op f 500 geraamd,
waarvan 2/s200.
Huur van koelcellen, te Leiden op f 6000 ge
raamd, waarvan 2/5 2400.—
Verkoop van kunstijs, te Leiden op f 900 ge
raamd, 100.
Verkoop van afval en mest, te Leiden op f 300
geraamd61,35
f 17500.—
De te heffen rechten zouden moeten worden ingevor
derd van de slagers.
B. en W. eindigen hun advies aldus
Van de 2500 in 1897 veraccijnsde dieren zijn er niet
minder dan 257 «uit nood" geslacht. Hoeveel niet-verac-
cijnsde dieren, als schapen, varkens, paarden enz. er «uit
nood" geslacht zijn, ligt geheel in het duister. Als echter
op 2560 dieren 257 «uit nood" werden geslacht, mogen
we, krachtens de leer der evenredigheden, aannemen, dat
op de 11529 dieren, die gerekend worden tegenwoordig
te Alkmaar geslacht teworden, 1118noodslachtingen hebben
plaats gehad. Men weet of anders wete, dat «uit nood"
geslachte dieren invalide-, zieke- of reeds gestorven dieren
zijn, op wie het manuaal van dooden slechts wordt toe
gepast en die thans te Alkmaar en elders, waar geen
keuring bestaat, worden behandeld als waren het de ge
zondste dieren ter wereld geweest. Vooral bij de zooge
naamde krengenslagers" zijn noodslachtingen aan de orde
van den dag. Niet ten onrechte is het daarvan komende
vleesch meermalen met «aas" vergeleken. En nu moge
het waar zijn, dat het vleesch van velen dezer «uitnood"
geslachte dieren zij het als 2de qualiteit vleesch
aan het abattoir als geschikt voor de consumptie zou zijn
geoordeeld, met evenveel zekerheid is te zeggen, dat een
groot gedeelte van het vleesch dezer dieren als schadelijk
voor de gezondheid zou zijn afgekeurd. De schadelijkheid
is ongetwijfeld in onze gemeente steeds bezig hare wer
king te verrichten. Immers is het de gevestigde overtui
ging van alle hedendaagsche artsen en veeartsen, dat
vleesch, van zulke dieren afkomstig, als de oorzaak van
vele ziekten onder de menschen moet worden beschouwd.
In verband ook met dit feit heeft de bekende Mtinchener
hoogleeraar Bollinger gezegd «Men mag zonder on
rechtvaardig te zijn, beweren, dat ieder gemeentebestuur,
't welk in de mogelijkheid verkeert een slachthuis op te
richten en dit nalaatzich aan een ernstig verzuim
schuldig maakt."
Zij stellen den Raad ten slotte voor te besluiten
1. Er zal ten spoedigste in deze gemeente een open
baar slachthuis worden opgericht
2. Burgemeester en Wethouders uit te noodigen ten
spoedigste de noodige voorstellen te willen doen ter uit
voering van het genomen besluit.
lrIt-i«r«tt PTnrmfl floater