Stadsberichten.
belast met de instructie in strafzaken ingewonnen voor-
loopige informatiën geenerlei aanwijzing van schuld
tegen Gatze Haitsma voornoemd, om hem van meineed
te verdenken is voortgevloeid; dat niet alleen zijn goede
trouw bij het afleggen zijner verklaringen onder eede
boven allen twijfel is verheven, maar bovendien de waar
heid dier verklaringen voldoende vaststaat en door ver
schillende aanwijzingen volkomen is bevestigdzoodat
de ingediende klacht is ongegrond, mitsdien geen termen
bestaan tot vervolging van den verdachte ter zake voor
schreven."
Nadat deze beschikking vervolgens op zeer uitvoerige
wijze is gemotiveerd, verklaart de Officier »Uit de aldus
vermelde feiten en omstandigheden meent de onderge-
teekende op goede gronden te kunnen afleiden dat de
verklaringen van den verdachte Gatze Haitsmain zake
Hogerhuis onder eede afgelegd, te goeder trouw en naar
waarheid zijn afgelegd en dat de veroordeelden Hogerhuis
allerminst het slachtoffer zijn eener rechterlijke dwaling."
Voor zooveel de onderwerpelpe klacht ook ten doel
mocht hebben gehad een hernieuwd onderzoek in de zaak
tegen de gebroeders Hogerhuis uit te lokken, is zoo
verklaart de Officier het beoogde doel in zooverre
bereiktdat de Rechter-Commissaris zich niet alleen
heeft bepaald tot een onderzoek naar de gegrondheid der
klachtmaar zijn taak veel ruimer heeft opgevat en zijn
onderzoek heeft uitgestrekt over de gansche strafzaak
tegen de gebroeders Hogerhuis gevoerd.
Naar aanleiding dezer beschikking interpelleerde mr.
Troelstra in de zitting van den 13 dezer den minister
van Justitie.
De beschikking van den Officier van Justitie te
Leeuwarden, tot handhaving van de schuld der Hooger-
huizen bevredigt spreker nietzij stelt het volksgeweten
niet gerust en beëindigt den strijd voor recht niet. Spr.
critiseert uitvoerig de gepubliceerde beschikking, door de
openbaarmaking waarvan het oordeel'des volks over deze
zaak is ingeroepen. Gelukkig is de vooropgezette opinie
van den officier niet eene uitspraak der rechtbank het
stuk is geen weerschrift, maar een eenzijdig pleidooi voor
de onschuld van de aangewezen daders, eene verdacht
making van getuigen voor de gebroeders Hogerhuis.
Volgens spreker bewees de Officier het alibi van Dijkstra
geenszins en de interpellant hecht veel aan het steeds
volhouden van de beschuldiging tegen anderen dan de
Hogerhuizen en ziet daarin geen comedie of poging om
de justitie op een dwaalspoor te brengen.
Interpellant stelde voor de motie »de Kamer, gehoord
de debatten over de zaak d6r gebr. Hogehuis dringt op
hunne vrijlating aan." Deze motie, slechts ondersteund
door de heeren v. d. Zwaag en v. Kol, kwam niet in
stemming. De minister, den interpellant beantwoordende,
meende, dat waar het wettelijk en overtuigend bewijs
van der veroordeelden schuld in twee instantiën aange
nomen was en de juistheid van het gewezen vonnis door
het thans ingestelde onderzoek nader was bevestigd, er
voor de regeering allerminst termen bestonden in deze
in te grijpen nog daargelaten, dat ook al ware de
zaak een andere, een ingrijpen, gelijk interpellant zich
dat voorstelde, nooit iets anders zou kunnen zijn, dan
aandringen op 't geven van gratie. Waren de veroor
deelden inderdaad onschuldig dan zou gratie niet tot het
gowenschte doel leiden, daar gratie niet is eene verkla
ring dat de veroordeelde onschuldig is, doch slechts eene
vrijstelling van de opgelegde straf.
Verkiezingen
Provinciale Staten van IVoordholland.
AMSTERDAM. District I. Herstemming tusschen de
heeren Dr. Hubrecht (aftr. lib.), mr. Mouthaan (aftr.
lib.), de Bont (kath.) en Cuypers (kath.)
District II. Gekozen P. G. Meilink (anti-rev.)
Herstemming tusschen de heeren Groen van Waarder
(aftr. lib.) en mr. van Waterschoot v. d. Gracht (kath.)
District III. Gekozen zijn de heeren mr. van Nierop
(aftr. lib.) en Serrurier (aftr. lib.)
District IV. Gekozen mr. G. A. v. Hamel (aftr. lib.)
Herstemming tusschen de heeren mr. de Yries (aftr.
lib.) en mr. Zegers Veeckens (rad.)
District V. Herstemming tusschen de heeren Sanders
(rad.), mr. Hazelhoff Roelfzema (rad.), van Eeghen (anti-
rev.) en Kuipers anti-rev.)
District VI. Herstemming tusschen de heeren Sassen
(aftr. lib.), mr. baron Röell (aftr. lib.); v. Eeghen (anti-
rev.) en mr. van Waterschoot v. d. Gracht (kath.)
District VII. Herstemming tusschen de heeren Hovy
(anti-rev.), Sutorius (kath.), Zur Miihlen (aftr. lib.) en
Moltzer (aftr. lib.)
District VIII. Gekozen: de heer D. Schut (anti-rev.)
Herstemming tusschen de heeren van Outersterp (kath.)
en mr. van Leeuwen (lib.)
District IX. Herstemming tusschen de heeren Kou-
veld (aftr. rad.), Roelvink (aftr. lib.), Bijleveld (anti-rev.)
en de Bont (kath.)
HAARLEM. Herkozen de aftredende leden jhr. mr. J. W.
G. Boreel van Hogelanden en mr. W. A. 't Hooft. Her
stemming tusschen mr. H. Ph. de Kanter en mr. W. S.
J. van Waterschoot van der Gracht aftr. (kath.)
ENKHUIZEN. Gekozen J. Zijp Kz. (lib.) en van der
Steen (lib.)
EDAM. GekozenW. Sligcher (lib.) aftr.
HAARLEMMERMEER. Gekozen J. H. M. Evelein
(aftr. lib.)
HOORN. Gekozen A. Kool 1243 S. de Jongh 540 st.
VELSEN. Gekozen jhr. G. S. Boreel (aftr. lib.)
WEESP. Herstemming tusschen van Houten, W. Hovy
(anti.-rev.) aftr., Jorritsmamr. M. J. v. Lennep, aftr.
HELDER. Herstemming tusschen dr. P. P. 0. Hoek
(lib.), G. J. O. D. Dikkers (lib.), A. P. Staalman (anti-
rev,) en N. Oosterbaan (anti-rev.)
PURMEREND. Uitgebracht 2416. Herstemming tus
schen J. Koopman (lib.) 1062 S. Appel (lib.) 877 J.
Wildschut (lib.) 726 en K. Kaaskooper (lib.) 480. Ver
der bekwamen J. Zuurbier (kath.) 474 J. J. Stap (kath.)
459; 0. de Goede (rad.) 203; J. M. v. Beek (lib.) 158;
J. Windhouwer (a.r.) 134 en W. Hovy (a.r.) 115 stemmen.
S C H A G E N. Aantal kiezers 6240. Uitgebracht
2810 stemmenwaarvan 67 van onwaarde.
Gekozen Th. J. Waller met 1533 st. Herstemming
tusschen J. Zijp Hz., met 1057, en J. Koomen Hz., met
641. Verder werden uitgebracht op K. Breebaart Jz.
553, P. Frans Pz. 533, L. C. Kolff 217, C. Prins 125
en A. P. Staalman 581 stemmen.
Den 12 is nabij de spoorbrug, in het Noordhollandsch
Kanaal het 5-jarig zoontje van R., alhier tijdelijk ver-
blijfhoudende te water geraakt en verdronken.
Vergadering van Onderwijzers en
Onderwijzeressen.
Woensdag, den 15, had de 18e gewone jaarlpsche
vergadering plaats in het lokaal üiligentia van on
derwijzers en onderwijzeressen in het arrondissement Alk
maar. Zij begon te ruim half elf toen de schoolopzie
ner, de heer J. H. Blum, het woord nam om mede te
deelen, dat, niettegenstaande de nog al talrijke berich
ten van personen, die door ziekte, ambtsbezigheden en
andere oorzaken verhinderd waren, er toch een breede
schaar van bezoekers, ongeveer 40 dames en ruim 120
heeren, bewijs gaven van belangstelling in hetgeen be
handeld zou worden. Hij heette allen hartelijk welkom
en sprak den wensch uit, dat zij bij het sluiten der ver
gadering overtuigd mochten zijn, dat de 15 Juni een
in vele opzichten nuttige en aangename dag geweest
was. Onder de aanwezigen zeide hij, zeker tot veler ge
noegen, op te merken de burgemeesters van Akersloot
en St. Pankras, enkele leden van de schoolcommissie, de
heeren Schaaf en Buchner en de beide sprekers, eenige
leeraren van de H. B. Schoolenkele oud-onderwijzers
en andere belangstellenden.
Hij bracht in herinnering, dat hoewel er sedert de vo
rige vergadering nog geen tien maanden waren verloopen,
dit kort tijdperk toch zijne weemoedig stemmende verande
ringen had, o. a. was een jeugdig onderwijzer en één in
de kracht des levens aan zijn gezin en vrienden ont
rukt. Anderen hadden, om zeker geldige redenen, dit
arr. verlaten, maar weer anderen hadden, zeker omdat
't hun voordeeliger was of dit beloofde te zijn, zich hier
gevestigd. Den laatsten wenschte hij toe, dat zij zich
ook spoedig hier thuis mochten gevoelen. Aan de beide
wenschen, door enkelen op de laatste vergadering uitge
sproken, n.l. om de vergadering niet meer in September,
maar in Juni, en dan in een van de buitengemeenten te
deen plaats hebben, had het bestuur na ernstig beraad
slechts ten deele kunnen voldoen. Ook was men, hoewei
men gehoopt had, aanbiedingen te veel te krijgen, in
deze verwachting teleurgesteld maar gelukkig hadden
een paar andere heeren, die, ofschoon geen onderwijzers,
toch in zeker opzicht met het vak in verbinding staan,
zich bereid verklaard, iets uit hun schat van kennis ten
beste te geven. En hij twijfelde geen oogenblik, of de
vergadering zou zich daarover zeer tevreden gevoelen.
Na deze openingsrede kregen de dames en heeren, die
zich daartoe bereid hadden verklaard, gelegenheid, om
onder leiding van den heer Brugman te zingen: »Mo-
tette," van J. A. P. Schulz, waarmede zij een luid ap
plaus verwierven, hetwelk gevolgd werd door de lezing
en daarna goedkeuring der notulen van de vorige 17e
vergadering. Nadat mej. I. Vermeer, piano, en mej. H.
C. de Groot met den heer J. R. van Arnhem zeer ver
dienstelijk het gedicht van Frisius »Uw Naam," muziek
van R. Hol, in duo hadden gezongen en den dank der
vergadering ontvangen, verkreeg de heer C. v»n Bnij-
sen, leeraar aan de Cadettenschool, alhier, het woord om
aan te toonen »de waarde van hypothesen op het gebied
der natuurkunde." Op wetenschappelijke, maar tegelijk
zeer bevattelijke wijze kweet spr. zich van die niet ge
makkelijke taak.
Spreker betoogde hoe verschillende hypothesen in
vroeger tijd door groote natuurkundigen gemaakt zóó,
dat ze blijkbaar voldeden aan de vereischten »alle ver
schijnselen moeten er gemakkelp uit te verklaren en niet
één mag er mede in strijd zijn" dientengevolge waren
verheven tot wetten. Maar, nauwkeuriger onderzoek had
later toch afwpingen ontdekt, er waren andere hypo
thesen gemaakt, nieuwe proeven genomen en menige
wet was door een andereveelal betere vervangen. Door
deze onderzoekingen was men tot verschillende ontdek
kingen gekomen b.v. dat ook warmte is een verschp-
sel van behoud van arbeidsvermogen en meer anderen.
Ook waren alle lichamen in de drie agregatietoestanden
gebracht en nu voor eenige weken zelfs 't laatste gas,
waterstof vloeibaar gemaakt. Maar het denkbeeld omtrent
het wezen dier agregratietoestanden had zich ook lang
zamerhand gewpzigd en dit wel tengevolge van de ont
dekking, dat de wet van Boyle: »het volume van een
gas is omgekeerd evenredig met de drukking die 't onder
vindt voor twee verschillende gassen b.v. koolzuur en
lucht niet doorging. Aan Reignaud bleekdat boven
zekere hooge drukking zelfs alle gassen van deze wet van
Boyle afwijken en prof. v. d. Waal heeft met wiskun
dige berekeningen de afwijkingen van deze wet aange
toond. Hypothesen en onderzoekingen hadden verder de
wetten van den Italiaan Avocades en prof. van 't Hof
tengevolgen welke laatste wetten zelfs van toepassing zp
op zuren en vloeistoffen Door deze uitgebreide en voor
natuurkundigen tevens zeer duidelijke beschouwingen, ook
van de gevolgen, welke er voor den wetenschap uit voort
vloeiden, meende spr. te hebben aangetoondhet nut
van hypothesen op het gebied der natuurkunde. Enkele
vragen den spr. nog gedaanwerden met welwillend
heid terstond beantwoord en met recht ontving spr.
dan ook van den voorzitter den dank der vergadering
voor zijne, echt wetenschappelpe en toch zoo duidelpe
verklaring van enkele verschpselen en natuurkundige
wetten.
Tot aller voldoening zeker gaf daarop de heer C.
Kooien het Larghetto" van Mozart, viool-solo en zongen
de dames en heeren het koor, »de Heer is Koning" van
S. de Lange. In het half uur pauze had eene stemming
plaats, waaruit bleek, dat de heeren H. v. d. Berg en
A. P. Zeilmaker met 66 en 39 van de 76 uitgebrachte
stemmen als bestuursleden waren herkozen.
Na de pauze zong de heer J. R. v. Arnhem „Heimwee"
woorden van B. A. M. en muziek van A. P. Z. De voor
zitter vond het jammer, dat de componist door familie
omstandigheden niet tegenwoordig was, anders had deze
zich zeker mede verheugd in het succes door den zanger
met zijne compositie behaald.
Voor nr. 10 van het program »Schoolhygiëne" verkreeg
de Lange, secretaris der Plaatse-
Ipe Commissie van Toezicht op het lager onderwijs alhier,
het woord. Dat dit onderwerp van groot belang is en
ook reeds meer de aandacht trekt, meende spreker te
kunnen bewpen uit het feit, dat dit onderwerp ook
reeds ergens anders door een ander behandeld was.
Men kon de schoolhygiëne gevoegelijk verdoelen in le.
hygiëne der school en 2e. die der scholieren. Over de eerste
die betreftde ruimte, de ventilatie, het invallen van het
licht, de banken enz., zou spr. hoofdzakelp niet handelen.
In dit opzicht waren reeds vroeger hier door eene daartoe
toen bestaande commissie onderzoekingen gedaan, waar
van de uitslag nog te vinden is in een merkwaardig ver
slag van 86. Toen was reeds door dr. Boeke een onder
zoek ingesteld naar de gezichtsscherpte op verschillende
scholen, waaruit bleek, dat 1ji der leerlingen geen nor
maal gezichtsvermogen had. Toen was ook reeds ongunstig
gerapporteerd over de banken, maar 't was spr. nog niet
gebleken, dat dit rapport gunstige gevolgen had. In 't
vorige jaar waren een aantal vragen aan onderwpers
gericht omtrent den toestand hunner leerlingen. Die
vragen waren met de meeste bereidwilligheid beant
woord en -de uitslag was weder treurig. Onder alle
leerlingen b. v. was er slechts één die wel eens zpe
tanden poetste. Baden was een zeldzaamheid en velen
uaBchte gewoonlijk enkel het aangezicht. Men zou,
om een gebruikelpen term te bezigen moeten toe
stemmen, dat hier een nog onontgonnen gebied te vinden
is. Dit te verkennen en zoo mogelp de noodzakelijkheid
der ontginning aan te toonen was t doel van zijne be
spreking.
t Belang dat hier te behartigen valt noemt hij voor
de school niet alleen individueelmaar een waar volks
belang. t Volk moet daardoor gewennen aan zekere
regels noodig voor de gezondheidsleer en daar de school
is het volk der toekomstgeldt het hier z. i. een volks
belang bij uitnemendheid waarbij groote hervormingen
wenschelp en noodig zp.
Dr. Blok verzekertzegt spr. onder anderen, over dit
onderwerp schrijvende: »'t moet onze verbazing wekken,
dat een onderwerp't welk reeds zooveel pennen in be
weging bracht en waarover reeds zooveel hoofden warm
zijn gemaakt, nog zoo weinig de aandacht heeft getrokken."
Spr. meent dat men nog te veel verkleefd is aan 't
denkbeeld de mensch bestaat uit twee deelen geest en
lichaam, en nog steeds meent, beide afzonderlp te kunnen
omwikkelen. De schoolhygiëne nu streeft naar een meer
harmonische ontwikkeling van 't geheel.
Lij de bespreking van enkele nog al eens voorkomende
ziekten op de school, zegt spr., werd nog voor kort ver
ondersteld dat veel stoornis in den gezondheidstoestand
ontstaat door infectieziekten. Dit is nu wel waar, maar
de eigenlpe oorzaak wordt thans meer gezocht in de
toxine dat isde werking niet van den bacil zelf
maar van de giftige stoffendoor hem in 't lichaam
gebracht.
Nu is op 't oogenblik nog een groot struikelblok, ter
voorkoming van uitbreiding, art. 14 van de wet van '72,
waar staatdat bewoners van vaartuigen of gebouwen
geen scholen mogen bezoeken dan na 8 dagen nadat de
ziekte hersteld is. Het nut van langere verwijdering en
tevens van desinfectie is bij herhaling gebleken, o. a. nog
onlangs aan de Cadettenschoolwaar na slechts 2 ge
vallen van dyptheritis, reeds de epidemie gestuit is.
Juist de reconvalescenten, zegt spr., leveren, dit is ge
bleken gevaar op voor de gezonden waar de bacil een
terrein voor zpe kwaadaardige werking vindt.
Bij een bezoek op de school kan men met eenige aan
dacht somtijds vrpeker enkele ziekten of gebreken op
merken. Zoo zitten gewoonlp van de 45 leerlingen
0 met den mond open. Dit is een gevolg van klierachtig
heid of een teeken van reeds merkbare doof heid. Bij
een door den geneeskundige geconstateerd feit van in
fectieziekte moest die leerling verwpderd of ter voor
koming van verdere besmetting de school gesloten worden.
Spr. vindt dat de wetgever dien toestand niet lijdelp
mag aanzienmaar het voorbeeld van andere landen
moest volgen, door het aanstellen van schoolartsen die
de verschijnselen zouden nagaan en over den gezondheids
toestand vooral die der oogenmet behulp van den
onderwper zouden kunnen waken.
Nu beschouwde spr. nog in bponderheden de ziekten,
welke door de Wet als besmettelp worden erkend en
verzekerde dat sommigen een vrij wat kwaadaardiger
karakter hebben, dan men veronderstelt, hetgeen hij be
wees uit de .ster! tec ij fers door elk der ziekten in ver
schillende tpen gemaakt of uit de gevolgen welke som
mige, na zoogenaamd horstel, nog dikwijls na zich slepen.
Men heeft, zegt spr., wel eens o. m. tegen den schoolarts
dit bezwaar geopperd, dat hij toch niet bevoegd zou zp,
•en lichamelp onderzoek te doen een wonderlp begrip
waar men daardoor schpbaar wei bevoegd is een epide
mie te laten ontstaan. In dezen, zegt spr., is het aller-
noodzakelpst doortastende maatregelen te nemen en te
bedenken dat met het oog op den steeds moeilper
strp om 't leven welke de scholieren tegemoet gaan,
men maatregelen dient te nemen om hun weerstands
vermogen te vergrooten. Ook zon hij als hoog noodig
toezicht willen hebben dat de leerlingen niet zonder
voedsel en dus totaal ongeschikt voor onderwp ter
school kwamen, (applaus.) Er dient z.i. gelet te worden
op gebreken die voorkomen of tenminste beperkt kun
nen worden, zooals ruggegraatsverkrommingen gebrek-
kelp spraakvermogen kan en moet afgeleerd worden.
Tusschen elk leeruur zou, omdat goede ventilatie nu eenmaal
onmogelijk schpt, een kleine pauze gehouden en het lokaal
gelucht moeten worden. Schoolwandelingen vindt spr. in
dezen ook zeer nuttig en ze zouden z.i. dienstbaar ge
maakt kunnen worden aan de algemeene ontwikkeling
door het bezoeken van allerlei inrichtingen waarvan hij
er eanige noemt, o. a. een museum, ambachts- en indus
trieschool, een fabriek enz.
Spr. herhaalt nog eens de schoolhygiëne moet streven
naar meer harmonische ontwikkeling van het gebeele
organisme. Nog altp, zegt hij, schat men iemand die
met zp handen arbeidt, lager dan een ander, doch z. i.
is handenarbeid even ontwikkelend als zinsontleding of
het leeren van taalregels, welke men toch niet gebruikt
vooral niet in 't spreken. De taak van den onderwper
zal door een en ander wel niet lichter worden, maar
hoe meer men van de beteekenis daarvan overtuigd raakt,
des te beter zal die arbeid bezoldigd worden.
Deze geheele rede werd op zoo onderhoudende wpe
uitgesproken en was zoo vaak met ironie gekruid, dat
een langdurig en daverend applaus den dank van den
voorzitter bpa onnoodig maakte.
De solo van den heer van Arnhem, »Wilhelmina van
Nassauwe (woorden van J. A. Bakker, muziek van Ph.
Loots) viel zóó in den smaak dat hij van denzelfden dich-