No. 78 Eerste blad. Honderdste jaargang. 1898. ZONDAG 3 J U L I. De twee plichten. Buitenland. ALKMAARSCHE COURANT. Deze Courant wordt B I n s d a g-, Ronde r$d a g- en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 9,89 s franco door het geheele lijk t 1. 3 Nummers f 0,96. Afzonderlijke nummers 3 ets. Prijs der gewone advertentien Per regel f 9,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COSTER ZOON. Telefoonnummer Als deze regelen gelezen zullen worden zal ook de Eerste Kamer reeds haar goedkeuring geschonken hebben aan het wetsontwerp tot afschaffing van de dienstver- vanging. Weldra zal de wet in het Staatsblad verschijnen, en zoo zal het aantal kwestiën waarmee men zich in ons vaderland kan bezig houden althans met één zijn verminderd. Ofschoon erkennende dat er geen bepaald katholieke beginselen of katholieke belangen bij betrokken zijn, ble ven behalve den heer Schaepman alle katholieke afge vaardigden de afschaffing bestrijden inzonderheid als in strijd met de voor den Nederlander zoo hoog gestelde vrijheid. Wij zijn warme voorstanders van de vrij heid maar als in bet algemeen belang aan de burgers een last wordt opgelegden wij zijn daarbij overtuigd dat het om velerlei redenen wenschelijk is dien last te doen rusten op de schouders van alle maatschappelijke klassen wenschelijk dat daarbij niet ontbreken de be middelden en de meer ontwikkelden dan kunnen wij ons met den besten wil der wereld niet warm maken vooreen vrijheid, die de gegoede klasse in staat stelt zich door minder gegoeden te doen vervangen. Voor de vorming van een voldoend kader zonder buitensporige kosten voor den Staat is het noodig, dat ook de meer ontwikkelden als miliciens worden ingelijfd en in geval van oorlog zal de goede geest in het leger er sterk door winnen, zal de een heid de eendracht, het gemeenschapsgevoel bij geheel ons volk er door bevorderd worden, indien de zonen des lands uit alle klassen der ingezetenen, naast elkander in de gele deren staan. Wij hebben hier met heel iets anders te dan met een gewone soort van arbeid, dien de eene bur ger te zijnen behoeve door een ander kan laten uitvoe ren tegen betaling van loon. Wij zijn voorstanders van verdeeling van den arbeid, en achten het inderdaad een groot voordeel, als ieder zooveel mogelijk het beroep kan kiezen waarvoor hij aanleg heeft en lust gevoelt maar als men spreekt van het beroep van soldaat, dat men aan de liefhebbers moet overlaten, en waarvan men ieder moet vrjjstellen die geld genoeg heeft om, indien hij er geen roeping toe gevoelt, zich door een ander te doen vervangen dan merken wij op, dat de tijden voorbij zijn, toen het soldaat-zijn een beroep was. Die toestand heeft bestaan ten tijde van de huurlegers, toen de sol daat in dienst trad van de mogendheid die hem het best betaalde en het best behandelde. Maar die tijden zijn voorbij. De opleiding die thans voor de aanvoering van troepen vereischt wordten de jaarlijksche oefeningen van de miliciens maken het noodig, dat de krijgskunst voor de offieieren, althans voor de meerderheid van het in tijd van oorlog vereischt getal, een bero9p wordtook van het kader kan ten deele hetzelfde worden gezegd maar van de man schappen geldt het niet. Wie bijzonderen lust gevoelt om soldaat te worden zal altijd als vrijwilliger in dienst kunnen tredenmaar voor de overgroote meerderheid is de krijgsdienst een plicht dien zij naast hun ge woon beroep hebben te vervullende plicht om, zoo als de Grondwet het uitdrukt»mede te werken tot handhaving der onafhankelijkheid van het Kijk en tot verdediging van zijn grondgebied", en om zich tijdig te oefenen ten einde tot vervulling van dien plicht in staat te zijn. De vrijheid van de beroepskeuze en de wenschelijkheid der verdeeling van den arbeid worden door de afschaffing dor dienstvervanging niet gedeerd. De tweede plicht, dien de Kegeering naast den per soonlijken dienstplicht tracht in te voeren, de leerplicht levert wat de regeling betreltmeer moeilijkheden op. Over het beginseldat daarbij betrokken iskan de strijd vrij wel als uitgestreden worden beschouwd. Het zal althans moeielijk vallen er nog iets nieuws over te zeggen. Nu ook van katholieke en anti-revolutionaire zijde is erkend dat tot de opvoeding der kinderen ook behoort het onderwijs in die allereerste kundigheden waarvan in den tegenwoordigen tijd het gemis door ieder sterk wordt gevoeld moet de strijd tegen een wetsont werp, waarbij maatregelen genomen worden tegen ouders, die in dit opzicht hun plicht verzuimen alleen loopen over de wijze waarop de Regeering de zaak wil regelen, en over de vraagof wettelijke maatregelenofschoon op zich zelf hier en daar in vroeger of later tijd door de omstandigheden gerechtvaardigd, tegenwoordig in ons land nog wel noodig zijn. Wat het laatste betreft, te bewijzen, dat iets volstrekt noodzakeljjk is, moet in vele gevallen tot de onmogelijk heden gerekend worden. Er zullen altijd menschen zijn die beweren, dat het kwaad nog zoo heel erg niet is, en de zaak allengs van zelf wel te recht zal komen. Zoo werd beweerd, dat de Kegeering het bewijs niet heeft geleverd, dat de afschaffing der plaatsvervanging vol strekt noodzakelijk is; en hetzelfde wordt gezegd ten aanzien van leerplicht. Toch is nog het aantal kin deren, die in 't geheel geen gewoon lager onderwijs ont vangen, zonder dat er aannemelijke redenen zijn die dit verhinderen, niet zoo heel gering, en kan althans niet worden ontkend, dat het ongeregeld schoolbezoek zóó groot is, dat niet alleen voor zeer vele kinderen van het onderwijs bitter weinig te recht komt, maar ook het onderwijs van de trouw schoolgaande kinderen er aan merkelijk onder lijdt. De middelen die tot nog toe worden aangewend om het schoolbezoek te bevorderen, zijn on toereikend gebleken en waar de zaken zoo staan, mag men veilig aannemen dat voor den Staat het oogenblik gekomen is om andere middelen in het werk te stellen. Er is beweerd, dat de Staat eerst het recht zou hebben tusschen beide te komen, indien blijkt dat het onderwijs geheel verwaarloosd is. Wij begrijpen niet waarom. Als de ouders inderdaad verplicht zijn hun kinderen gebruik te doen maken van de gelegenheid die er voor hen bestaat om het noodige onderwijs te ontvangen, zonder dat daar tegen eenig gemoedsbezwaar in den weg staat, en de Staat bevoegd is daarvoor te waken, dan begrijpen wij niet, dat de Staat met zijn tusschenkomst zou moeten wachten totdat het te iaat is, totdat de geschikte jaren voor school- of huisonderwijs voorbij zijn en de jongens een ambacht, de meisjes het huishouden of andere voor haar geschikte werkzaamheden moeten leeren. Eén van beide de Staat heeft het recht om in h*t belang der kinderen te waken voor hun onderwijs, of hij heeft het niet. Maar indien hij dit recht heeft, dan heeft hij ook het recht voor het belang der kinderen op te komen als het nog tijd is. Ja, wij zouden zeggen hij heeft het recht n i e t dit te doen als het te laat is, omdat zijn tusschenkomst dan vruch teloos zou zijn. Evenmin kan het aan de ouders worden overgelaten, uit te maken welke vakken van onderwijs voor hun kin deren noodig zijn, en welke niet. Iedereen begrijpt, dat als men dien weg opging, de zaak op niets zou uitloopen. Als de een zou mogen zeggen ik vind goed, dat mijn kind alleen lezen, schrijven en rekenen leert, zou een ander met hetzelfde recht kunnen zeggenen ik vind dat lezen en schrijven voor mijn kind voldoende isen een derdeik wil net niets anders laten leeren dan lezen. Daar komt nog bij, dat op die wijze het schoolonderwijs onmogelijk zou worden. In de school moet een algemeene regel zijn. Men kan niet voor ieder kind een afzonderlijk leerplan volgen. De wetgever moet bepalen, welke vakken op de volksschool onderwezen moeten worden. Bestaat er reden om een vak te laten vervallen of om er een ander voor in de plaats te stellen, dan moet dat gebeu ren maar dan ook voor al 1 e kinderen. Ieder kind afzon derlijk te bedienen volgens de begeerte dor ouders is nu eenmaal in de school niet mogelijk. In een rapport over het regeeringsvoorstel tot invoe ring van leerplicht, door de Vereeniging voor Ohristelijk- Nationaal onderwijs uitgegeven onder den titel van »Leerdwang wordt in 't bijzonder als bezwaar tegen het wetsontwerp aangevoerd, dat het te veel in bijzon derheden treedt door den leeftijd voor te schrijven waarop de kinderen het onderwijs moeten ontvangen, en te bepa len waarin dat onderwijs moet bestaan. Uit het boven staande blijkt reeds, dat wij dit verwijt ongegrond ach ten. Het is nu eenmaal onmogelijk een en ander aan de ouders over te laten maar daarenboven is het gelukkig zoo goed als zekerdat de ouders zeiven de gewone schooljaren voor hun kinderen het meest geschikt achten. Alleen zal het wenschelijk zijn een jaar speling te geven, en de schooljaren naar verkiezing te bepalen van het zesde tot bet twaallde, of van het zevende tot het dertiende jaar. Dat is de vastesinds jaren bestaande gewoonte. Later wenscht niemand met het onderwijs voor zijn kinderen te beginnen, tenzij zwakheid van lichaam of verstandelijke ver mogens dit wenschelijk makenen in die gevallen geeft het wetsontwerp vrijstelling. Evenmin als tegen de vaststelling der schooljarenbehoudens een jaar spe ling, doen de ouders Dezwaren hooren tegen de vakken van het gewone lager onderwijs, zooals die in de wet zijn bepaald. Er zijn er natuurlijk wel die meenen, dat hun kinderen het met een paar vakken minder evengoed zouden kunnen doen, of gaarne een of ander vak in het leerplan der school zagen opgenomen, dat er niet in voorkomt, maar daarom hebben zij nog geen bezwaar tegen het schoolonderwijs, zooals het thans is geregeld. Zij zijn te verstandig om niet te begrijpen, dat voor de school een algemeene regel moet bestaan, en dat het on mogelijk is voor ieder kind een afzonderlijken maaltijd te bereiden. De in dat rapport ontwikkelde bezwaren kunnen het regeeringsontwerp inderdaad weinig deren, vooral ook omdat het niet aangeeft, hoe de regeling an ders zou kunnen zijn. Wel wordt het meer en meer raadzaam geoordeeld, voorloopig althans af te zien van het plan om den school tijd te bepalen op zeven jaren, zij het dan ook dat die bepaling eerst drie jaren na de invoering der wet in werking zou treden. Met zes jaren zal men bij een be hoorlijke regeling van herhalingsonderwijs en vakon derwijs tevreden moeten zijn. Evenzoo zai de rechter in geen geval verplicht moeten zijn aan ouders of voogden eenige straf op te leggen, zoo hij zelf niet overtuigd is, dat hun kind of pupil zonder geldige reden de school heeft verzuimd. SPANfJE. Melden de Amerikaansche berichten, dat de positie der Spanjaarden te Santiago zeer benard is en de stad na een korten tegenstand zal moeten vallen, de Spaansche berichten weten natuurlijk heel wat an ders te vertellen. »Onwaar is het, dat de Amerikanen Sevilla hebben genomen onwaar dat zij zoo dicht bij Santiago staan. De Spanjaarden hebben nog steeds de hoogten om Se villa bezet, en zullen daar krachtig tegenstand bieden. Versterkingen zullon weldra in Santiago aankomen. De Amerikanen overal teruggeslagen, hebben hun kamp opgeslagen aan het strand, onder bescherming hunner schepen. Meer dan 500 man liggen ziek aan de gele koorts. Admiraal Cervera heeft eenig zwaar geschut ontscheept, dat in de Spaansche versterkingen is opge- Bovendien zou, volgens een telegram van den Spaan- schen consul te Kingston (Jamaica), de Amerikaansche kruiser Brooklyn door een granaat getroffen en daarop gezonken zijn. Admiraal Schley en 24man werden gedood. Eveneens wordt gemeld, dat een uitgebreid mijnstelsel m gereedheid is gebracht, waardoor het halve Ameri- binnentroktger lnCht Zal vliegen' ala het Santiago En ten slotte nog een gunstige tijding De Spaansche transatlantische stoomer Antonio Lopez," die in het ge heim van het schiereiland was vertrokken met een be- langrjjke lading wapenen, ammunitie en levensmiddelen aan boord, bevond zich dicht bij de haven van San Juan de ioitorico, toen hij door twee Amerikaansche kruisers werd opgemerkt. De Lopez" veranderde van koers om hun te ontkomen, en slaagde daarin door bij Salinos op het strand te loopen. De kracht, waarmede het vaar tuig op de kust liep, was zoo groot, dat de stoomketels sprongen.^ De Spaansche oorlogsschepen »Concha" en Isabella, die de »Lopez" in gevaar zagen, kwamen uit de haven om het gevecht aan te binden, maar de Ame rikaansche schepen verwijderden zich. De Lopez" kon zijn laumg bergen. 1 KKKKNI«H|.) M ATIvV Het Amerikaansche leger rukt m drie colonnes tegen Santiago de Cuba op Een dezer colonnes is bij Altares op de Spaansche troe pen gestooten de tweede raakte met de Spanjaarden slaags m de nabijheid van Firmeza, de derde rukt voort over Juragua. De drie colonnes hebben eerst Sevilla, daarna Santiago tot operatie-object. Het plan van generaal Shafter is Sevilla en de hoogten om die plaats, benevens de Gran Fena te bezetten, om van daaruit de vlakte te knnnen beheerschen waarin Santiago gelegen is. Sevilla is een kleine plaats, gelegen aan den voet der hoogten, die zich ten oosten van de baai van Santiago uitstrekken. De afstand van Sevilla tot Santiago is ongeveer 16 kilometer in het, terrein tusschen deze beide plaatsen zal de groote slag moeten geleverd worden. Onderschepte telegrammen van Cervera toonen, dat de voorraad levensmiddelen en ammunitie in Santiago zeer gering is en dat men vreest weldra geheel van "ammu nitie verstoken te zullen zijn. Keeds dagen lang is de Amerikaansche vloot niet in staat geweest het vuur der batterijen aan den ingang der haven uit te lokken hoe wel zij er zich dicht genoeg bij waagde. Uit Washington wordt aan de »Daily Telegraph" ge meld, dat van 30 Juni de Amerikaansche consul te Port- seinde Terwijl de Spanjaarden vergunning vroegen om te Port-Said kolen te koopen, kocht ik kalm den geheelen voorraad steenkool, 20,000 tons, op. De standard" verneemt uit Washington dat do Spaan sche generaal Pando per spoor te San Luiz, op 24 mijlen afstand van Santiago, is aangekomen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1898 | | pagina 1