No. 81 Eerste blad. Honderdste jaargang. 1898. ZONDAG 10 J U LI. Voorbereidend militair onderricht. S C HUTTERIJ. Gemeenteraad van Alkmaar. PARIJSCHE BRIEVEN Buitenlan d. UkHVUIM IIi; COlIBAiVT. Deze Courant wordt Dlnsda g-, Donderdag en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80 franco door het geheele rijk t 1. 8 Nummers f 0,D6. Afzonderlijke nummers 3 ets. Prijs der gewone advertentien Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COSTER ZOON. Telefoonnummer3. Be aanmelding voor bovengenoemd onder richt, kan geschieden ter gemeente-secretarie op alle werkdagen tot 1 Augustus a.s. van des voormiddags 9 tot des namiddags 3 ure. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Alkmaar brengen ter kennis van belanghebbenden, dat de com missie voor de schutter ij, bedoeld bij art. 15 der wet, op Bonder dag 31 Juli a.s., s namiddags te 1 ure precies ten raadhuize dezer gemeente zitting zal houden tot het beoordeelen der lichaamsgebreken en verdere bezwaarschriften tegen den dienst bij de schutterij, met inbegrip der krachtens art. 9 der wat ingeschrevenen, onder opmerking, dat alleen bij persoonlijke opkomst vrij stelling van den dienst kan verleend worden, terwijl, wanneer vrijstelling wegens broederdienst verlangd wordt, bovendien schriftelijke bewijzenvóór dien tijd ter gemeente-secretarie aan te vragen, gevorderd worden. Dienstdoende schutters kunnen hunne bezwaren tevens op die zitting doen onderzoeken. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, A. MACLAINE PONT, Voorzitter. 7 Juli 1898. C. D. DONATH, Secretaris. Heeren leden van den Gemeenteraad worden opgeroe pen tot bijwoning der vergadering op Woensdag, 13 Juli 1898des namiddags te 123/4 uurten einde te beraadslagen en te besluiten omtrent de hier onder vermelde punten. De Burgemeester, A. MACLAINE PONT. 1. Lezing en vaststelling der notulen van de vorige vergadering. Mededeelingen. Ingekomen stukken. 2. oorstel van B. en W. naar aanleiding van inge komen adressen om verplaatsing van de eierenmarkt. (Bijlage No. 67). (B. en W. hebben overwogen of het pand van de Waag en het plein aan de zuidzijde daarvan als eierenmarkt zou kunnen worden aangewezen. De overwegingen hebben echter niet geleid tot eene wijziging van hun voorstel.) 3. Voorstel van den beer H. J. Vonk om bet dagelijksch bestuur uit te noodigen eene wijziging van het Reglement van orde voor de vergaderingen van den Raad te willen voordragen. (Bijlage No. 71.) 4. Voorstellen van B. en W. en van den heer Van den Bosch, in zake bet verbeteren van den toestand bij de buisjes op het plein bij de Groote Kerk. (Bijlagen Nrs. 72 en 83). J 5. Voorstel van B. en W. in zake het verleen en van concessie tot aanleg en exploitatie van een stoomtram Egmond aan Zee—Egmond aan den Hoef—Alkmaar Koedijk—Bergen. (Bijlage No. 73). 6- Idem, naar aanleiding van een verzoek om finan- cieelen steun bij het aanleggen en exploiteeren van een stoomtram AlkmaarBehagen. (Bijlagen Nrs. 61 en 74). 7. Idem, tot bet aankoopen van de sloot achter de Cadettenschool en van twee andere slooten. (Bijlage No. 75). 8. Idem, in zake het maken van een scheidingswand in eene der lokalen van de openbare 1ste Tussebenschool (Bijlage No. 76). 9. Idem, tot bet verleenen van een crediet wegens maatregelen in verband staande met de heffing "van straatbelasting. (Bijlage No. 77). 10. Idem, in zake bet verbeteren van de boorden van het Noordhollandsch kanaal, van de Nieuwesloot tot de gasfabriek. (Bijlage No. 78). 11. Idem, naar aanleiding van een adres van de bouw maatschappij «Rijnecom", om wijziging der voorwaarden, gesteld bij het overnemen van straten en riolen (Bii- lage No. 79). v J 12. Benoeming van eene onderwijzeres aan de 1ste openbare Tussebenschool. (Bijlage No. 80). 13. Benoeming van eene onderwijzeres aan de 1ste openbare school voor onvermogenden. (Bijlage No. 84). 14. Voorstel van de commissie voor de belastingzaken enz. tot vaststelling der rekening van het Mannen- en Vrouwengasthuis over 1897. (Bijlage No. 81). 15. Idem, idem tot vaststelling der begrootinc voor de gemeente-gasfabriek voor 1899. (Bijlage No. 82). 16. Voorstel van B. en W. tot oninbaarverklaring en verhaalbaarstelling van hoofdelijken omslag over de iaren 1895, 1896 en 1897. (Bijlage No. 85). 17. Behandeling van reclames tegen aanslagen in den hoofdelijken omslag, dienst 1898. XIX. Parijs, 6/7 Juli 1898. 6 Juli. Hoe zal men later de geschiedenis schrijven van bet leven te Parijs in het jaar 1898 Welke zekere en vertrouwbare bronnen zal men daarvoor vinden De dagbladen en tijdschriftenmaar welke Zij spreken elkander tegen en liegen op allertreurigste wijze. Bijna alle feiten, zooals die hier dagelijks voorkomen worden door de couranten op verschillende manieren verteld, onlangs heette het dat de geheele amerikaansche vloot was vernietigdhedenavond vertelt een «canard", dat een groot fransch schip door de Amerikanen werd ondergedompeld. Waarom dat blad er de Amerikanen bjjhaalt weten wij niet, wij onderzoeken de zaak dade lijk aan het kantoor van de Compagnie Transatlantique in de rue Auber, doch daar liet meu niet anders weten alsdat de groote stoomboot «La Bourgogne", komende van New-York, was aangevaren door een engelscb schip Meerders inlichtingen gaf men ons nietdoch een half uur later verteld een ander avondblad dat de boot was gezonken dat er ongeveer 550 passagiers en 100 man équipage aan boord waren en men geloofde dat vierbon derd menschen zijn omgekomen. Wij hopen morgenoch tend te vernemen dat het ongeluk niet zóó groot was want zulk eene ramp zou vreeselijk zijn. Zijn de couranten bet niet eens waar het vele feiten geldtzoodra politieke hartstochten in het spel zijn, dan wordt er roijaal op los gelogen. Dit bleek nit het inci dent Esterhazy-Piquart. De gewezen luitenant-kolonel Piquartdie openlijk Esterhazy verdacht het verraad gepleegd te hebben waarvoor kapitein Dreyfus werd veroordeeld weigerde tot nog toe zich in een duel te meten tegen den commandant. De graaf Esterhazy was daarover des te meer boos, daar do heer Piquart wel had geduelleerd tegen den kolonel Henry, en daarom ver klaarde Esterhazy dat hij Piquart zou afranselen. Die gelegenheid heeft zich voorgedaan, stokslagen zijn geval len, maar wie de mooie rol beeft gehad, is moeilijk te weten. De bladen die tegen Dreyfns zijn, vertellen ons dat de heer Piquart zich zoo maar liet afkloppen, doch de couranten die iederen dag van den commandant Ester hazy spreken als van den Ulaan beweren dat de heer Piquart zich kalm met zijn rotting verdedigde, en zijn tegenstander den hoed van het hoold sloeg. Wie moeten wij nu gelooven 't Intusschen heeft Mevrouw Dreyfus een brief gericht tot den minister van justitie waariu zij aandringt op herzie ning van het proces, waardoor haar echtgenoot veroordeeld werd. Morgen komt de Dreyfus-zaak opnieuw in de Tweede Kamer, de ministers worden dan geïnterpelleerd door de nationalisten, die weten willen hoe het nieuwe ministerie Brisson in deze zaak zal handelen. Of wij na eindelijk wijzer suilen worden Verder hadden wij heden voor de correetioneele rechtbank de vervolgingingesteld door de drie experts in geschriften die boos zijn omdat Zola van hen schreef dat zij valsche rapporten hadden opge maakt^ in het proces tegen commandant Esterhazy ,"of dat zij anders in ieder geval ziende blind moesten zijn. De drie tmeren vragen ieder 100 duizend franken schade vergoeding. Op 18 Juli krijgen wij nogmaals het Zola- proc.es voor het Hof van Assises te Versaillesdaarna voor de strafrechtbank de vervolging door den grooten schrijver gevraagd tegen de Kleine Courantin welk blad de heer Judec den overleden vader van Zola grof taleedigde. Men ziet dus dat de zaak Drevfus en alles wat daaruit voortvloeit vooreerst nog niet van de baan is. 7 Juli. Donderdagmorgen. Helaas de treurige tijding wordt bevestigd, de Bourgogne is vergaan, en tnsschen de vijf- en zeshonderd personen vonden een dood in de golven. Honderden menschen begaven zich gisterenavond naar de kantoren van de Compagnie Transatlantique in de rue Auber, onder anderen de gewezen afgevaardigde h rangois Deiancie, broeder van den kapitein van de Bour gogne. De aanvaring geschiedde bij zwaren mist in den vroegen morgen van 4 Juli, twee dagen nadat de stoom boot New-York had veriaten; de kapitein van het en- gelsche zeilschip Cromarty-Shir verklaart, dat hij geregeld elke minuut sterk liet fluiten, toen men plotseling "het gefluit vernam van een stoomboot, en opeens van uit de mist een groot vaartuig zag opdagen, waarmede deCro- marty-shir in botsing kwam. Toen de mist een half uur later een weinig was opgetrokken, bemerkten de Engel- schen twee sloepen onder fransche vlag en later nog verscheidene vlotten, zoodat meer dan tweehonderd men schen gered werden. Doch daar er achthonderd aan boord van de Bourgogne waren, zoo is het verlies aan menscbenlevens buitengewoon groot. Het schijnt, dat slechts ééne enkele dame gered werd, maar dat alle eerste en bijna alle tweede klasse passagiers, en alle of ficieren, waaronder de kapitein Delancle, hun graf in zee vonden. De employe's van het kantoor in de rue Auber deden gisterenavond alles wat zij konden om den angstigen familieleden hier moed in te spreken, en te troosten met de weinig zekere gissing, dat misschien nog vele menschen door andere booten opgenomen werden. Het is een vree selijk ongeluk, en eerst later zullen wij met juistheid vernemen, waaraan dit moet worden geweten. De Bour gogne was een groote Transatlantique van 7395 ton, en mat 150 m. lengte bij 15]/2 m. breedte. De gezag voerder, commandant Delancle, stond bekend als een der beste scheepskapiteins, en ging in 1894 uit den mili tairen zeedienst over bij de Compagnie Transatlantique, hij was 3teeds zeer voorzichtig, dus begrijpt men vol strekt niet, dat zijn vaartuig bij zwaren mist zoo snel voer, als de kapitein van de Cromarty-Shir beweert. Deze treurige gebeurtenis dringt hier plotseling alle an dere feiten op den achtergrond, men spreekt hedenmorgen over niets anders, de meeste passagiers, welke omkwamen, zoowel Franschen als Amerikanen, hebben hier bloedver wanten of vrienden. Wij bewaren dus onze andere aan- teekeningen voor een volgend maal. J. M. T. liUITSCHAAISTD. Volgens de «Leipziger Neneste Nachr. is in den toestand van prins Bismarck in de laatste dagen een kleine verbetering gekomen. Men hoopt dat deze zal stand houden en als het weder wat warmer wordt, zal leiden tot volledig herstel van den hoogbe jaarden staatsman. De militaire overheid beraamt een hervorming of liever een uitbreiding van de onbereden artillerie. De be staande regimenten onbereden artillerie tellen slechts twee bataljons van vier compagnieën elk. Zij zullen hervormd worden tot drie bataljons, waarvoor nog 52 of 60 com pagnieën noodig zullen zijn. De nieuw op te richten com pagnieën zullen een keur krijgen van manschappen en officieren van de reeds bestaande, maar natuurlijk zal om tot de gewone sterkte te komen, een niet onbelang rijke verhooging van het gerecruteerde contingent noodig zijn. FftAHHRlJIi, Den 7 hield de afgevaardigde Cas- telin zijne, reeds in een vorig nummer, aangekondigde interpellatie over de zaak Dreyfus. Hij zeide te handelen zonder politieke veroordeelen, in het belang van het vader land. Hij betreurdedat er geen maatregelen genomen zijn tegen het optreden van de vrienden van Dreyfus de leden van het syndicaat vallen onder het bereik der wet voor hun agitatie, daar zij den binnenlaudschen vrede hebben aangerand. Hij eischte dat men aan deze cam pagne een eind make zijn de wetten daartoe niet bij machte, dan zal de Kamer nieuwe aannemen. De minister van oorlog, de heer Cavaignac, antwoordde dat hij weigert den eerbied voor het leger te verzekeren door maatregelen van onderdrukking. De regeering eer biedigt de suprematie van het civiele gezag. Hij zeide verder de volkomen zekerheid te hebben van -de schnld van Dreyfns (toejuichingen). Die overtuiging is gegrond op do stukken van den informatiedienst die geen twijfel laten. De minister las verschillende stukken voor, en zeide dat de schuld ia bewezen door stukken, die meer dan twee jaar na^ het wijzen van het vonnis bekend geworden zijn. Bij de feiten, die ik heb medegedeeld, verklaarde de mi nister, zijn geen vreemde mogendheden betrokken. Voorts deelde de minister mede dat hij handelend zal optreden. De leden van den krijgsraad zijn eerlijke lieden die recht hebben gesproken volgens plicht en geweten. Hun vonnis begroet hij met eerbied. Niets heeft de ge wijsde zaak aangetast. Twee officieren hebben van Dreyfns een bekentenis ontvangen. Hij las een brief voor van ge neraal House, die schrijft dat Dreyfns bekend heeft. Ma joor Attelles en kapitein Lebrun-Renault zeggen even eens van Dreyfns een bekentenis ontvangen te hebben. De minister eindigde met de verklaring, dat de regee- rmg de rechterlijke uitspraken zal weten te eerbiedigen. De Kamer keurde met algemeene stemmen, op twee na, de verklaringen van den minister goed. Zijn redevoe ring zal worden aangeplakt. Ware men niet reeds gedurende meer dan een half jaar gewend aan de averechtsche rechtsleer en rechtsple ging waartoe de regeering hare toevlucht neemt, zoodra de Dreyfus-zaak ter sprake komt, - had men niet reeds sedert maanden gezien, aan welke rechtsverdraaierij de Iransche overheid, - deels uit vrees voor de uniform deels uit godsdiensthaatzich schuldig maakt om wit zwart te kunnen blijven noemen, dan zou men zich laten verlokken de rede des minister uit te pluizen en in den breede te weerleggen. De zaak is echter reeds zoo herhaaldelijk van alle zijden bezien, dat wij meenen te kunnen volstaan, met op de volgende punten te wijzen. Uit dm ministers mededeeling blijkt, dat de bewiizen van Dreyfns schnld geput worden uit stukken, dië m e e r dan 2 jaar na het vonnis bekend zijn ge- worden, derhalve (gelijk steeds door de tegenpartij beweerd werd) stukken, waarop ee beschuldigde niet gehoord is. Zij zijn althans zeker twee er van, later voor den dag gehaaid, bijeengezocht uit meer dan 1000 brievendie berusten bij den informatiedienst en die j ij. zeide het zelf! «gedeeltelijk ware, gedeeltelijk gefingeerde handteekeningen vertoonen." Der gelijke brieven, zoo verklaart de minister «kunnen iemand die te goeder trouw is, niet langer in twijfel laten". Dat de verklaringen van Gonse, Lebrun-Renault e. a. als zoude Dreyfns bekend hebben, herhaaldelijk beslist zijn tegengesproken (o.a. door Forzinetti en Janrès), daar over willen wij zwijgen, daar het »ja" van den een, het «neen van den ander neutraliseert, maar onbeantwoord blijven de vragen als die bekentenis afgelegd is, waar om werd aan Picquart een onderzoek in de zaak 'gelast wat beteekenden dan de bekende briefjes van Gonse en Loisdeffre aan Ricquart en eindeljjk waarom werd, in Pr°ces-Zola, den umud gesnoerd van ieder die Dr'ey- ,us door 't meedeelen van zijn bekentenis ten duidelijkste kou aantoonen en weigerde de regeering Liü Drnn-Renault als getuige te doen hooren

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1898 | | pagina 1