No. 90. Eerste blad. onderdste jaargang. 1898. ZONDAG 31 J U LI. Naar aanleiding van het Voorloopig Verslag. Buitenland. ALKMAARSCHE COERAAT. Deze Courant wordt Blnsi» g-, Donderdag en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80 franco door het geheele rijk 1 1. 3 Nummers f O,©6. Afzonderlijke nummers 3 ets. Prijs der gewone ad verteritten Per regel f ©,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COSTER ZOON. Telefoonnummer3. De verschijning van het Voorloopig Verslag van het afdeelingsonderzoek der Tweede Kamer betreffende het wetsontwerp tot invoering van leerplicht brengt dit belangrijk onderwerp opnieuw onder de aandacht van het Nederlandsche volk. Men zal er uit ontwaren dat geen eDkel der bekende bezwaren woordvoerders miste om het onder de oogen der Regeering te brengen, en behoudens zeldzame uitzonderingen evenmin bestrijders, die er de nietigheid van trachtten in het licht te stellen. Die zeldzame uitzonderingen betroffen ten zeerste de bepaling dat ten minste twee malen 'sjaars op verschil lende tijdstippen, met een tusschenruimte van ten hoogste acht en ten minste vier maanden, aan alle lagere scholen gelegenheid zal moeten bestaan voor de toelating van leerlingen. Tegenwoordig geschiedt dit op vele scholen slechts eens in het jaarde geheele indeeling der leer lingen in klassen is daarop berekend, en een verandering in den geest van het wetsvoorstel zou een veel grooter uitbreiding van het onderwijzend personeel noodzakelijk maken dan de geringe voordeelen van dien maatregel kunnen rechtvaardigen. De tweede bepaling die algemeen werd afgekeurd is deze dat de leerplicht voor elk kind zal eindigen op het tijdstip waarop het den leeftijd van dertien aanvankelijk van twaalf jaren zal hebben bereikt, zoodat gedurende een geheel jaar op verschillende dagen een aantal kinderen de school zullen kunnen ver laten midden in het schooljaar, midden in den loop van het onderwijs, zooals het voor elk jaar of voor elke klasse is geregeld. Men begreep algemeen, dat, indien slechts eenmaal sjaars op hetzelfde tijdstip nieuwe leerlingen werden toegelaten, de leerplicht ook voor alle kinderen van dat jaar op hetzelfde oogenblik zou moeten eindigen, dat is na het einde van het zevende, aanvankelijk van het zesde, schooljaar. Het zal de Regeering niet moeilijk vallen aan deze wenschen, die geen bestrijding vonden, te gemoet te komen. Evenmin zal haar de weerlegging moeilijk vallen van de bedenkingen, die geopperd werden tegen de be voegdheid van den Staat om van de ouders de vervulling te eischen van de verplichting om hunne kinderen onder wijs te doen ontvangen. De gronden die daarvoor en daartegen worden aangevoerd, zijn bekenden waar nu de tegenstanders, zooals in het Voorloopig Verslag ge schiedt, niet meer volhouden dat de staat tot volstrekte onthouding verplicht is, daar kan de strijd alleen loopen over de wijze waarop hij zich doet gelden, over de vraag hoe ver hij kan gaan, en over de doelmatigheid en uit voerbaarheid van de voorgestelde regeling. Wij zouden zeggen, dat de Staat aithans kan eischen wat reeds thans door de gewoonte geijkt iseen getrouw schoolbezoek ongeveer van het zesde tot het twaalfde jaar, om onder wijs te ontvangen in de vakken waarin reeds sinds jaren op alle openbare en op de meeste bijzondere seholen onder wijs wordt gegeven, of anders, voorzoover de kinderen niet wegens gemoedsbezwaren van de ouders of om andere redenen zijn vrijgesteldhuis-onderwijs van ge lijken omvang. Sedert vele jaren bestaat hier te lande een schooltijd van zes jaren. Wij kunnen ons geen ernstige klachten herinneren dat die tijd te lang zou wezen of dat hij vroeger dan met het twaalfde levensjaar zou moeten eindigen. Evenmin dat die tijd te kort zou zijn voor het onderwijs dat in de school gegeven wordt. In die zes jaren kan met voldoend onderwijzend personeel en bij getrouw schoolbezoek, voldoend lager onderwijs wor den gegeven niet alleen in lezen schrijven en rekenen wat natuurlijk hoofdzaak moet blijven maar ook in de beginselen van onze taal en onze geschiedenisvan de aardrijkskunde en de kennis der natuur in het zingen en in de eerste oefeningen van het handteekenen. Wij gaan nu dit onderwijs tot een plicht stellen; en waarom zou het nu korter moeten duren dan reeds zoo lang in ons land de algemeene gewoonte is Waarom zou men er bij deze gelegenheid misschien een paar vakken moe ten afnemenwaartegen tot nog toe nooit ernstige bezwaren zijn gemaakt Wil men trachten ons lager onderwijs wat practischer te maken en er daarom nog een paar vakken bijvoegen ook al zouden een paar andere vakken, om dat doel te bereiken, moeten worden ingekrompenwij zullen dergelijke pogingen gaarne ondersteunen maar zulk een plan kan zeker geen be letsel zijn om alvast een verplichten sehooltijd van zes jaren in te voeren. Die zes jaren zullen in elk geval niet te veel zijn niet te veel voor het lager onderwijs zooals het thans is, en stellig niet te veel voor het lager onderwijs zooals het later misschien zal worden. Integendeel, roept men van een anderen kant, zes jaren zijn te weinigmen moet beginnen, zooals de Regeering voorstelt, met een leerplicht in te voeren, wel gedurende de eerste drie jaren van zes, maar daarna van zeven jaren, om later tot acht jaren te kunnen komen.Nu erkennen wij gaarne, dat een schooltijd van zeven of acht jaren ons niet te lang schijnt; maar voordat die ingevoerd werd, zouden wij het toch raadzaam achten het zooge naamde herhaling- of voortgezet onderwijs, dat onze wet nog maar alleen bij naam kent te regelen, en zooveel mo gelijk in verband te brengen, met het ambaehtsonderwijs waarop steeds sterker wordt aangedrongen en waaraan wij pas zijn begonnen. De leerstof van onze lagere school onze schoolgebouwen en het aantal onzer onderwijzers zijn thans berekend op een schooltijd van zes jarenen al blijven wij vooreerst bij die zes jaren, dan zullen er toch stellig nog een paar jaren verloopen, voor wij een vol doend aantal onderwijzers en plaats in de scholen heb ben voor alle kinderen, die wij bij invoering van leer plicht mogen verwachten. Door warme voorstanders van leerplicht wordt daarom aanbevolen ons voorloopig te bepalen tot een schooltijd van zes jaren, en inmiddels zoo spoedig mogelijk te regelen wat zoo dringend rege ling behoeftherhalings- en voortgezet onderwijs in ver band met het ambachts-onderwijs en onze arbeidswet. Daarna zouden wij verder kunnen gaan. Die raad schijnt meer en meer ingang te vinden. Maar kunnen wij alvast in de wet op den leerplicht geen verplicht gebruik van het herhalings-onderwijs voor schrijven? Volgens het voorloopig verslag zouden som mige leden dat hoogst wenschelijk achten. Wij zouden echter willen vragen, wat dit zou baten, zoolang geen enkele gemeente verplicht is voor herhalings-onderwijs te zorgen, en niet bepaald is wat dat herhalings-onderwijs moet omvatten. En dan spreken wij alleen nog maar van de openbare scholenmaar hoe zou hot mogelijk zijn, nu reeds in deze wet verplicht gebruik van herha lings-onderwijs voor te schrijven voor de kinderen die bijzondere scholen bezoeken, terwijl onze wet in hare bepalingen omtrent het bijzonder onderwijs over het her halings-onderwijs zwijgt Een ander denkbeeld is, in de wet op den leerplicht een aantal overgangs-bepalingen te maken, waardoor de leer plicht, aanvankelijk te stellen op zes jaren, trapsgewijze zou worden uitgebreid met heele, halve of kwart-jaren, zoodat hij allengs zeven en daarna, zoo noodig, acht jaren zou duren. Als het doenlijk was zou zoodanige regeling waarbij alles aanstonds werd vastgesteld en men terstond zou weten waarop men zich had voor te bereiden aanbe veling verdienen. Maar wij vreezendat het niet doenlijk zal blijken. Er is nog te veel te regelen en over herhalings- en ambaehtsonderwijs hebben de denk beelden nog geen voldoende vastheid gekregen. Een regeling op dien voet, om allengs in werking te treden, over tweevierzesacht jaren misschien zou al bitter weinig waarde hebben. Zij zou ons doen zien hoe de tegenwoordige wetgever zich voorstelt dat de geheele zaak geregeld zou kunnen worden. Maar bij eiken termijn zou moeten blijken in hoeverre men gereed was bij de voorbereiding en het naderedieper ingrij pende onderzoek zou kunnen blijken dat de regeling die men zich enkele jaren geleden had voorgesteld, toch niet de beste wasen men zou zich te recht niet ge bonden achten aan de zienswijze of liever aan de plannen van zijn voorganger, die zich met ontoereikende gegevens had moeten tevreden stellen. Ieder belangstellende zal de nadere inlichtingen en overwegingen der Regeering, naar aanleiding van de gewichtige bedenkingen omtrent dit punt met verlangen tegemoet zien; maar voorzoover wij thans de zaak kunnen beoordeelen gelooven wij dat wij ons voor het tegen woordige tot een verplichten leertijd van zes jaren zullen moeten bepalen en verstandig zullen handelen met aan de inzichten, die wij over twee, drie of vier jaren zullen hebbensteunende op nader onderzoek en verkregen ervaringover te laten hoe wij verder zullen gaan. Te voldoen aan den wensch om ten aanzien van het begin van den zes-of zevenjarigen verplichten leertijd, met het 6e, 7e of 8e jaar, meer vrijheid te laten aan de ouders, zal de Regeering niet zwaar vallen. Moeilijker zal het zijn, een regeling te ontwerpen van het toezicht op de naleving der wettelijke voorschriften, die beter voldoet dan de thans voorgestelde, waaromtrent het voor loopig verslag ten aanzien van de veel omvattende taak aan de arrondissements-school-opzieners opgedragen, uit drukkelijk verklaart: Vrij algemeen was men het daar over eens, dat behoorlijke vervulling van die taak onmoge lijk zou zijn, zelfs al werd het aantal schoolopzieners verdriedubbeld.'' Menige bepaling zal moeten worden gewijzigd, eer de Staton-Generaal haar zullen bekrachtigenen vooral omtrent de financieels gevolgen van den maatregel, meer bepaald omtrent den sterkeren geldelijken steun, waarop het bijzonder onderwijs naar de meening der Regeering bij invoering van leerplicht billijkerwijze aanspraak zal hebben, zullen voldoende inlichtingen gegeven moeten worden. ©UITSdHjA.SH>. Bismarck's ongesteldheid schijnt niet zoo ernstig te zijn, als de eerste berichten deden vermoeden. Sedert Zondag, heette het, was zijn toestand zorgwek kend. De zwelling der beenen was sterk toegenomen en de zieke weigerde alle voedsel. Dr. Schweninger was sedert drie dagen niet van het ziekbed geweken. De latere berichten waren echter meer geruststellend. Er moet geen aanleiding bestaan tot onmiddellijke bezorgd heid. Inderdaad moet dr. Schweninger reeds zijn voor nemen te kennen hebben gegeven om van Friedrichsruhe te vertrekken wat hij zeker niet zou doen indien de toestand van zijn patient ernstig was. EGYPTE. De Khalifa maakt zich gereed voor den strijd die hem wacht. Alle voorposten der Derwishen, met uitzondering van het garnizoen van Gedarif en een post aan het zuidelijke einde van den Shubluka cataract, zijn op Omdurman teruggetrokken. De forten en de ver dedigingswerken om de stad worden verbeterd. De Khalifa is voornemens aan het hoofd van zijn troepen te strijden tegen den aanrukkenden vijand. FRAXHRIJK. Een redacteur van de »Corriere di Napoli' heeft een onderhoud gehad met den heer Casella, die de betrekkingen van Esterhazy met den Duitschen militairen attaché Vou Schwartzkoppen heeft onthuld. De heer Casella vertelde dat hij den 4don Januari jl. van Berlijn terugkeerde met een briefje van Von Schwartzkoppen aan majoor I 'anizzardi. den Italiaanschen militairen attaché. Deze laatste las het briefje aan den heer Casella voor, Daarin stond o.a.»Hoe zal deze schurk van een Ester hazy zich uit de moeilijkheid redden en hoe kan hij, zelfs als hij wordt vrijgesproken, in Frankrijk blijven leven Björntterne Björnson heeft een brief aan de Temps" geschreven, waarin hij zijn verwondering uitspreekt, dat dit blad dat toch een prijzenswaardige onpartijdige hou ding in de zaak-Dreyfus heeft aangenomen, altijd heeft nagelaten zijn lezers in kennis te stellen met wat in het buitenland wordt gedacht en geschreven over deze zaak. De Temps" beantwoordt dezen brief met een uitvoerig protest. Zij wijst er op dat men in Frankrijk op het punt van vreemde raadgevers uiterst prikkelbaar is en vooral omdat het zoo moeilijk is om de welmeenenden en ook de welingelichten te onderscheiden van de minder betrouw baren. Zaken die zoo nauw de belangen van het land raken, behandelt men in Frankrijk liefst onder elkander en wat we er van zeggen, Frankrijk is de eenige groote mogendheid waar de procesvoering, het persregiem en de leden zelf liberaal genoeg zijn om de groote twist van den dag zich stap voor stap te doen ontwarren, tot de waarheid doorbreekten zegt het blad verder»Alle strijders in deze zaak zoeken de :waarheid of meenen hartstochtelijk haar te bezitten en op den dag waarop voor ons en onder ons het licht zal schijnen zullen allen aan een zijde staan." ITAIjIE. Da staat van beleg zal te Milaan nog tot het eind van Augustus gehandhaafd blijven. In de pro vincie Como wordt hij met ingang van 1 Augustus op geheven. j» De minister-president, generaal Pelloux, zal dezen zomer bezoeken afleggen bij de keizers van Duitschland en Oostenrijk in hun hoedanigheid van medeleden van het Drievoudig Verbond. VEREEA1GDE STATES'. Volgens de uitvoerige telegrafische berichten uit New-York, is de inname van Guanica op Porto-Rico, geheel bij verrassing geschied. Merkwaardig genoeg hebben de Spanjaarden op Por- torico, die toch wisten, dat de Amerikanen iets tegen het eiland in den zin hadden, in het geheel geen wacht gehouden en de Gloucester was al in de baai, voordat de Spanjaarden iets gemerkt hadden van de nadering van den vij-snd. Al hadden zij geen oorlogsschepen meer die om het eiland gestationeerd waren, op de eene of andere visschersboot zelfs was het toch mogelijk geweest uitkijk te houden.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1898 | | pagina 1