einlü ra oimlM ii Mriim.
No. 103.
Honderdste jaargang.
1898.
WOENSDAG
31 AUGUSTUS.
VERZEKERING
Ainsterdamsclie Brieven.
tegen de
ALKMAARSCHE COURANT.
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag-
en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 3 maanden voor Alkmaar f O,SO franco door het
geheele rijk f 1.
3 Nummers f 0,06. Afzonderlijke nummers 3 ets.
at?ia v
Prijs der gewone advertentlen
Per regel 0,15. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven fjr a n c'o aan de Uitgevers HERMs. COSTER
ZOON.
Telefoonnummer3.
Een buitengewoon nummer van de Staatscourant van
dinsdag 30 Augustus geeft de volgende proclamatie
gecontrasigneerd door alle ministers:
Proclamatie van Hare majesteit de Koningin-
Weduwe, Regentes.
LANDGENOOTEN
De taak, die Mij in 1890 werd toevertrouwd, is weldra
geëindigd. Mij valt het onwaardeerbaar voorrecht ten
deel, Mijne beminde Dochter den leeftijd te zien berei
ken, waarop Zij naar het voorschrift der Grondwet tot
de regeering wordt geroepen. In dagen van smart en
ronw trad Ik op als Regentes van het Koninkrijkthans
schaart zich het geheele Volk in vreugde om den troon
zijner jonge Koningin. God heeft Mij in deze jaren
gesteund, Mijn dierbaarste wensch is vervuld.
Aan allen, die Mij met raad en daad hebben ter zijde
gegtaan en die Mij gesteund hebben door hunne liefde
en gehechtheid, breng Ik Mijnen dank.
Moge het ons Land met zijne Bezittingen en Koloniën
onder de regeering van Koningin Wilhelmin a welgaan!
Hot zij groot in alles, waarin ook een klein volk groot
kan zijn!
Ik treed af van de hooge plaats, die Ik in ons Staats
wezen heb bekleed, met den diepgevoelden wensch, dat
op Koningin en Volk te zamen, door de nauwste banden
vereenigd, Gods zegen blijve rusten.
EMM A.
III. (slot)
Niet in alle bedrijven zullen de werklieden tegen
de gevolgen van ongevallen verzekerd moeten worden.
Negentien verschillende bedrijven of groepen van bedrij
ven worden in het ontwerp »verzekeringplichtig" ver
klaard. Later zullen daaraan andere kunnen worden
toegevoegd, jlie voorloopig vrijblijven. Ook niet ieder dio
in een verzekeringsplicbtig bedrijf werkzaam is, zal moe
ten worden verzekerd maar alleen de werklieden wier
dagloon geen vier gulden te bóven gaat. De hooger
gesalarieerden kunnen voor zich zeiven zorgen. Volon
tairs, leerlingen en allen die wegens onvoltooide opleiding
nog geen loon ontvangen, worden met werklieden gelijk
gesteld.
Verliest de werkman door een ongeval in zijn bedrijf
het leven, dan ontvangen zijne weduwe en kinderen in
eens dertigmaal het bedrag van zijn dagloon voor begra
feniskosten en bovendien wekelijksche renten, die te zamen
in geen geval meer dan 60 percent van zijn dagloon
zullen bedragen. Hetzelfde geldt ten aanzien van den
weduwnaar en de nagelaten kinderen van de vrouw, die
in haar bedrijf door een ongeval met doodelijken afloop
is getroffen. Waar zoowel vrouwen als mannen in de
verzekeringsplichtige bedrijven werkzaam zijn, ligt het
in den aard der zaak, dat de dood van de vrouw voor
echtgenoot en kinderen evenzeer ook een geldelijk nadeel
oplevert als de dood van den man. De weduwe of de
weduwnaar zal wekelijks 30 percent van het gewone
dagloon van den overledene ontvangen. Elk wettig of
natuurlijk erkend kind ontvangt tot het einde van zijn
vijftiende jaar wekelijks 15 percent van het dagloon,
en in geval beide ouders zijn overleden 20 percent. Zijn
er zooveel kinderen dat de gezamenlijke renten meer dan
60 percent van het dagloon zonden bedragen, dan onder
gaat elke rente een evenredige vermindering. Blijft er
daarentegen na uitkeering van de renten aan weduwe of
weduwnaar en kinderen van de 60 percent nog iets over,
of was de overledene ongehuwd of kinderloos, dan komen
daarvoor in aanmerkingdoch alleen in geval de over
ledene hun kostwinner wasin de eerste plaats zijn
ouders of grootouders, daarna zijn kleinkinderen indien
ze ouderloos zijn, en eindelijk zijn schoonouders.
Bij het aangaan van een volgend huwelijk door de
weduwe of den weduwnaar houdt de haar of hem toe
gewezen rente op, maar wordt in eens een bedrag uitge
keerd van tweemaal de rente over een jaar. Gevraagd
zou kunnen worden, of dit middel om op eens oen zekere
som gelds in handon te krijgen onvoorzichtige weduwen
of weduwnaars niet zou kannen verleiden tot het aan
gaan van een huwelijk, waartoe zij anders misschien niet
zouden zijn overgegaan. Daarenboven wordt een verschil
gemaakt tusschen man en vrouw, waarvan betwijfeld mag
worden of er wel voldoende grond voor bestaat. Een
wednwe zal wegens den dood van haar echtgenoot rente
ontvangen tot haar overlijden of tot een volgend huwe
lijk, onverschillig of zij al of niet tot werken in staat is,
of wegens een haar zelve overkomen ongeval reeds rente
ontvangteen weduwnaar daarentegen alleen, indien hij
geheel ongeschikt is om te werken en deswege ook
van de Rijksverzekeringsbank geen rente ontvangt. Onder
stel dat man en vrouw beide in een of ander bedrijf
werkzaam zijn, en dus beide tot de kosten van het gezin
bijdragen. Komt de man door een ongeval om het leven,
dan zal de weduwe haar eigen loon blijven ontvangen
en daarenboven 30 percent van het gewone loon van haar
overleden man. Treft het ongeval de vrouw, dan zal de
weduwnaar niets anders hebben dan zijn eigen loon.
Alleen wanneer hij geheel ongeschikt is om te werken
en das zelf niets verdient, zal hij 30 percent ontvaDgen
van het gewone dagloon van zijn overleden vrouw en
ook dit zal hem nog worden onthouden, indien zijn onge
schiktheid om te werken het gevolg was van een ongeval
in zijn bedrijf, en hij deswege rente ontvangt van de
Rijksverzekeringsbank. Nn wordt wel in de toelichting
gezegd dat de m a n verplicht is vronw en kinderen te
onderhondenmaar geheel juist is dat niet. Ten aanzien
van het onderhoud en de opvoeding der kinderen rust
op de beide echtgenooten dezelfde verplichting, maar
daarenboven doet dit niets ter zake, want de rente voor
de kinderen is precies dezelfde, hetzij de vader of de
moeder het leven verliesten wat de verplichting van
den man tot onderhoud van zijne vronw betreft, bepaalt
onze wet alleen, dat hij haar al wat zij noodig heeft
moet verschaffen volgens zijnen staat en zijn vermogen",
dus alleen voor zoover hij daartoe in staat is. Nu hebben
wij hier alleen te doen met gevallen dat de gehuwde
vronw buiten haar hnis in een fabriek of in eenig ander
verzekeringsplichtig bedrijf werkzaam isen dan kan
men veilig aannemen, dat ook de vrouw bijdraagt in de
bosten van de huishouding, wellicht in enkele gevallen
zelfs meer dan de man. Haar dood kan dus voor hem
evenzeer een financieel nadeel zijn als de dood van den
man voor de vronw. Schijnt er dus geen grond te bestaan
om den weduwnaar in dit geval niet op den zelfden voet
te behandelen als de weduwe, er is althans geen reden
om den weduwnaar geenerlei aanspraak op eenige rente
te geven, indien hij g e d e e 11 e 1 ij k tot werken onge
schikt is, of, zelf vroeger door een ongeval in zijn bedrijf
getroffen wegens die gedeeltelij ke ongeschiktheid
tot werken tol gedeeltelijke tegemoetkoming in zijn
levensonderhoud, eenige rente van de Rijksverzekerings
bank ontvangt.
Een bekend bezwaar tegen de voorgestelde regeling is,
dat de Staat zelf een Rijksverzekeringsbank opricht en
de werkgevers verplicht daarvoor premiën te'betalen,
in plaats van hun eenvoudig de verplichting tot verze
kering van hnn werklieden op te leggen en hen verder
vrij te laten daartoe van de Rijksbank of van een par
ticuliere Verzekeringsmaatschappij gebruik te maken. In
de Memorie van Toelichting der vorige Regeering werden
de voordeelen van het stelsel van het ontwerp in het
licht gesteld en het heeft bevreemding gewektdat de
tegenwoordige Regeering hetzelfde stelsel aannemende
alle Dadere toelichting daarvan achterwege heeft gelaten
De gronden die werden aangevoerd voor verplichte ver
zekering van een Rijksbank, schijnen inderdaad afdoende.
Er moet in de eerste plaats de grootst mogelyke zeker
heid bestaan dat de gelden znllen worden uitbetaald
en wel zonder eenige vertraging. Daar kan de Staat
alleen voor instaan als hij de verzekering zelt ter hand
neemt. Geen staatstoezicht op de Verzekeringsmaatschap
pijen zou denzelfden waarborg kannen geven bij vreemde
maatschappijen is het onmogelijk, en bij de Nederlandsche
maatschappijen zou het altijd onvoldoende zijn, tenzij die
maatschappijen in haar vrijheid aanmerkelijk werden be
perkt. In de tweede plaats kan de verzekering bij een Rijks
bank goedkooper wezen dan bij eenige particnliere maat
schappijen, omdat de Staat geen winst behoeft te behalen
en geen uitgaven behoeft te doen om het publiek tot zich
te trekken wat de particuliere maatschappijen bij haar
onderlinge concurrentie niet kunnen nalaten. Eindelijk
kan de Staat zorgen dat de indeeling der bedrijven in
de zoogenaamde gevaren-klassen en de aanslag van elk
bedrijf in het bijzender, al naarmate er betere voorzorgs
maatregelen tot voorkoming van ongelukken zijn genomen,
met de grootste nauwgezetheid geschieden. Alle verzeke
ringsplichtige bedrijven znllen namelijk in klassen wor
den verdeeldnaar gelang van het gevaar dat het bedriji
in het algemeen oplevert maar een werkgever kan zijn
fabriek of werkplaats zoo uitmuntend inrichten en zulke
voortreffelijke veiligheidsmaatregelen nemen, dat bij hem
het gevaar toch aanmerkelijk minder wordtdan bij an
deren die hetzelfde bedrijf uitoefenen. Naar gelang van
deze bijzondere maatregelen zal voor elk bedrijf van de
zelfde gevarenklasse een hooger of lager gevarenpercen-
tage worden vastgesteld tot regeling van de premie die
de werkgever aan de Rijksbank heeft te betalen. Zoo
zal het belang van eiken werkgever meebrengen dat in
zijn bedrijf de beste veiligheidsmaatregelen worden in
gevoerd werd daarentegen verzekerd bij concurreerende
maatschappijen dan zou er bij deze ook in dit opzicht
verschil zijnen werd het geheel onzeker of men in
deze zeer geweuschte richting zoo ver zou gaan als mo
gelijk zal wezen.
Verschil van zienswijze betreffende een zoo belangrijk
pnnt van wetgeving blijft altijd in menig opzicht over.
Ook in andere landen heeft men verschillende wegen
bewandeld. Dat de premiën aan de Rijksverzekeringsbank
door de werkgevers moeten worden betaald, vond in de
Kamer zoowel bestrijding als verdediging. Wanneer men
in aanmerking neemt, dat menig werkgever daartoe reeds
vrijwillig is overgegaan, dan zal men moeten erkennen,
dat er geen overwegende bezwaren tegen schijnen te
bestaan. De kosten dienen te komen ten laste van het
bedrijf evenals de loonen en niet mag worden voorbij
gezien, dat de werkgever door deze verzekering zal worden
ontheven van alle aansprakelijkheid, wegens ongevallen in
zijn bedrijf, waaraan hij thans bloot staat, en die, zooals wij
in herinnering hebben gebracht, inderdaad zeer drukkend
kan zijn. De bepalingen van het Burgerlijk Wetboek, die
thans deze aansprakelijkheid regelen, worden afgeschaft,
en alleen indien een werkgever door den strafrechter
mocht worden veroordeeld wegens doodslag of mishande
ling door hem opzettelijk begaan of door zijn schnld
veroorzaakt, zal hij tot schadeloosstelling verplicht zijn.
De geheele administratie, ook de vaststelling van het
bedrag der rente en der premiën wordt volgens het ont
werp opgedragen aan het bestuur der Rijksverzekerings
bank met een Raad van Toezicht, behoudens beroep op
den Koning. Alles blijft dus in handen van den Staat.
Dat gewenscht wordt hierin ook min óf meer de belang
hebbenden zeiven, werkgevers en werklieden, te kennen,
is verklaarbaar, maar de regeling daarvan zon hoogst
moeilijk zijn. Of men in dien zin nog iets zal kunnen
vinden, zal nog moeten blijken.
XXIX.
Met de versleringen is men in de laatste dagen
verbazend opgeschotener zijn gedeelten van de stad
die bijna niet meer te herkennen zijn. Nn eerst blijkt,
dat veel, wat aanvankelijk er maar erg schraaltjes nitzag,
op stuk van zaken toch meevalt en met name geldt dat
van de Kalverstraat, wier Kroningstooi eerst tot heelwat
spotternijen aanleiding heeft gegeven, 't Zou ons niet
verwonderen als »de hartader van het Amsterdamsche
verkeer", wanneer de geheele decoratie gereed is in de
oogen van het publiek met goede kansen uaar den eere-
palm mag dingen. Daarentegen hebben de grachten
waarover een schuiten-vloer is gelegd, voor het oogenblik
veel van haar schoonheid moeten prijsgeven doch wel
licht komt ook dit nog terechtwanneer alles voltooid
is. Voor zooverre thans mag geoordeeld worden is de
versiering van de Sarphati-straat én de Utrechtschestraat
het best geslaagd hier was trouwens een gelukkige
combinatie van kunstzinnige krachten en ruime fondsen.
Zondag gaf de stad reeds een voorproefje van de
druktedie binnen eenige dagen te wachten is. Het
weer droeg er het zijne toe bij om de menschen te
bewegen eens een kijkje te gaan nemen en al het moois
in ontwikkeling te bewonderen. Diezelfde menschen
gaan natuurlijk den volgenden Zondag dezelfde route
maken om te zienhoe alles na de voltooiing is ge
worden en hun aantal zal nog versterkt worden door
duizenden, die ineencn, dat dan het gedrang minder zal