De Commissaris der Koningin zeide tot H. M. Mevrouw »Nu Uwe Majesteit het grondgebied van Noordholland voor het eerst betreedt na het van Hare Vaderen geërfd gezag over den Lande te hebben overgenomen uit handen van Hare Koninklijke Moeder Die geheel Nederland in deze dagen met gevoelens van eerbied en dankbaarheid aan de zijde van Uwe Majesteit begroet en alvorens Uwe Majesteit Haren plechtigen intocht aanvangt in de Hoofdstad des Rijks, om aldaar te midden der vertegen woordigers van het Nederlaudsche volk aan Haar gezag zijne grondwettige wijding te geven worde het aan Gedeputeerde Staten van Noordholland vergund aan Uwe Majesteit een oprecht en welgemeend welkom in deze Provincie toe te roepen. »Dat welkom moge aan Uwe Majesteit tot getuigenis strekken van de hechtheid der banden, welke, in dagen van zwaren en hachlijken strijd voor vrijheid en onaf hankelijkheid gelegd reeds meer dan drie eeuwen de verschillende deelen van dit Gewest aan Uwer Majesteits hoog geslacht verbonden houden en tot gelofte tevens, dat Uwe Majesteit onder alle omstandigheden, in lief en bij leed, op de gevoelens van trouw en aanhankelijkheid van Noordholland's bewoners zal kunnen rekenen. »Ik acht het mij een voorrecht, als eerste Staatsdienaar in de Provincie, daarbij te mogen voegen de verzekering, dat die gevoelens niet het minst levendig zijn bij allen, die in hooge of in lage betrekking met mij ambtelijk geroepen zijn het regeeringsgezag van Uwe Majesteit in dit Gewest te dienen en te steunen. »Met de bede, dat God Uwer Majesteits regeering tot heil van den Lande lang en gelukkig doe zijnbieden Gedeputeerde Staten van Noordholland op dit voor hen en voor mij onvergetelijk oogenblik Uwe Majesteit tevens aan de betuiging van eerbied en hulde voor Haar Per soon en van verknochtheid aan Haar Huiswaarin dit Gewest, evenals geheel het Vaderland, altijd het aloude Stamhuis van Oranje hoopt te eeren." In de ontvangst-salon werden daarna door H. M. de gemeenteraadsleden de leden van de rechterlijke macht en de militaire autoriteiten toegesproken. En nu ontrolde zich aan het oog een voorbijtrekkend kleuren-geschitter, onvergetelijk voor eeuwig. De mili tairen, die den stoet openden, stelden zich in de Utrecht- sche-straat in beweging en uit de verte ruischte een zelfs het kanongebulder overstemmend hoera-geroep. Het ge luid der blijde begroetings-kreten kwam nader en nader, in forschheid toenemend met hoeden werd gewuifd en met de armen gezwaaid dat was de óénige aanblik van een tot ontvoerde geestdrift ontvonkt volk, slechts beheerscht door één gedachte: Welkom, driewerf wel kom, geliefde Vorstinnen Daar naderen de rijtuigeneerst de ceremoniemeester, dan de kamerheeren, vervolgens de hoofden der Departe menten van de Koninklijke hofhouding, de hofdames, de groot-officieren, de dames du palais, de groot-meesteres sen nu komen de beide Koninklijke Vrouwen die als overstelpt zijn door deze zeldzame ovatiën. Zij buigen en groeten naar alle kanten nooit werd Haar in de hoofdstad nog zulk een ontvangst bereid Om dat enthousiasme te beschrijven ziet, daarv ooi- schiet onze pen te kort. Koelheid wordt ons volk vaak verweten maar juist daarom is het van dubbele betee- kenis, wanneer zij wordt afgeschud en plaats maakt voor zuidelijke geestdrift. En dit heerschte tijdens den intocht. Nog klinken ons de harmonieuse juichtoonen in de ooren, die° voortgolfden door de gelederen en de Koninginnen omgaven langs den ganschen weg, om eindelijk op den Dam op te bruisen met de kracht der cycloon. In dit late avonduur dit alles nog eens te doorleven heeft wel veel verleidelijks voor den schrijvermaar de lezer verlangt ook feiten. Wij zullen aan dien wensch voldoen. Laten wij ons dan eerst van den alouden repor tersplicht kwijten door te vermelden dat de Koningin was gekleed in een wit zijden kleed (mantel-costuum), zeer weinig gedecolleteerd, met om den hals een collier van paarlen van 4 snoerenhoed met witte veer; en dat de Koningin-Regentes een lila zjjden kleed droeg. Dan dient iets gezegd over het gala-rijtuig derVorstinnen, getrokken door acht paarden gaande een koetsier naast elk paard. In het bijzonder viel daarbij op dat op de plaats, waar in den regel de bok is bij deze koets drie beelden waren aangebracht, dragende de koninklijke kroon en eindigende in een gebeeldhouwd ornament. Ook de staanplaats voor de lakeien ontbrak en daarvoor in de plaats had men een groep van twee vrouwenfiguren waarvan de eene een lauwerkrans draagt en do andere uit een hoorn van overvloed bloemen en vruchten uitstort. Bekleeding on beschildering waren in de fijnste tinten met de ivoorklour tot hoofdtoon uitgevoerd en ook het garnituur met de geheel in goud geweven-breede en smalle galons. Alleen de hangriemen waren rood en de lederen kap en spatborden zwarthetgeen het effect der lichte kleur nog verhoogde. Op de portieren was geschilderd het Koninklijke wapen en op de zes zij-, voor- en achter- paneelen de Koninklijke kroon, terwijl alle paneelen een omlijsting droegen van eikenloof. Van deze Witte Koets zou de Gouden, die in het Paleis voor Volksvlijt is ten toongesteld nog heel wat kunnen leeren. Zullen wij nu onze reporters-verplichtingen ook nog zoo ver uitstrekken, dat wij een lange opsomming geven van de samenstelling van den stoet Met het officiëele pro gramma in de hand zou dat niet moeilijk zijn, maar onze lezers stellen andere eischen. Laat het hun genoeg zijn, dat al die veelkleurige uniformen en al de bonte gala- kleedij iets kaleidoscoop-achtigs hadden het was één schittering van goud, rood, blauw in hunne diverse nuances, vermengd met geeloranje wit en nog tal van andere kleuren meer. Het toppunt van oogenverblinding werd bereikt door de Indische vorsten wier devote gelaats uitdrukking bewees, dat zij zich volkomen bewust waren van de groote eer, die hun te beurt viel. Met een van hen den Sultan van Siakhad een ongeval plaats, dat goed afliep. Hij viel van zijn schichtig geworden paard, doch zonder zich ernstig te kwetsen. Een uitmuntend figuur maakte ook de eerewacht, in verschillende groepen verdeeld waarvan de uniform uitmuntte door sierlijk heid en pracht. Zoo trok de stoet voort langs de Utrechtschestraat de Heerengrachthet Thorbeckeplein de Vijzelstraat- brug, de Leidsehestraat, de Keizersgracht, de Raadhuis straat en den Dam. Overal heerschte dezelfde geestdrift en met blijkbare ingenomenheid rustte het oog der steeds vriendelijk nijgende Vorstinnen zoo nu en dan op de prachtige versieringen met zooveel smaak aangebracht. Wij hadden gehooptdank zij ons pers-insignenog bijtijds op den Dam te zullen aankomen om daar getuige te kunnen zijn van de hulde, die eerst door het leger en daarna door het volk aan de Koningin zou worden be wezen. Dit is ons echter niet gelukt, zoodat wij van deze treffende momenten geen eigen indrukken kunnen geven. Slechts voor een vijftal journalisten was ruimte op den beganen grond van den Dam gereserveerd en van een hunner mocht ik vernemen dat deze vaderlandslievende betoogingen de stoutste verwachtingen hebben overtroffen. Het was een éénig momenttoen daar op het balcon van het grauwe Paleis de tengere meisjes-figuur verscheen, het voorwerp van aanbidding van bijkans het gansche Nederlandsche volk. Er waren menschen wien de aan doening te machtig werd en die hunne tranen niet konden bedwingen bij deze grootsche manifestatie. Dank zij den Hinken voorzorgsmaatregelen der politie liep het voortschrijden van het publiek tot de kleine steentjes zonder eenige incidenten af. Gedrang was na tuurlijk niet geheel te vermijden en zonder eenige tus- schenruimte stonden de menschen op elkaar gepakt. Men bleef echter bewaard voor alles wat op een paniek geleek en voor de kostelijke gelegenheid om mee te doen aan de huldiging der Koningin had iedereen wel eenige mi nuten van benauwde ademhaling over achteraan op den Dam haddon zelfs moe«h;rs met kinderen niet den min sten last. Lang hebben de Koninginnen niet van de rust na den ingespannen intocht ku«nen genieten. Omstreeks 6 uur kwamen ten Paleize dé leden der Koninklijke familie uitgenoodigd tot bijwoning der feestelijkheden en een uur later was er gala-diner ten Hove. Ongeveer een half uur daarna ving de receptie aan die zeer druk was bezocht. Dat H. M. de Koningin naar ons verzekerd werd, tot het einde toe Hare opgewektheid behield is wel de beste tegenspraak voor de nu en dan opduikende bewering, dat Hare gezondheid niet tegen groote vermoeienissen zou zjjn bestand. Den ganschen avond bewogen zich dichte drommen door de stad zich nu en dan rondom het Paleis con- centreerende waar een groot aantal ramen helder was verlicht. Er was op straat een prettige stemming een soort verbroedering als gevolg van het allen beheerschende gevoelen gelukkig het volk dat zulk een Koningin de zijne mag noemen. Allen waren in verrukking over de lieftalligheid van Koningin Wilhelmina zoo werd de eerste dag ingewijd, de heerlijkste belofte voor de komende feestweek in zich bevattende. Uiterlijk is in Amsterdam thans alles één Oranje-manifestatie maar in kracht wordt deze nog overtroffen door de gevoelens van liefde die de harten sneller doet kloppen voor de Vorstin. Onder die omstandigheden gaan wij schoone dagen tege moet. Van de feesten van September 1898 zullen een maal in bewondering de ouders verhalen aan hunne op gegroeide kinderen en de grootouders aan hunne klein kinderen. En het buitenland, vertegenwoordigd door ongeveer 200 journalisten zal nu-eens-voor-al vernemen, welke hechte band er in Nederland nog altijd bestaat tusschen Vorstenhuis en Volk. Dinsdagmorgen. De drukte in den omtrek van den Dam is van morgen, zoo mogelijk, nog grooter dan gisteren. Wij begaven ons al vroeg op het pad, maar al vóór achten was 't zoó vol, dat men wel over de hoofden kon loopen. Het weer beloofde weder een mooien dag en weldra scheen de zon dan ook in al haar pracht. Toch kan 't niemand ontgaan, dat de levendigheid op straat een ander karakter draagt dan gisteren. Er zijn natuurlijk menschen, die in de zenuwachtigheid om op hun plaats te komen aan niets anders dan alleen daaraan denken, maar daartegenover staat op het gelaat van duizenden te lezen, dat de indruk van de gewijde ure, die zal aanbreken voor het Nederlandsche Vorstenhuis, hun niet vreemd is gebleven. Die plechtige stemming heeft voedsel gekregen door de koraalmuziek op de bazuin, welke van 7 8 uur heeft weerklonken van de Nieuwe Kerk, de Amstelkerk op het Amstelveld, de Willemspoort, de Muiderpoort en de Mozes- en Aflrons-kerk. Statig baanden zich de indruk wekkende tonen een weg door de sereene morgenlucht, eerst naar de ooren maar dan ook naar de harten van duizenden stadgenooten en vreemdelingen, saamgestroomd voor de groote nationale gebeurtenis. Het bonte gewoel op den Dam en naaste omgeving spot met elke beschrijving. Alwat inden lande behoort tot de mannen van rang en aanzien zag men daar voorbijtrekken, allen met één doelde Nieuwe Kerk. Uit den chaos doen wij slechts enkele grepen. Men zag zich daarheen begeven de leden van debeidekamers derStaten-Generaal, de ministers, hoofden van ministeriëele departementen de leden van den Raad van State en het Corps Diplomatiquemet hunne dames in groot toilet, de Ministers van Staat, de Grootkruizen der Nederlandsche Ordende Hooge Raad der Nederlanden de Aigemeene Rekenkamerde Com missarissen der Koningin, de leden van het Hoog Militair Gerechtshofde Hooge Raad van Adelde leden van andere collegiën verschillende Staatsambtenaren en bur gemeesters van hoofdsteden kerkeraadsleden en journa listen wier zwarte rok iets sombers had tusschen al de bontkleurige ambts-costumes, de leden van den gemeen teraad van Amsterdam de leermeesters van H. M. de Koningineen vijftigtal vertegenwoordigers van het publiek ter voldoening aan de grondwettige bepaling betreffende Jde openbaarheid der Vereenigde Zitting van de Staten-Generaaleen groot aantal dames in gekleed wandeltoilet enz. enz. Bij tientallen schreden zij voor waarts tusschen de bewaarders van de ordeallen in groot tenue met heldere kleuren en oogverblindend me- taalgeschitter. De duizenden toeschouwers die al uren te voren hunne plaatsen op de tribunes of voor de ramen of op den beganen grond hadden ingenomen hadden momenten, dat 't hun door het kleuren-gedwarrel voor de oogen schemerde. De Nieuwe Kerk had inwendig voor deze gelegenheid eon hervorming ondergaan, die haar schier onherkenbaar maakte. Voor het koperen koorhek was de troon ge plaatst. In afwijking van de troonversieringen in 1840 en 1849 was nu een hangende troonhemel aangebracht. Van binnen was deze hemel gevoerd met witte zijde f bezaaid met gouden sterren in het midden prijkte een in relief gedreven koperen zon. Van den troomhemel hingen twee karmozijnkleurige trijpen gordijnenmet hermelijn met een sierlijke bocht af tot de pilaren ter weerszijden van het koperen hek. Deze pilaren waren voor zoover het onderste gedeelte betreftbetimmerd en met roode brokaatstof bekleed. Een rand met de woorden Je Maintiendrai in goud geborduurd sloot deze bekleeding van boven afterwijl voorts deze rand weer werd gekroond met een voortzetting van den koperen bovenkant van het hek in papier stuc. Aan de vier pilaren rondom den troon waren tropeeën aangebracht, bestaande uit het Nederlandsche wapen als middenstuk met oranje en nationale vlaggen er om heen. Het oranjevaandel boven het wapen was versierd met een gouden leeuw. De spitsbogen tusschen de pilaren waren gevuld met blauwekanteelsgewijze uitgesneden stofwaarop in een krans oranje-bladeren om beurten stond 1880, 1898 of W. In het midden hing aan het blauwe doek een oranjebanier, bezaaid met gouden oranje-appels. Tusschen de bovenramen der kerk waren opgehangen lange banieren in de nationale kleuren met bovenaan een oranjevaantje waarop in goud waren afgebeeld de kroon, de schepter en de rijksappel. Ook de vier hoofd balken van het kruis der kerk waren met oranje-banieren versierd en voorts met slingers van groen bezaaid met oranje-appelen. Ter hoogte van de groote tropeeën bevonden zich tusschen de bogen nog een groot aantal wapens van Rijk en provinciën en van Batavia en Paramaribo. Voorts was ongeveer ter halver hoogte van de wanden rondom langs de muren der geheele kerk een banderolle aangebrachtwaarop in goud op bruinen grond de drie eerste verzen van het Wilhelmus in de spelling der 16e eeuw. De wijzer op de torenklok van den Dam wees aan, dat nog tien miunten ontbraken aan het uur van elven nu zag men H. M. de Koningin-Moeder het paleis verlaten en zich in een met acht paarden bespannen koets naar de kerk begeven, begeleid door een escorte cavalerie en leden der Hofhouding. Door den ingang N. Z. Voorburgwal begaf H. M. zich naar Hare zitplaats op den troon, links van den zetel voor H.M. de Koningin. De spanning voor hen, die zich binnen en buiten de Kerk bevonden, had thans het toppunt bereikt spoe dig werd zij bevredigd. Het geschut begon te bulderen, het carillon liet zijn vriendelijk geluid hooren en daar mee vermengde zich het statige gebimbam der klokken. Te voet verliet H. M. het Paleis langs een tot de Nieuwe Kerk aangebrachte gang, die, dank zij het gunstige weer, gelukkig niet overdekt had behoeven te worden. Nu werd aan de lang bedwongen geestdrift de vrije teugel gelaten. Uit honderden kelen, van hoog en laag, daverde de lucht van blij hoera geroep 't was alsof de menigte begreep, dat een warme ovatie de toch nog zoo jeugdige Jonkvrouwe moed zou inboezemen voor de aan vaarding der taakwaartoe zij door Hare geboorte is geroepen. Voor de vrienden van Oranje klonk dan ook het enthousiaste gejuich als een blijde belofte voor toe komstige trouw. De stoet die H. M. omstuwde op Haren tocht naar de kerk fonkelde van goud en kleurenpracht. Daarin bevonden zich de Herauten van Wapenen, de Koningen van Wapenen, de Ceremoniemeester, twee Kamerjonkers, twee Jagermeesters twee Stalmeesters, twaalf Kamer heeren, de Hoofden der Departementen van de Koninklijke Hofhoudingde Groot-Officieren van de Kroon, de gep. luitenant-generaal K. van der Heydendragende het Rijkszwaard, de gepens. vice-admiraal P. ten Bosch, dra gende den Standaard van het Koninkrijk, het vaandel van het 7e Regiment Infanterie, de standaard van het 3e Regiment Huzaren, het vaandel van de Schutterij te Amsterdam en van het Regiment Grenadiers en Jagers, gedragen door de commandeerende officieren der regi menten de opperceremoniemeester van H. M. de Ko ningin, de vier oudste adjudanten van H. M. de Koningin, dragers van den Koninklijken Mantel, de Groot-Meeste res van H. M. de Koningin adjudanten, ordonnans officieren en de vlag-officieren en generaals in actieven dienst in volgorde van rang en anciënniteit. Aan de deur der Kerk werd H. M. ontvangen door een Commissie uit de Staten-Generaal, die H.M. geleidde naar den Troon. Deze troonzetel op een platform, drie kleine treden hooger dan de vloer der kerk, werd ook gebruikt hg de inhuldiging van Koning Willem II en Willem III. Aan den voet daarvan, ter rechter- en lin kerzijde, bevonden zich reeds de Indische vorsten, die volgens den adat bij de nadering der Koningin hunne eerbieds-bewijzen brachten. Links van den zetel voor H. M. de Koningin zat de Koningin-Moeder, blijkbaar geheel onder den indruk van de plechtige ure, waarin zeker allerlei herinneringen opdoemden aan de 18 jaren van trouwe zorg, die nu bekroond stonden te worden. Eindelijk bevond zich ter rechterzijde van den Troon een loge, waarin de aan het Koninklijk Huis aanverwante Vorsten en Vorstinnen hadden plaats genomen. Statig klonk door de gewelven der oude kerk de mu ziek, waarvoor de beste krachten in den lande zich be schikbaar hadden gesteld. Eerst een kort praeludium van Willem Mengelberg en daarna het oude Wilhelmus, begeleid door orgel, drie trompetten, zes horens, drie ba zuinen, een bas-tuba en pauken, bespeeld door artisten van het Ooncert-geboow. De zeldzaam fraaie stemmen van Messchaert, Orelio, van Duinen, Rogmans, Urlus, Phlippeau, Tijssen, Stachelhausenpaarden zich aan die der dames NoordewierReddingius, Oldenboorn—Lutke- mann, Louise Mulder, Anna Blauw, Z. Bakker, Gerda Reynders en andere sterren aan den vocalen hemel wellicht kwam nog nooit ons oude Volkslied in al zijn aandoenlijke schoonheid zoo goed tot zijn recht. Het klonk om er koud van te worden zooals een popu laire uitdrukking zegt. H. M. de Koningin was gekleed in witte zijde gede colleteerd met eene parure van diamanten. Op het hoofd droeg zij een diamanten diadeem. Den hermelijnen mantel had zij omgeslagen. De Regentes droeg lila satijn, eveneens gedecolleteerd. Kort nadat H. M. de Koningin was gezeten, richtte zij zich tot de schare van trouwe onderdanen rondom zich met de volgende toespraak

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1898 | | pagina 2