De „Gloria Scott." No. 117 Tweede blad. onderdste jaargang*. 1898. ZONDAG 2 OCTOBER. Sociaal-democratische handelingen en beschouwingen. FEUILLETON. A. CONAN DOYLE. ALK1IIA ARSCHE COIRAAT. Deze Courant wordt Dinsda g-, Dondcrdag- en Katerdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f O,SO franco door het geheele rijk f 1 3 Nummers f 0,06. Afzonderlijke nummers 3 ets. Prijs der gewone advertentlen Per regel f 0,15. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COSTER ZOON. Telefoonnummer 3. Er is over getwist, of de inhuldiging der Koningin wel wettig zou zijn, als niet alle leden der Staten- Generaal in de Nieuwe Kerk te Amsterdam persoonlijk den in de Grondwet voorgeschreven huldigingseed afleg den, en of althans de daar niet aanwezige leden bij een latere gelegenheid behoorden te doen wat zij, om welke leden dan ook, toen niet hebben gedaan. Gelukkig be hoeft niemand zich door deze bedenkingen bezwaard te gevoelen. Wijselijk is voor geen enkel geval bepaald, dat eenige vergadering van Eerste of Tweede Kamer of een vereenigde vergadering van beide voltallig behoort te zijn en als er gewaagd wordt van eenige handeling van de leden der Staten-Generaal in een vergadering, dan zal het wel buiten twijfel zijn, dat alleen de aanwezige leden bedoeld worden. Te eischen dat afwezige leden in een vergadering iets verrichten, zou al te dwaas wezen. De inhuldiging was afgeloopentoen de vergadering der Staten-Generaal in de Nieuwe Kerk was geslotendie handeling zou later door niets anders kunnen worden aangevuld of gewijzigd, en behoefde dat ook niet. De huldiging bestaat eigenlijk in de plechtige verklaring die de voorzitter namens de Staten-Generaal aflegt. Daar mee had men kunnen volstaan maar tot versterking van den indruk schrijft de Grondwet daarenboven voor, dat deze verklaring in dezelfde vergadering door elk der leden hoofd voor hoofd wordt beëedigd of bevestigd. De leden zijn niet verplicht op te bomen die dus verhin derd is de vergadering bij te wonen, of om deze of gene reden liever niet opkomt, kan thuis blijven. Het aantal afwezigen was overigens zóó gering, dat de vraag ol de vergadering wel kon doorgaan, zelfs bij niemand kon opkomen. Maar hoe staat het nu met de leden die niet zijn op gekomen Hoe is hunne verhouding tot de Koningin Ook met het antwoord op die vraag behoeft niemand verlegen te zijn hunne verhouding is dezelfde als van de leden die aan de inhuldiging persoonlijk hebben deel genomen. Die niet verhinderd waren op te komen en toch wegbleven, zijn alleen minder beleefd geweest en hebben hetzelfde verzuim gepleegd als ieder lid die zonder vol doende reden van een vergadering wegblijft. Alle leden dei Staten-Generaal, ook de op 6 September afwezige, ook de sociaal-democraten, hebben bij het aanvaarden hunner betrekking onder eed of belofte verklaard »Ik zweer (of beloof) getrouwheid aan de Grondwet"; en de DOOR 2) »Hé, jongens," zeide hij, zijn gelaat tot een lach dwingende, »ik hoop niet dat ik u heb doen schrikken. Ik lijk wel stork, maar heb toch een zwakke plaats in mijn hart en er is niet veel noodig om mij neer te slaan. Ik weet niet, hoe gij dit klaarspeelt, mijnheer Hol mes, maar mij dunkt dat al de detectives, zoowel zij die het in werkelijkheid zijn als die in schijn, slechts kinderen bij u zijn. Daarin ligt uwe bestemminggij moogt dit gelooven als het woord van een man, die iets van de wereld gezien heeft." En deze aanbeveling met de daaraan voorafgaande overdreven schatting van mijne bekwaamheid was het eerste, dat mij op de gedachte bracht, dat ik een be roep zou kunnen maken van wat tot dusver louter liefhebberij voor mij was geweest. Op dat oogenblik echt er was ik te zeer door de plotselinge ongesteldheid van mijn gastheer getroffen om aan iets anders te denken. »Ik hoop, dat ik u niets onaangenaams heb gezegd,'1 zeide ik. Gij hebt een teeder punt aangeroerd. Mag ik u vragen, hoe gij dit weet en hoeveel gij weet Hij sprak nu op half schertsenden toon, maar uit de diepte van zijn oogen loerde nog een angstige blik. »Het is heel eenvoudig," zeide ik. »Toen gij bij het visschen uw arm ontbloottet, om een visch in de boot te trekken, zag ik, dat de letters J. A. in de bocht van den elleboog waren getatoëerd. De letters waren nog leesbaar, maar aan haar verbleekte kleur en aan de vlekken op de huid er naast was het te zien, dat gij hadt getracht, ze uit te wisschen. Blijk- te Grondwet schrijft de wijze van inhuldiging in een ver eenigde vergadering der Staten-Generaal voor. Evenmin hebben de leden die op 6 September tegenwoordig waren eenige nieuwe verplichting op zich genomen, of zich tot iets meer verbonden dan de leden die afwezig zijn gebleven. Zij hebben openlijk verklaard wat ook zonder die verklaring voor hen zou gelden en wat ook voor de afwezigen geldt krachtens de Grondwet zelve en den eed of de beloftebij de aanvaarding hunner betrekking afgelegd. De inhuldiging is een door de Grondwet voorgeschreven plechtigheiddat zij een in drnkwekkende, een aangrijpende plechtigheid is, heeft de ervaring meer dan ooit bewezenmaar meer is zij niet In de constitutioneele verhouding tusschen Vorst en Volk of Staten-Generaal brengt zij niet de minste ver andering maar zij kan in niet geringe mate, bij allen die er aan deel nemenhet gevoel van plichtden zin van samenwerking en de toewijding aan het algemeen belang verhoogen en dat zij dit heeft gedaan, is geluk kig buiten twijfel. Dat de sociaal-democraten onder de Kamerleden in wier stelsel voor het Koningschap geen plaats is aan de inhuldiging liever persoonlijk geen deel hebben ge nomenis volkomen verklaarbaar. Om nog eens zeggen, waarom zij dit hebben nagelaten, was overbodig, Toch heeft Mr. Troelstra zich daartoe verplicht geacht, Volgens dat Kamerlid is het de gezeten burgerklasse de bourgeoisie", die regeert en zucht het volk onder het »juk" der bezittende klasseder kapitalisten. Dat juk schijnt zoo zwaar te zijn dat het volk meer en meer moede wordt het te dragen en geneigd zou wezen het af te schudden. De bezittende klasse, die ook over den Vorst haar heerschappij u'toefent, ziet het dreigond gevaar en tracht het af te wenden door zich achter Oranje te verschuilen en op die wijze haar juk met zekere glorie en een poëtisch waas te omgeven. In 1848 heeft echter het Huis van Oranje een bondgenootschap gesloten met de bezittende klasseen ondanks alle uit breiding van het Kiesrecht is dat zoo gebleven Oranje is haar dienaar geworden, heeft opgehouden de beschermer Van het volk te zijn. Daarom moet het volk ook geen Oranje-boven roepen. Er moet klassenstrijd zijn het volk heeft behoefte aan een anti-kapitalistische leuze en die kan geen andere zijn danleve de sociaal democratie Zoo is de zaak duidelijk. In een klassenstrijd kan het Oranje-boven inderdaad niet de leuze zijn. Het is de kreet der nationale eenheid boven den partijstrijd Sociaal-democraten die in heel onze regeeringonze baar waart gij dus eerst vriendelijk gezind jegens den persoon aan wien die letters u herinnerden en wildet gij hem later vergeten." »Wat een blik hebt gijriep hij op een toon van verlichting. »Het is precies, zooals gij zegt, maar wij willen er niet meer over spreken. Van alle beelden uit het verleden, treffen die van een oude liefde ons het ergst. Ga mee naar de biljartkamer en steek daar een sigaar op." Sedert dien dag was er bij al zijn hartelijkheid toch altijd in het gedrag van den heer Trevor jegens mij een beetje terughouding en wantrouwen. Zelfs zijn zoon merkte dit op. „Gij hebt mijn vader zoo ge schokt, dat hij nooit zeker zal wezen van wat gij weet of wat gij niet weet. Hij wil het niet laten blijken, maar het maakte zulk een indruk op hem, dat het zich in elk van zijn handelingen openbaart," Ten laatste was ik zoo overtuigd, dat mijn verblijf te zijnent hem onaangenaam was, dat ik besloot, mijn bezoek af te breken. Op den dag voor mijn vertrek gebeurde er even wel iets, dat in zijn gevolgen van 't grootste gewicht bleek. Wij zaten met ons drieën op de tuinstoelen op het grasperk we koesterden ons in de zon en genoten van het schoone vergezicht over de met vee bedekte weide, toen het dienstmeisje ons kwam zeggen, dat er iemand aan de deur was, die den ouden heer Trevor wenschte te spreken. »Wie is het?" vroeg mijn gastheer. »Hij wilde zijn naam niet noemen." »Wat verlangt hij dan »Hij zegt, dat hij u kent, en dat hij u slechts een oogenblik wenscht te spreken." »Laat hem hier komen 1" Een oogenblik later verscheen er een kleine man, kruipend beleefd in zijn houding en met schuifelenden gang. Hij droeg een open buis, met een teervlek op de mouw, een rood en zwart geruit boezeroen, gestreepte katoenen broek en lompe versleten schoenen. Zijn gelaat Was schraal, bruin getint, had een sluwe uitdrukking en vertoonde een voortdurend lachenden trek, waardoor wetgeving en onze bestuursmaatregelen niet anders zien dan een verdrukking van de niet-bezittende klasse die het vuur van den klasssnoorlog willen aanblazen en de bestaande maatschappij omverwerpen kunnen met dien kreet niet instemmen. In gemeen overleg, oprechten zin tot samenwerking gelooven zij niet. Geen verzoening maar oorlog en strijdblijft hun leus. Zij kunnen geen vrede hebben met een adres van antwoord op de Troonrede, waarin woorden voorkomen als deze»De hernieuwde bevestiging van den band tusschen Vorst en Volk ver levendigde het besef der nationale eenheid." Zij plaatsen zich buiten het volk en wenschen het besef dier eenheid niet te versterken. Welnu als die plaats hun behaagt, laat ze hun gang gaan. Kleingeestig was inderdaad de poging van den heer Troelstra om den goeden geest en de uitnemende wijze waarop onze feesten zijn gevierd, te ontkennen tegenover de bijna eenparige getuigenis van alle binnen- en bui- tenlandsche bladen. Wat beteekent toch daarnaast de wre velige opmerking van een correspondent van een Bel gisch blad, die in een viaduct achter het centraal-station in het gedrang was geraakt, en zich beklaagt over »het rapalje van de havenbuurt, dronken matrozen, sjouwer lui en straatjongens" Is er één groote havenstad in Europa of Amerikawaar men bij feesten, die groote ophoopingen van menschen tengevolge hebben, voor der gelijke onaangename ontmoetingen veilig is? Wij hebben de buitensporigheden betreurddie hier en daar zijn gepleegd tegen personen die nu eenmaal aan de uitin gen onzer volksvreugde niet wilden deelnemen maar zij zijn werkelijk niet van dien aard geweest, dat zij aan de feesten huD algemeen karakter van warmen geestdrift en ordelievendheid zouden kunnen ontnemen. En daar over klagen sociaal-democraten, die er openlijk voor uit komen dat zijzoodra zij de meerderheid hebben, van geweld niet afkeerig zullen zijn, en zich voorbereiden voor de groote sociale revolutie Wij mogen er ons over verheugen, dat de beteekenis der inhuldiging en de wijze onzer feestviering tegen de sociaal-democratische critiek is bestand gebleken. Hooge vleeschpryzen. De in Duitschland vooral op aandrang van pro tectionistische agrariërs, sinds jaren doorgevoerde sluiting van de grenzen voor buitenlandsch vee heeft tengevolge, dat de vleeschprijzen er sterk gestegen zijn waardoor het verbruik van vleeschvooral onder den midden- en arbeidersstand zeer is afgenomen. Rund-, varkens- en schapenvleesch is er ruim 1/3 duurder dan hier. Het volk begint meer en meer ontevreden daarover te worden. een onregelmatige rij gele tanden zichtbaar was, en zijn handen met gekromde vingers waren half gesloten, zooals men veel bij zeelieden ziet. Toen hij over het grasperk kwam aansloffen, hoorde ik den heer Trevor een hikkend geluid maken, alsof de ademhaling hem moeilijk viel. Daarna sprong hij plotseling overeind en liep in huis. Hij keerde echter onmiddellijk terug en toen hij mij voor bij kwam, nam ik duidelijk den reuk van brandewijn waar. »Wel mijn vriend, wat kan ik voor u doen vroeg hij. De zeeman keek hem aan, de oogleden gerimpeld en den eeuwigen valschen glimlach op 't gelaat. »Kent gij mij niet vroeg hij. >Wel mijn hemel, gij zijt zeker Hudson," zei de heer Trevor op een toon van verrassing. »Zeker, ik ben Hudson, mijnheer," antwoordde de zeeman. »Het is al dertig jaar en langer misschien geleden, sedert ik u voor 't laatst zag. Gij woont hier nu in uw huis en ik moet nog altijd tevreden wezen met een stuk pekelvleesch uit het vat." »Tut, gij zult ervaren, dat ik de oude tijden nog niet vergeten ben 1" riep de heer Trevor, en den zee man genaderd zijnde, zei hij zacht een paar woorden tot hem. »Ga in de keuken en gij zult er eten en drinken vinden," vervolgde hij met luide stem. »Ik twijlel ook niet, of ik zal wel eene betrekking voor je vinden." Dank u, mijnheer," zeide de zeeman, met de rechterhand zijn voorhoofd aanrakende. »Ik heb juist een tweejarige zeereis achter den rug en wel op een achtknoops bark en heb behoefte aan rust. Ik dacht, dat ik die wel bij u of bij mjjnheer Beddoes zou vinden." 'Ha, gij weet dus, waar mijnheer Beddoos is riep de heer Trevor. God zegene umijnheerik weet waar al mijn oude vrienden zijn zei de man valsch glimlachend en slofte achter de meid weg naar de keuken. De heer Trevor mompelde zoo iets tegen ons, dat hij een scheepsmast van dien man was geweest, toen hij naar de goudvelden terugkeerdedaarna ging hij in huis terwijl wij zijn zoon en ik op het gras bleven zitten.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1898 | | pagina 5