De loet en Ie Plantsoenen.
No. 124.
onderdste jaargang.
1898.
WO ENSDAG
19 OCTOBER.
beantwoording van gestelde vragen
omtrent de beplantingen in en om Alkmaar.
ALKMAABSCHE
Deze Courant wordt Dlnsda g-, lïonderdag-
en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 3 maanden voor Alkmaar f 0,8© franco door het
geheele rijk f 1.
3 Nummers f 0,06. Afzonderlijke nummers 3 ets.
Prijs der gewone advertentien
Per regel f ©,16. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COSTER
ZOON.
Telefoonnummer 3.
Op uitnoodiging van de vereeniging „Alemarla"
hebben de heeren H. COPIJNS, Groenekam, bij Utrecht,
en ANTH. KOSTERS 's Gravenhage een onderzoek
ingesteld betredende den aanleg, groei en het onderhoud
van den Hout en de verschillende Plantsoenen te Alk
maar. Van hunne bevinding brachten zij dezer dagen
een uitvoerig beredeneerd rapport uitdat den 17 aan
den Raad dezer gemeente ter kennisname werd toege
zonden terwijl de leden van bedoeld college alsmede
de opzichter van den Hout en de plantsoenen, mede een
ex. ontvingen.
Wij laten het rapport in zijn geheel hieronder volgen:
Het was den ondergeteekenden aangenaam van uwe
Vereeniging de vereerende opdracht te ontvangen om als
vakkundigen een rapport uit te brengen over den toe
stand van bovengenoemde beplantingen en openbare
wandelplaatsen.
Het geven dier opdracht toch was hun een bewijs
dat Alcmaria gevoel heeft en een open oog voor de
schoone omlijsting der stad, welks natuurschoon zij in
stand wil houden en zoo mogelijk verfraaien.
Dat Alkmaar"s burgerij trotsch is op den gordel van
hoog/geboomte, als een oase zich verheffend uit de om
liggende vlakte, laat zich begrijpen, en niet minder het
verlangen om het aanzien dier omgeving tot een hoog
standpunt op te voeren.
Door een nauwkeurig onderzoek is het den onderge
teekenden gebleken, dat men in de keuze der middelen
en der behandeling om aan dat verlangen te voldoen,
niet altijd gelukkig geslaagd is.
De ondergeteekenden willen nu hun bevinding mede-
deelen bij hun onderzoek in de maanden April en Juni
van dit jaar gedaan, en eindigen met eenige algemeene
beschouwingen omtrent de beplantingen in en om
Alkmaar.
De Harddraverslaan.
Een der moeilijkste vraagstukken aan ons oordeel
onderworpen is zeker wel het aangeven der middelen
tot verbetering van den toestand der Harddraverslaan.
De iepen welke deze laan jaren lang ten sieraad
strekken, zijn helaas uitgeleefd.
De oorzaak van dit te vroeg afsterven, is de hooge
waterstand tijdens de strenge winters der laatste jaren.
Het geheele wortelgestel bevriest bij zulk een vochtigen
grond tot een ijsklomp, de wortels worden ziek en de
boomen groeien niet meer. Ook de sterke zeewinden
schaden aan dergelijke verzwakte boomen zeer, en de
grond verliest haar goede eigenschappen om iepenboo-
men van hoogen leeftijd in stand te houden
Deze toestanden heeft men op verschillende laaglig-
gende of te vochtige gronden in Nederland, ook bij
andere boomsoorten, voldoende kunnen waarnemen.
Volgens onze meening moet men de iepenboomen
toch nog eenige jaren laten staan, zonder verder eenige
behandeling aan haar toe te passen,'en dezen tijd gebrui
ken tot het aankweeken van sterke alleeboomen, opdat
dieals de uitroeiing der iepenboomen noodzakelijk
wordt, eene zoodanige afmeting hebben verkregen, dat
de overgang van oude tot jonge boomen voor Alkmaar's
burgerij minder teleurstellend zal zijn.
De aan te kweeken boomsoorten welke voor dit doel
en speciaal op de vochtige gronden het eerst in aan
merking komen, zijn beuken, linden en kastanjeboomen.
Beuken zijn ongetwijfeld voor de eischen en de grond
soort der Harddraverslaan, het meest aan te bevelen.
Het nageslacht zal het tegenwoordige dankbaar zijn,
indien tot deze boomsoort besloten wordt.
Aangezien wij echter bij ervaring weten, dat beuken
vele jaren noodig hebben eer ze tot zware schaduwge
vende boomen zijn opgegroeidwillen wij trachten dit
bezwaar te ondervangen door eene gemengde beplan
ting aan te bevelen, en het volgende voorstellen.
Men tracht in de nabijheid het benoodigde getal beu-
kenboomen, zoo sterk en gelijk mogelijk aan te koopen.
Deze boomen worden in de nabijheid op een geschikt
terrein opgeplantop afstanden dat er 1.'25 M. ruimte
tusschen de kronen blijft. Voorzichtigheidshalve plant
men 1/4 meer dan het benoodigde getal, opdat men, als
zij voor de Harddraverslaan gebruikt wordeneene
keuze van gelijkmatige boomen kan doen.
Indien zulke boomen met de noodige kennis en voor
zichtigheid met groote wortels geroeid en geplant wor
den, dan kunnen zij, na voldoende sterkte op het voor
bereidingsterrein verkregen te hebben, met grondkluiten
in de Harddraverslaan geplant worden. Alsdan plante
men de beuken op afstanden van 7 M. en tusschen de
beukenkastanjes of lindende bedoeling is de witte
kastanje en zoo mogelijk de krimiinde.
Ook deze kastanje- of lindeboomen behoorden eenige
jaren op het stadsterrein te worden voorbereid, evenwel
beginne men met de beuken 2 a 3 jaren vroeger op
te planten.
Indien na verloop van jaren de beukenboomen vol
doende schaduw geven, worden de tusschen geplante
kastanjes of linden uit de Laan verwijderd en zijn dan
vrij zeker nog zeer goed te gebruiken om andere lanen
of singels in te vullen of aan te planten.
Indien de voorbereide boomen geschikt zijn om uitge-
plant te worden en de iepen in de Harddraverslaan te
vervangen, behoort de grond minstens 1 M. diep en elke i ij
4 M. breed in den herfst te worden omgedolven en boven
dien minstens 0,30 M. hoog met nieuwen krachtigen
gemesten grond te worden opgehoogd. Van deze aan-
gebrachten grond wordt rijkelijk rondom de wortels op
kluiten der boomen gestrooid en vermengd met den be-
staanden grond. Elke boom worde iets hooger geplant
dan de gewone grond en stevig aan palen bevestigd om
omwaaien te voorkomen.
Uitstekenden en krachtigen plantgrond ot bemesting
verkrijgt men door graszoden en bladeren op elkander
aan eene hoop te zetten en een paar jaar te laten vei-
teeren. Kan men een jaar voor het gebiuik in deze
aarde wat koemest, of nog beter privaatinest laten
doorwerken, dan verkrijgt men eene uitstekende compost.
Mochten de kosten in eene uitgaaf wat hoog loopen,
dan verdeele men de vernieuwing van de Harddravers
laan over twee of drie jaren. Hoofdzaak is, op eens goed
werk te maken, opdat men niet na eenige jaren kwij
nende boomen heeft, tengevolge onvoldoende grond
bewerking of bestede zorgen aan de te planten boomen,
daarom dienen de beukenboomen zoo spoedig mogelijk
op een geschikt terrein te worden opgeplant. Wij her
halen, dat het aantebevelen is '/t boomen boven het
benoodigde getal boomen op te planten.
Mochten de eerste twee jaren eenige beuken niet goed
aangroeien, dan kunnen die met de overgeblevenen op
het kweekterrein vervangen worden.
Wenschelijk is, dat het kweekterrein ongeveer uit
dezelfde grondsoort bestaat als de plaats waar zij nader
geplant worden.
Bolwerk
Het K enne me r park, de Hout
en de Grasperken.
De aanleg en het onderhoud van bovenstaande be
plantingen laat nog al te wenschen over.
Overal en op alle plaatsen worden jonge boomen
geplant; waar een open plekje te vinden was, is een
boom gezet, waardoor eene volheid en eentonigheid
ontstaan is in de belichting, welke de werkelijk mooie
oude boomvormen niet to* h wr vecht doen komen.
Bovendien is hier en daar het struikhout tot boom
achtige groepen opgegroeid, omdat men verzuimde snoei
en kapmes op tijd te gebruiken.
De struikpartijen zijn daardoor tot spichtige door
zichtige bosclijes opgegroeid, welke de genoemde een
vormigheid nog vermeerderen.
Veel van die jonge geplante boomen moeten verwij
derd wordenook enkele oude boomen moeten uitge
roeid worden en de opgeschoten boschjes moeten tot
struikgroepen worden vervormd.
Door deze verandering ontstaat de gelegenheid om
vooral langs het Kennemerpark eene oordeelkundige
beplanting der boorden van het water, met de zoo ge-
wenschte nuanceering aan te brengen.
Lage, zich over het water uitbreidende struiken, zooals
wilgen, fraai bloeiende heesters, zullen de thans be
staande eenvormigheid en boschkweekvorm wegnemen
en tevens de forsche lijnen der oude boomgroepen meer
doen uitkomen.
Bij o-evoegde schetsen waarop de bestaande en de door
1. i i - iJ ftv.^il.r.^1 rl rrullnn ïi dn7C
ons gewenschte toestand is afgebeeld, zullen u onze
bedoeling duidelijker maken, dan dat woorden dit kun
nen verklaren.
Overal heerscht dezelfde gewoonte en neiging om
alles maar te laten opschieten en eindelijk hier en daar
een gedeelte geheel weg te kappen.
Een schilderachtig effect zou verkregen worden indien
men door geregeld dunnen en het wegnemen van
gedeelten of onderdeelen van het kreupelhouteen
onregelmatig en ondoorzichtig bosch vormde.
De° licht- en schaduweffecten, door natuurvrienden zoo
gewaardeerd, zouden daardoor ruim worden verkregen.
De keus der boomsoorten voor den aanleg van derge
lijke beplantingen is afhankelijk van plaats, grondsoort
en doelzij wordt het best bepaald door den opzichter,
in overleg met een tuinarchitect.
Indien echter alle bovenaangegevene verbeteringen
worden toegepast, zonder dat de daarbij behoorende
grasperken in goeden toestand worden gebiacht en
onderhouden, zullen de aanleg en de beplantingen geen
fraai geheel vormen of tot haar recht komen.
Het onderhoud der grasperken laat veel te wenschen
over; schoone mollige grasperken verkrijgt men alleen
door ruime bemesting (in het voorjaar met stalgier en
in den zomerals deze mocht ontbreken kan men
guana met kaïniet of geprepareerde gazonmest gebruiken.
Bij droogte worden zij voldoende besproeid en alle
14 dagen of 3 weken (naarmate het groeit) kort ge
inaaid. Na de maaiing moet bij droog weer altijd vol
doende gesproeid worden, al is het midden op den dag
in de volle zou.
Onkruid, steenen of ander afval worde steeds uit het
gras verwijderd, en indien de grond los van aard is,
wordt zij in het voorjaar voldoende aangerold en dit
zoo noodig in den zomer herhaald.
Het loopen op de gazons is zeer nadeeligzoodat dit
zooveel mogelijk behoort voorkomen te worden. Een
mooi gazon maakt op den beschaafden mensch een
aangenamen indruk en vormt met de beplantingen een
harmonisch geheelhetwelk op geene andere wijze te
bereiken is.
De W esterlaan bij den Berger hout.
Om aan deze zeer aan den wind blootgestelde laan
meerdere windbeschutting te geven
volgende proef te nemen.
Aan de landzijde plante men twee dicht bij elkander
staande rijen balsempopelen-struiken, welke op de vol
gende wijze worden behandeld.
Als zij drie jaren gegroeid hebben worden zij 30 a
40 c.M. boven den grond afgehakt de op die struiken
zich ontwikkelende takken worden jaarlijks gedund en
afgesneden en tracht men door deze behandeling de
struiken zoo te vormen dat zij beneden vol blijven. Men
snijde steeds het 3 a 4-jarig gegroeide hout van de
struik af en laat de een en twee-jarige staan.
Verder zou tusschen de populieren en het zandpad
veel moeten worden uitgeroeid en de grondna doel
matig bewerkt en bemest te zijn, beplant worden met
2/3 eiken en '/3 iepenhakhout op afstanden van 60—70 c.M.
Dicht op elkander geplante boomen en struiken aan
de zeewinden blootgesteld, groeien beter op, dan wijd
en ruim geplante voorbeelden zijn overvloedig te vin
den langs duinen, in de nieuwe Scheveningsche boschjes
en elders. 1
Windbeschutting moet men altijd trachten te verkrij
gen van af den grond, dus met laag- of kreupelhout
beginnen en dan langzaam oploopend hooger hout aan
planten, hetwelk door de natuur of het mes op de ver
eischte hoogte wordt gehouden. Plant men aan d
westzijde aldaar direct hoogere boomen tot windbe
schutting, dan veroorzaakt men sterke snuif- of trek-
winden, waardoor het lage hout slecht groeit.
Wat den mensch gevoelig aandoet, schaadt ook boom
en plant, ja doodt haar ten slotte.
Canadasche populieren worden ook dikwijls met succes
tegen de sterke winden als beschutting geplant en
groeien op gemengde zandgronden uitstekend, zooals de
laan van N. Oosteinde van den Haag naar Voorburg te
zien geeft.
Wij geven voor de Westerlaan echter de voorkeur
aan boven omschreven behandeling.
Bovendien is de canadasche popel als sierboom niet
aan te bevelen, omdat zij met wind steeds ritselt, broos
hout vormt, en in den bloeitijd gedeelten van^de bloem
laat vallen, wat zeer onaangenaam is.
Ook haar hout heeft weinig waarde voor de industrie.
De Wester- of donkere Hout.
Veel zou ook hier kunnen verbeterd en verfraaid
worden door de esdoorn meer te hakken en meer dwerg
eikenhout op sommige plaatsen aan te planten.
De grond is te vochtig, zoo niet te nat, en behoorde
het overtallige water, door achter het hout verscholen
greppels, te worden afgevoerd.
Voor opgaande boomen kieze men daar waar zulks
om andere redenen soms niet aanbevelenswaardig zou
zijn, beuken, in plaats van iepen.
Beuken zullen op dien vochtigen grond gezonder blijven
en hooger ouderdom bereiken.
De Zuider - Houtlaan.
Wij raden aan, uit de beuken en iepen-allee de iepen
te verwijderen, de beuken kunnen zich dan vrij ont
wikkelen en zullen schooner laan vormen dan nu met
de iepen.
Ook Jangs de zuidzijde van de houtlaan raden wij
aan eene rij hakhout uit te roeien om wat meer ruimte
te maken en de laan schooner te doen uitkomen.
De Bergerhout.
Ook op deze vochtige gronden raden wij aan, de
iepenboomen zooveel mogelijk door beuken en kastanjes
te vervangen.
Onder beukenboomen plante men esdoornen, dezen
groeien aldaar bijzonder goed, zooals in het Haagsche
Bosch te zien is.
Overal is het boschhakhout behandeld alsof het be
hoorde aan een oeconoom die alles laat groeien om
een flinke houtkap te hebben, in plaats van schoone
wandelplaatsen, lanen S» doorzichten te scheppen, Alk
maar waardig. De zuidzijde of grens van het bosch,
zouden we met meer zorg willen behandeld zien en
n.l.: bij het kappen en snoeien een gedeelte esdoornen
esschen willen sparen (niet hakken) om de grens van
het bosch onzichtbaar te maken; nu is het hinderlijk
en misstaat het dat men wandelende die grenzen ziet.
Van dergelijke onderdeelen of kleinigheden hangt
dikwijls het effect van het geheel af.
ALGEMEENE BESCHOUWINGEN
kn
Waterstand.
Zooals we reeds hebben vermeld, is de vochtige grond
(gevolg van den hoogen waterstand) op verschillende
plaatsen oorzaak, dat sommige boomen geen hooger
ouderdom bereiken.
Men kieze daarom voor lage vochtige gronden boom
soorten, als beuken, kastanjes, linden, elzen, eschen,
taxodiums enz.
Ook trachte men bij het planten de boomen op eene
verhevenheid te zetten, zoodat zij hooger staan dan de
begane grond.
Afvoer van water door buizen of greppels bevordert
de gezondheid van het wortelvermogen der omstaande
boomen en planten.