Buitenland.
Nederland.
breedte hebben dan 4 Meter" zijn al te talrijk en naar de
meening van den Commissaris van Politie heeft het rijden
in die straten of stegen nimmer veel bezwaar gegeven.
Ook is de gemeente-reiniging bij het stipt in acht nemen
der bepaling buiten staat behoorlijk in den dienst te
voorzien.
Aan een en ander kan worden tegemoet gekomen door
de vaststelling van de volgende verordening
Verordening houdende wijziging der verorde
ning tot aanvulling der Algemeene Politiever
ordening.
Art 1 wordt gelezen als volgt
»Het is verboden met rij- of voertuigen die zelve of
welker ladingen eene meerdere breedte hebben dan 1.25
Meter te rijden door het Fnidsen tusschen de Spekbrug
en de St. Annastraat en door de Schapensteeg."
»Het is verboden het Fnidsen tusschen de Spekbrug
en de Hekelstraat in westelijke en de Hekelstraat in
noordelijke richting te berijden met rij- of voertuigen."
In buitengewone gevallen als bij begrafenissen en der
gelijke kan de burgemeester ontheffing verleenen van
de bepalingen in de beide vorige zinsneden bedoeld.
De bepalingen in de 1ste en 2de zinsnede van dit
artikel bedoeld zijn niet toepasselijk op de rij- en voer
tuigen van den gemeente-reinigingsdienst en op het rol
lend materieel der brandweer.
Art. 173 der Algemeene Politieverordening wordt in
getrokken en bmten werking gesteld.
Thans komt mede in behandeling het onder letter m
der ingekomen stukken vermelde adreB. Daarin wordt
voornamelijk geklaagd over de verboden richting van
het inrijden in het Fnidsendie adressanten liever
tegenovergesteld wenschen en dat voorts het verbod voor
alle dagen geldt.
De Voorzitter doet opmerken dat de adressanten
op het oog hebben den handel van het Luttik Oudorp en
den Kooltuin.
Aan het Luttik Oudorp liggen juist de meeste schepen,
zoodat de meeste handelaren voor hunne deuren kunnen
laden en lossen. Zij hebben voorts den Dijk dichter bij
zich dan zij die moeten komen van het andere einde
der stad. Tot toelichting van art. 1 der verordening
deelt spr. nog mededat voor het inrijden de westelijke
richting is genomen, met het oog op de kaasmarktals
wanneer de kaas naar de schuiten wordt gedragen en
met het oog op de botermarkt.
De heer Witte wijst er op, hoe alle fabrikanten van
het oostelijk deel der stad met hunne fabrieken en inrich
tingen geïsoleerd zijn, als het Fnidsen voor hen onbereden
moet blijven. De toestand zooals die voor hen en in het
algemeen voor den handel nu is, is onhoudbaar. Spr. is
van oordeeldat het belang van de bewoners van het
Fnidsenwaarvan de meesten hunne lapjes en andere
waren ook buiten het verbod wel zullen verkoopen, niet
opweegt tegen het handelsbelang in het algemeen.
De heer Boelmans terSpill gelooft, dat de heer
Witte buiten de orde gaat. In behandeling is alleen het
voorstel tot wijziging der verordening, voor zooveel betreft
de breedte der straten.
De heer Stoel moet vorigen spr. opmerken, dat toch
ook het adres der fabrikanten aan de orde is en dan is
hij het met den heer Witte eens, dat de richting, welke
voor het rijden is verboden, juist andersom had behooren
te zijn. In de vorige vergadering heeft hij zich tegen de
toen aangenomen richting dan ook verzet.
De heer Boelmans ter Spill herinnert er aan
hoe de Raad toen, ondanks het bezwaar van vorigen spr.,
anders heeft besloten en waarom zou op dat besluit nu
moeten worden teruggekomen
De heer Bosman gelooftdat de Baad thans voor een
moeilijk te regelen zaak staat. Het argument, door den
Voorzitter geopperd, in zake de botermarktmoet men
echter niet het oog verliezon.
De heer Witte wil gaarne de belangrijkheid dier
markt erkennen. Maar alles, wat van het westelijk deel
der stad komt, kan, om de botermarkt te bereiken ge
makkelijk het Fnidsen vermijden. Dit kunnen de fabri
kanten niet. Voor hen is het een bijna onmogelijke zaak
's Vrijdags, met de kaasmarkt wanneer zij in het Fnidsen
moeten zijn, de beide zijden der Mient te passeeren, omdat
alles daar even vol is. Hoe moet men dan in het Fnid
sen komen
De Voorzitter gelooftdat spr. uit het oog ver
liest dat de meeste fabrikanten voor de deur kunnen
laden en lossen. Dat zij voor dien enkelen keer, dat zij
in het Fnidsen moeten wezenbehooren om te rijden
acht hij daarom niet zoo bezwaarlijk.
De heer Witte zegt, dat als hij in de vorige raadszitting
was tegenwoordig geweesthij stellig tegen de verorde
ning zou hebben gestemd. De toestand van thans is geen
jaar houdbaar.
De heer Kraakman deelt mede, dat het oordeel der
commissie ten opzichte van het voorstelhetwelk thans
aan de orde is, niet eenstemmig is geweest. De verga
dering van 24 Aug. 1.1. heeft wijziging gebracht in het
toen aangeboden voorstel der commissie, door de breedte
der wagens, voorgesteld op 1.50 M., te verminderen tot
1.25 M. Toen heeft de Baad de breedte der straten van
4 M. doen voortbestaan. In straten van 3 M. breedte
echter zullen geen twee karren elk van 1.50 M. elkaar
kunnen passeeren. Het komt spr. dan ook wenschelijk
voor, deze zaak in de commissie voor de strafverorde
ningen nader te overwegen. De verordening is voorts
toepasselijk voor alle dagen en daar hebben de fabrikan
ten juist zooveel tegen.
Spr. stelt voor de geheele materieook in verband
met het thans ingekomen adres, nader te overwegen en
daarom tot eene volgende vergadering aan te houden.
De Voorzitter zegtdat deze zaak haast eischt.
De politie komt in moeilijkheden. Daarom is hij voor
aidoening.
De heer Kraakman is er tegen om alle verbod
op te heffen voor de breede karren. Wellicht zullen bij
nadere overweging de stratenwaar die karren niet
mogen rijden met name kunnen worden genoemd.
De heer Boelmans ter Spill dringt mede aan
op afdoening. Als de heer Kraakman tegen do veror
dening iswelnu laat hij dan tegenstemmen. Wat aan
gaat de kwestie van de richting omtrent het inrijden
welke zaak spr. buiten de orde acht, naar spr. meening
zou daarop geen beslissing kunnen worden genomen
dan na een bepaalden proeftijd.
Het voorstel-Kraakman om deze zaak aan te houden
en opnieuw te stellen in handen der commissie voor de
strafverordeningenwordt voldoende ondersteund. In
stemming gebracht wordt het verworpen met 10 tegen
5 stemmen. Vóór stemden de heeren Stoel, Rentmeester,
Preijer, Witte en Kraakman.
De heer Kraakman geeft thans in overweging
om de 2e alinea van art. 1 zoodanig te wijzigen dat
in plaats van de Spekbrug tot de Hekelstraatgelezen
worde »van de Spekbrug tot de westzijde van de Ap-
pelsteeg." Daarmede zou de Baad een bezwaar van het
raadslid, den heer de Wit, ondervangen. Dezejzal anders
van zijn pakhuis niet tot zijn huis kunnen komen dan
langs een omweg.
De heer Vonk zegtdat men dat juist niet heeft
gewild, om botsingen te voorkomen in het kleine eindje
van de Appelsteeg tot de Hekelstraat.
De heer Kraakman zou dan evenals vroegerde
beperkende bepalingen alleen willen doen geldon voor
de Vrijdagsche en Zaterdagsehe marktdagen.
De Voorzitter zegtdat men gemeend heeft, dat
het verbod beter gehandhaafd zou worden als het toe
passelijk werd verklaard op alle dagen.
De heer Goede acht verandering in den zin van den
heer Kraakman ook niet noodig. Het verbod beteekent
voor de fabrikanten op gewone dagen niemendaldoch
is alleen een beletsel op marktdagen. Vandaar dat het
onveranderd kan worden behouden.
Het denkbeeld Kraakman wordt niet voldoende
ondersteund.
Art. 1 der verordening wordt in stemming gebracht
en aangenomen met op één na algemeene stemmen; tegen
de heer Kraakman.
De verordening wordt daarna zonder hoofdelijke stem
ming onveranderd vastgesteld.
Op voorstel van den Voorzitter gaat de verga
dering thans over in eene zitting met gesloten deuren.
Na verloop van een uur worden zij wederom geopend.
Aansprakelijkheid kas-tekort.
De heer Boelmans ter Spill deelt mededat
de adviezen omtrent de aansprakelijkheid van B. en W.
voor het eventueel ongedekte kas-tekort waarvan
hedenmorgen het laatste bij de speciale commissie zijn
ingekomen. De commissie zal waarschijnlijk de volgende
week vergaderenwaarna de leden van den Baad in de
gelegenheid zullen worden gesteld van die adviezen ken
nis te nemen, op de wijze, door de commissie te bepalen.
De Voorzitter bedankt spr. voor de gedane mede-
deeling en sluit daarna de vergadering.
BEIjtSlM. Een telegram uit den Congostaat meldt
dat luitenant Glorie die door baron Dhanis is uitgezon
den om de oproerige Batatela's te bestrijden, dezen bij
Uvira een volkomen nederlaag heeft toegebracht. De
Batatela's zijn op de vlucht geslagen met: achterlating
van negentig dooden.
BUITSCHIjABiD. Te Altona is een man in hech
tenis genomen die verklaart door een anarchistisch
comité aangewezen te zijnom den Keizer, bij diens
terugkeer uit het Heilige land van het leven te berooven.
Men gelooft, dat de man niet wel bij het hoofd is.
KAt* K S.A'X19»Eerst Fashoda ontruimen en dan
onderhandelen zoo luidt in het kort Salisbury's
eisch. Terwijl het Geelboek, door Frankrijk over de
kwestie uitgegeven, doet zien, dat het den Franschen
geenszins te doen is, om Fashoda (dat ongezond en niet
bij uitstek gunstig gelegen is) te behouden, maar zij
slechts een haven wenschen aan den Boven-Nijl, als uit-
voerplaats hunner producten uit Fransch-Congo, blijkt
het dat Engeland niet ongenegen is, op dat denkbeeld
in te gaan, doch daarover niet wil onderhandelen, vóór
Marchand zich teruggetrokken heeft. En over dat
onbeduidende geschilpunt, over de vraag, wie van beide
partijen zal toegeven en of dat kan geschieden, zonder
dat de nationale eer geschonden schijnt te zijn, daar
over jaagt men zich aan beide zijden van het Kanaal
zóózeer in het harnas dat men, hoezeer beide regeerin
gen vurig wenschen den vrede te handhaven, reeds op mo
gelijke mobilisatie bedacht is.
Zoo meldt een telegram uit Londen, dat het departe
ment van marine den Cunard- en White Star maatschap
pijen last heeft gegevende gesubsidieerde booten in
gereedheid te houden voor mogelijke gebeurtenissen.
Deze booten zijn de Campania, de Lucania, de Majes
tic en de Teutonic. In geval van oorlog zullen deze
optreden als geleiders van Engelsche koopvaarders die
uit Amerika komen.
Blijkbaar heeft men in Engeland begrepen, dat de
samentrekking van Fransche troepen te Toulon niet onbe
antwoord mocht blijven.
FRASKRIJH. Over hetgeen den 25 bij de Ka
mer-opening is voorgevallenzou men couranten vol
kunnen schrijven, en toch, dit is het eigenaardige
der tegenwoordige Fransche toestanden, den lezer bij
het einde even wijs laten als bij den aanvang.
Kortheidshalve worde gezwegen over de onvermijde
lijke straat-schandalen, kloppartijen en betoogingen onder
allerlei soort van strijdleuzenen vinde alleen een
zeer beknopt Kamer-overzicht een plaatsje.
Na voorlezing door den president der 19 interpella
ties, stelt Brisson (die wordt uitgejouwd) voor, dat de
interpellaties over de Dreyfus-zaak zullen worden ver
daagd, tot na het arrest van het Hof van Cassatie. De-
roulède (uitgejouwdtwee afgevaardigden worden
handgemeen) verwijt het ministerie dat het zich met
geweld staande houdt. Chanoine (de minister van oor
log, gekozen als opvolger van Zurlinden, wijl hij een
voorstander van de revisie was)roept daarop uit
»Toen ik het bewind aanvaardde, deed ik dit in overleg
met al mijne kameraden. Ik wist dat ik mjj blootstelde
aan ongegronde verdenking, aan eene onverdiende onpo
pulariteit. Wat betreft de ongelukkige zaak, heb ook
ik mijne meening, en deze is geheel dezelfde als die
mijner voorgangers (in zijne verwarring zegt de minis
ter opvolgers), ik geef daarom aan de Kamer het depot
terug dat mij is toevertrouwd, de zorg voor de belangen
van het leger, en ne8m mijn ontslag als minister van
oorlog."
Hij verlaat de zaal. De zitting wordt geschorst.
Brisson en Sarrien (de minister van Justitie) reden naar
het Elysée Chanoine was hun vóór geweest, doch Faure
had geweigerd hem te ontvangen. De president ver
klaarde het met Brisson en Sarrien eens te zijn, dat het
noodzakelijk was de portefeuille van oorlog toe te ver
trouwen aan een burger, ten einde aldus de onderge
schiktheid van het militair gezag aan de burgerlijke
autoriteit te betoogen.
De zitting wordt hervat.
De heer Ribot stelt de volgende motie voor
»De Kamer bevestigt de suprematie van het burgerlijk
over het .militaire gezag, spreekt haar vertrouwen uit
in het leger dat getrouw de republikeinsche wetten na
leeft, en gaat over tot de orde van den dag."
Cavaignac bestijgt en verlaat de tribune onder voort
durend schelden en uitjouwen.
De motie Bibot wordt aangenomen met 559 tegen 2
stemmen.
Berger stelt voor aan de motie-Bibot toe te voegen
»en laakt de Begeering, omdat zij het leger niet heeft
doen eerbiedigen."
Dit amendement wordt verworpen met 274 tegen 271
stemmen.
De Mahy dient een ander amendement in, waarbij de
regeering wordt uitgenoodigd een eind te maken aan
den veldtocht Van beleedigingen tegen het leger. Tegen
den zin van Brisson wordt dit amendement aangenomen.
Berteaux stelt voor daaraan toe te voegen dat de Kamer
vertrouwt, dat de Begeering de noodige maatregelen zal
nemen tot bescherming van de eer van het leger, doch
deze toevoeging wordt verworpen. Het ministerie ver
laat hierop de zaal, en daarna wordt de aldus samen
geflanste motie in haar geheel aangenomen.
Begrijpe wie het kan 1 Chanoine, gelijk reeds gezegd,
gekozen om ter revisie mede te werken, laat zijn collega's
in den waan dat hij het geheel met hen eens is, en ver
laat hen juist op het oogenblik, dat zijn steun onont
beerlijk is! (de fransche militairen mogen dan bij uitstek
dapper zijn, mannen van karakter zijn het niet 1)
En de Kamer, die het eene oogenblik een motie van
waratrouwen verwerpt, verwerpt een oogenblik daarna
eveneens een motie van vertrouwen
Dat het ministerie zijn ontslag aanbood spreekt van
zelfvermoedelijk zal thans Ribot met de vorming van
een nieuw kabinet belast worden.
Frankrijks toestand is hachelijkinwendig bijna bur
ger-oorlog uitwendig een hoogst netelige verhouding tot
Engeland nog neteliger geworden door het aftreden van
Delcassé, die als minister van buitenlandsche zaken, in
de moeielijke Fashoda-quaestie veel tact getoond heeft.
De jammerlijke zaak, die tot dit alles aanleiding geeft,
treedt intussehen den 27 een nieuw stadium in. Den
27 en 28 n.l. hebben de aangekondigde zittingen plaats
van het Hof van Cassatie in de Dreyfus-quaestie. Dat
de regeering uitgebreide voorzorgen heeft gelast tot het
bewaren der orde behoeft nauwelijks vermeldwaar
het warme fransche bloed zoo licht tot uitspattingen van
allerlei aard overslaat. De rapporteurde heer Bard
zal voor het voorlezen van zijn rapport wel de geheele
zitting van den 27 in beslag nemen zoodat zeker niet
vóór Vrijdag de procureur-generaal aan bet woord zal
komenom zijn eisch te stellen. Daarna moet de- heer
Mornard zijne conclusion ontwikkelen. Of dus vrijdag
avond de zaak zal afloopen schijnt nog onzeker.
Veevervoer naar België.
De minister van waterstaat, handel en nijverheid
heeft bepaald, dat, met ingang van 1 November ^898,
voor het doorgaand vervoer van rundvee uit Nederland
naar België, zal gelden de navolgende bepaling
Met toevoeging aan het bepaalde in art. 29 van het
Algemeen Reglement voor het vervoer op de spoorwegen
en in art. 31 van deel B van het Algemeen Reglement
voor den dienst en het vervoer op de spoorwegen, mag
geen rundvee ten vervoer worden aangenomen, tenzij voor
elk stuk aan de spoorwegonderneming zij ter hand ge
steld een door een geëxamineerd veearts ingevuld en onder
teekend certificaat dat een datum draagt ten hoogste
twee dagen ouder dan dien van den dag waarop het vee
ten vervoer wordt aangenomen. Een model van het be
doelde certificaat is in de »St.-Ct" van den 27 te vinden.
Invoer van melkvee.
Uit Zeeuwsch-Vlaanderen wordt aan het N. v. d. B.
gemeld
Eindelijk zijn de grenzen geopend voor den invoer vant
melkvee
De Minister De Bruijn heeft woord gehouden! Hij heeft
de Nederlanders verheugd, maar meteen doode
musch.
Algemeen is de verontwaardiging over zulk eene han
delwijze in deze streken, waar men meende nu eens voor
goed van den smokkelhandel en den aankleve van dien
verlost te zijn.
Doch niet alleen de Nederlanders, ook onze zuidelijke
naburen zeiven zijn niets gesticht over het besluit van
hun Minister en zien er een schending in van internationale
overeenkomsten. Wij lezen in een Antwerpsch blad van
22 Oct.
De opening slechts gebeurende den eersten en den vijf
tienden van elke maand leidt tof eene kolossale belem
mering in den dienst op die dagen, tot kosten van quaran
taine en andere, die alle ten laste vallen van dengene
te wiens voordeele de opening werd toegestaan.
En waarom dit alles Omdat de ziekte in Holland nog
altijd heet te bestaan.
Is dat waar Waarom houdt men dan de grens niet
heelemaal gesloten 1
Doch wij staan juist voor een tegenovergesteld geval.
Terwijl in Holland de ziekte geweken is, ziet men in
België honderden stallen besmet, en de statistieken, die
wij alle weken in het officieus orgaan »De Landbode'' te
lezen krijgen, en een brief, ons vandaag uit De Kempen
toegezonden, bewijzen ons de bedroevende waarheid van
dit feit.
Limburg, Luik, Brabant, de Antwerpsche polders, de
dorpen langs den Bupel zijn besmet of op het punt be
smet verklaard te worden.
Waarom dan al die maatregelen nemen tegen Holland
waar volgens verklaring de ziekte om zoo te zeggen heele
maal verdwenen is