No. 132. Tweede blad. Honderdste jaargang. Zondag 6 November 1898. Gemeentelijk Slachthuis. Het rapport, dd, 24 October 11., van burgemeester en wethouders dezer gemeentewaarvan wij in ons vorig nummer melding maakten, luidt in zijn geheel als volgt Naar aanleiding van uw besluit van 1 Juni 1.1. No. 14 is door ons den 4den Juni d.a.v. No. 581 een schrijven gericht aan de Kamer van Koophandel en Fabriekenvan den volgenden inhoud „Voldoende aan den wensch van den Gemeenteraad, hebben wij de eer in handen uwer Kamer te stellen een door ,ons aan genoemd college gedaan voorstel om te besluiten tot de oprichting van een abattoir in deze gemeente, (bijlage raadsverslag No. 48) met verzoek daarop te dienen van bericht en advies voor zooveel de belangen van den handel bij dat onderwerp betrokken zijn." Daarop werd onder dagteekening van 23 Augustus 11. No. 52/231 van de genoemde Kamer eene missive ontvangengericht aan den Gemeenteraadwelk stuk in uwe vergadering van 24 Augustus 11. om bericht en raad in onze handen werd gesteld. Gevolg gevende aan die opdracht meenen wij als onze overtuiging te mogen uitspreken, dat dit be richtschrift en advies der Kamer uiterst weinig zal bijdragen om de kennis uit te breiden van den Raad omtrent het onderwerp 't welk die vergadering sedert het begin dezes jaars bezighoudt. Al dadelijk moet de opmerking worden gemaakt dat de door de Kamer zelf, in de voorlaatste zinsnede barer missive getrokken conclusie, zoo niet onjuist, dan toch bepaald onduidelijk is. Zij concludeert „dat eene markt bij een abattoiralthans bij de aanvoerders (van vee) niet zeer gewild is en den handel zeer belemmert." Deze algemeen gestelde woorden en ook de daarop volgenden in dezelfde zinsnedezijn geschikt om verwarring te stichten. Er is in ons voorstel nergens sprake van een markt bij het eventueel op te richten abattoir. Wij moeten te dezen aanzien naar blz. 9 en 10 van ons voorstel verwijzen, alwaar wij juist betoogen, dat een markt bij het abattoir ons niet wenschelijk zou voorkomen. Bedriegen wij ons niet, dan kan uit het schrijven van de Kamer geene andere algemeene conclusie worden getrokken dan deze Een abattoir zal, omdat er strenge keuring plaats heeft, belemmerend werken op den handel in vee't welk bestemd is omna geslacht te zijnte worden uitgevoerd. De geest dezer woorden wordt in het ongunstig advies der Kamer telkens teruggevonden in de luttele zinsneden welke aan ons voorstel zijn gewijd. Het moet den aandachtigen lezer dan ook opvallen, dat de Kamerten aanzien van den export-vleesch- handelmeer gekant is tegen een strenge vleesch- keuring dan tegen een abattoir, daar zij van oordeel isdat deze „vooral" door strenge vleeschkeuring „uitermate" zal worden bemoeilijkt. En het is zeker, dat, indien uwe vergadering niet mocht kunnen be sluiten tot het oprichten van een abattoirzij naar de meening van de Kamer evenmin zal kunnen den ken aan het inrichten van een vleeschkeuringsdienst op andere wijze, wijl de export-vleeschhandel, wordt ze „ook maar eenigszins" bemoeilijktzal ophouden te bestaan. De Kamer staat lang en zoo goed als alleen stil bij den export-vleeschhandel. Maar wij vragen of het wel de moeite waard is zooveel aandacht te schenken aan dit betrekkelijk onbeteekenende onder deel der quaestie welke aan de orde is. Wie zijn export-slachters? Waar zijn hunne slachtplaatsen? Hoeveel vleesch wordt er uitgevoerd Bij het gemis van vleeschkeuring of andere ter zake dienende contróle-middelen in deze gemeente, was ons college buiten staatzelfs bij benaderingeen antwoord op die vragen te geven 't welk niet aanstonds van vele zijden kon worden aangevallen. Wij hebben ons dan ook daarvan onthouden in ons voorstel van 23 April 11. en aan dit onderdeel geen grooter plaats ingeruimd dan aan andere onderdeelen die inderdaad talrijk zijn. Maar van de Kamer, die ongetwijfeld van dezen tak van handel op de hoogte is, had onzes inziens waar zij aanleiding vond het voorstel van het dage- lijksch bestuur op dit punt te bestrijdenmogen worden verwachtdat zij meer licht had ontstoken dan „dat een belangrijk gedeelte van hetgeen alhier ter markt wordt aangevoerd, verhandeld wordt voor export." Wat heeft men onder een „belangrijk ge deelte" te verstaan? En zoo de Kamer het door haar bedoelde „gedeelte" al belangrijk vindt, is zij zóó zeker van de instemming des Raadsdat zelfs de geringste toelichting in deze door haar overbodig wordt geacht Dewijl het bepalen van den omvang dier belang rijkheid aan den Raad wordt overgelaten, willen wij thans als ons gevoelen mededeelendat de export- vleeschhandel bij de vraag zal men hier een abattoir oprichten?, allerminst overwegend mag zijn. Export slachterijen hebben hier evenals elders meermalen bestaan en zijn even zooveel malen weder verdwenen. Haar bestaan is afhankelijk van het open of gesloten zijn van buitenlandsche markten voor den invoer van levend vee. Worden de grenzen voor levend vee opengezetdan verdwijnen de export-slachterijen. Worden de grenzen daarvoor gesloten, dan verrijzen er zoowel hier als elders weer eenigen, doch op een duurzamen export-vleeschhandel valt niet te rekenen. Dat er bij de oplossing van het abattoir-vraagstuk geene rekening mede gehouden behoeft te worden zullen wij straks pogen aan te toonen. Wij zullen dan ook te dezer plaatse niet ingaan op de opmerking, dat eene heffing van 55 centen voor het slachten van een schaap te hoog is. Wij willen die bewering gaarne voor juist aannemen. Maar wij zouden meenendat daarover eerst ter snede van gedachten kan worden gewisseld als de tijd is aangebroken om over te gaan tot het vast stellen eener verordening tot regeling van de slacht- loonen aan het abattoirtot de oprichting waar van eerst nog moet worden besloten. En over dit laatste, eene principieele quaestie, loopt ons voorstel, waarover de Raad het advies van de Kamer noodig achtte. De volgende zinsnede in den brief der Kamer ver dient de aandacht: „De gemeente heeft geen enkel middel om te voorkomen dat in hare onmiddelijke nabijheid op een ook voor den handel geschikt terrein export-slachterijen worden opgericht, die alle eventueele belemmeringen, veroorzaakt door de bepalingen be treffende een abattoir in de gemeente Alkmaar, zouden ontgaan en die groote afbreuk zouden doen aan de inkomstendie men zich van dat abattoir voorstelt. De gemeente behoort daarom te zorgen, dat hiervoor geen voldoende redenen ontstaan." Een terrein in de onmiddelijke nabijheid ook voor den handel geschikt! Wij meenen, dat zulk een terrein niet anders gedacht kan worden dan èi ergens onder Heiloo, dat is minstens voorbij de Vier Staten en dus minder in de onmiddellijke nabijheid, öf onder de gemeente Oudorp, aan den Frieschen weg, aan den Geestmerambachtsdijk of aan den Schermer- weg. Op zulk een terrein dan zouden export-slach terijen worden opgerichtwellicht ook een markt wor den ipgesteld. Wij kunnen de Kamer volkomen gerust stellen en deelen haar vrees in geen enkel opzicht. Is op het door haar gedachte terrein het voor een slachtplaats noodige water te bekomen Zou het gemeentebestuur van Oudorp ooit de ingevolge de Hinderwet vereischte vergunning verleenen En zoo ja, zouden dan de ingelanden eene slootvervuiling nevens hunne koeweiden behoeven te dulden als door een groote slachtplaats overal veroorzaakt wordt? De Kamer bedriegt zich overigens als zij meent, dat de gemeente „geen enkel middel" zou hebben om te voorkomendat bij eene export-slachterij op een terrein als zij zich heeft gedacht, een markt zou ont staan. Het instellen, afschaffen en veranderen van markten wordt beheerscht door de artt. 144, 195 en 198 der Gemeentewet. Markten worden niet ingesteld door den exporf-vleeschhandel, doch door de Raden der gemeenten, onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten, voor zoover die goedkeuring niet aan H. M. de Koningin is voorbehouden. Stel al, voor een oogen- blik, dat de Raad van Oudorp besloot om bij zoo een export-slachterij een markt te gaan instellen, zou de Kamer dan inderdaad denkendat de gemeente Alkmaar daartegen niet met goed gevolg in verzet zou kunnen komen? Dit argument der Kamer is zeker wel het vreemdste dat ooit tegen de oprichting van een abattoir of zelfs tegen vleeschkeuring zonder abattoir is aangevoerd. Zonderlinger echter klinkt misschien nog hetgeen in de achtste en negende zinsnede van het advies der Kamer wordt beweerd. Daaruit zou volgen, dat in een stad met een abattoir de veemarkt slecht be zocht wordt, doch goed bezocht in een stad zonder abattoir, waar echter een groot deel van het aange voerde vee bestemd is voor een naburige stad met een abattoir. Het vee ter markt aangevoerd in de stad zonder abattoir, voor zoover het voor de naburige stad met een abattoir bestemd is, zal dan toch moeten kunnen voldoen aan de eischen in het abattoir aldaar gesteld, zouden wij meenen. En of men nu de risico in de eene of in de andere stad belooptdat zal den veeaanvoerders toch wel hetzelfde zijn. De Kamer laat het intusschen voorkomen alsof de veemarkt te Purmerend zoo groot is, omdat er geen abattoir bestaat, waardoor de „verkoop-condities vrij zijn," terwijl de veemarkt te Amsterdam zoo klein is, omdat er een abattoir bestaat en waar dus „steeds abattoir-conditie wordt gevorderd." Maar wij herhalen instantelijk dat een veemarkt, waar ook, niets te maken heeft met een openbaar slachthuis hier of elders. Op een veemarkt wordt vee verhandeld, niet geslacht; op een veemarkt zijn de verkoops conditiën per se vrijde veehandel, op een markt gedreven, wordt in het minst niet belemmerd, al bestaan er ook tien abattoirs in de plaats waar die markt gehouden wordt; een markt „waar steeds abattoir-conditie wordt gevorderd" bestaat niet en is onbestaanbaar. De belangrijke veeaanvoer te Purmerend is dan ook niet afhankelijk van het bestaan of niet bestaan van eenig abattoir, maar moetgelijk de Kamer geacht mocht worden te weten, aan een geheel andere oor zaak worden toegeschreven. Reeds lang vóór de stich ting van het Amsterdamsche abattoir mocht Purme rend zich in het bezit van eene bloeiende veemarkt verheugen, zoowel voor binnenlandsch verbruik als voor den toen onbelemmerden uitvoer naar Engeland. Gelegen tusschen en nabij vier groote en vruchtbare bedijkte meeren is Purmerend daarvoor de aangewezen plaats, zoodat de slagers van rondom er hun vee kunnen koopen. De veehouders zouden wel dwaas zijn als zij hun beesten met groote kosten naar Amsterdam deden vervoeren, waar toch maar een gedeelte, zij het een groot gedeelte, van het vee, hetwelk te Punnerend wordt aangebracht, voor de eerstgenoemde stad bestemd is. Veel eenvoudiger en goedkooper is hetals de Amsterdamsche slagers en veekoopers de markt te Purmerend bezoeken en alleen het door hen gekochte vee naar Amsterdam verzenden. Ziedaar de reden van het bloeiend veemarkt-verkeer te Purmerend hetwelk de Kamer wil toeschrijven aan het niet bestaan in die gemeente van een abattoir. „Ook na ingesteld onderzoek" komt het der Kamer voor, dat de oprichting van een „fonds" als te Pur merend bestaat waarbij de veehouders zich kunnen verzekeren tegen eventueele afkeuring van hun vee in het abattoir te Amsterdam althans in de eerste jaren te Alkmaar niet waarschijnlijk zou zijn. Wij zouden wel willen vragenwaarom niet Aan genomen dat, na de oprichting van een abattoir, de oprichting van een dergelijk fonds te Alkmaar door belanghebbenden werd begeerddan zien wij geenszins in waarom Alkmaar te dezen aanzien in slechter conditie zou verkeeren dan Purmerend. Ja, wij houden vol, dat het zou strijden tegen de natuur der dingen, als zoodanig fonds in die omstandigheden te Alkmaar niet tot stand kwam. Overal waar kans ontstaat op schade, ontstaat tegelijk de gelegenheid om eventueele schade tegen een zekere assurantie-premie, in verhou ding tot den omvang van de risico, aan anderen over te dragen. Waarom zou dit maatschappelijk ver schijnsel, hetwelk overal en ook te Purmerend wordt waargenomen, zich juist te Alkmaar niet voordoen? Zoo goed als te Purmerend en stellig ook elders bestaat te Amsterdam een dergelijk fondshetwelk in 1897 een getal van 8934 runderen tegen de gevolgen eener afkeuring na slachting in het abattoir ver zekerde. Zoolang de Kamer de resultaten van haar ter zake ingesteld onderzoek niet openbaar maakt gelooven wij niet, dat deze hare bewering veel indruk zal maken. In elk geval kan, meenen wijde vraag of men hier een abattoir zal stichten omgaan buiten de quaestie van het stichten van een „fonds." Zooals wij reeds deden opmerken, valt uit de mis sive der Kamer geene andere algemeene conclusie te trekken dan dezedat zij voor den exportvleeschhan- del (wel te onderscheiden van export-veehandeldie met het abattoir niets te maken heeft) eenige belem mering vreest. Aangezien de Raad echter ten volle bij machte is ombij het maken der regelingen naar welke liet wellicht op te richten abattoir zal werken, de noodige maatregelen te verordenen, waardoor even tueele belemmering opgeheven of tot een minimum wordt teruggebrachtachten wij het beginseltot het uitspreken waarvan ons college uwe vergadering heeft uitgenoodigddoor het ongunstig advies der Kamer in het minst niet aangetast. De Kamer van Koophandel heeft zich bij het uit brengen van haar advies volkomen terecht op han delsstandpunt geplaatst. En in zoover gevoelen wij de moeilijkheid waarin de Kamer zich heeft bevon den, geroepen als zij was om eene zaak, die het zoo veelzijdige algemeen welzijn en meer in het bijzonder de sanitaire belangen van alle ingezetenen betreft, te moeten bezien uit een exclusief oogpunt van handel. „Abattoirs zijn onmisbaar uit een hygiënisch oog punt." Als deze stelling door alle artsen, vee artsen en andere hygiënisten zonder voorbehoud on derschreven niet stiptelijk wordt vastgehouden verlaat men het terrein waarop de Raad ten deze zich te bewegen heeft. Dat terrein wordt evenzeer verlaten, als men den door ons voorgeslagen maatregel op het gebied der gezondheidspolitie gaat toetsen, niet aan het allesom vattende algemeen belangdoch meer speciaal aan het belang van het slagersbedrijf. Wij komen hier op het adres van de „Alkmaarsche Slagersvereeni- ging", 't welk den lsten Juni 1.1. bij uwe vergade ring inkwam, juist op denzelfden dag waarop ons voorstel van 23 April 1.1. aan de orde van behande ling was gesteld. Waren wij, tengevolge van dit tactisch beleid der genoemde vereeniging, niet in de mogelijkheid daarop te rechter tijd te dienen van bericht en raad, wij meenen, dat dit alsnog dringend noodzakelijk is nu het ons uit de discussie omtrent gemeld adres geble ken isdat aan den inhoud daarvan door uwe ver gadering eene betrekkelijk groote waarde wordt toegekend. Om het verwijt te ontgaan, dat aan de argumen ten der tegenstanders door ons college geen genoeg zame aandacht wordt geschonden, zullen wijevenals in ons voorstel van 23 April 11., voor zoover er argu menten te bestrijden zijngeene pogingen doen ons te dezen aanzien te bekorten. Bij het herlezen van dat adres verzoeken wij den Raad met aandrang zich de aanleiding in herinnering te willen bren gen welke ons tot het doen van ons voorstel noopte. Die aanleiding was, dat o.a. alle openbare lichamen in deze gemeentewier werkkring op de bevordering van de volksgezondheid is gericht, zich tot den Raad hebben gewend om mede te deelen dat in deze gemeente een groot volksbelang niet tot zijn recht komt, daar er van ofïicieele zijde tot heden niets wordt gedaan om er voor te waken, dat aan de burgers vleesch wordt verkocht van een goede voedingswaarde, 't welk kan worden genuttigd zon der schade voor de gezondheid, naar aanleiding waarvan met aandrang werd verzocht te willen over wegen of het oprichten van een abattoir in deze ge meente mogelijk is; zoo ja, tot de spoedige oprich ting daarvan te willen besluiten. Men ziet het, de aanleiding tot ons voorstel is een uit den boezem der burgerij voortgekomen streven naar verbetering van hygiënische toestandentot het verkrijgen van welke trouwens reeds sedert tiental len van jarenook in den Gemeenteraadstemmen zijn opgegaan. Na van het onderwerp eene ernstige studie te hebben gemaakt, kon ons college niet an ders dan toegevendat er inderdaad in deze gemeente een groot volksbelang niet tot zijn recht komt. En nog meer dan door vleeschkeuring zoo oordeelden wij, op gezag van corypheëen der wetenschapzal dat volksbelang tot zijn recht komen, als de 48 slachte rijen, die gevaar en schade opleveren voor de volks- ALkMAAttSCHfi COURANT.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1898 | | pagina 5