gezondheid in den vorm van verspreiding van stank
in talrijke stadsgedeeltenvervuiling van den bodem
en verontreiniging van gotenriolen en grachtenuit
de kom der gemeente verdwijnen.
Dat er ook stemmen tegen de bevordering van dat
groote volksbelang zouden opgaan, wie had daaraan
kunnen twijfelen? Al wat nieuw is heeft te strijden
met vooroordeel, sleur en bedreigd eigenbelang. Hoe
veel moeite heeft het niet gekost om de menschen
te gewennen aan het denkbeeld, dat eene goede straat
verlichting eene nuttige zaak is. Elke gasfabriek
elke drinkwaterleiding heeft hare lijdensgeschiedenis,
zoo goed als elke andere allengs onontbeerlijk geworden
zaak van openbaar nut. Nog nauwelijks een halve
eeuw geleden sprak het algemeen vooroordeel zich
uit ten gunste van het behoud der trekschuiten en
diligences. Ook de Amsterdamsche Kamer van Koop
handel deed daaraan mededie immersnaar gezegd
wordt, tegen spoorwegen adviseerde, op grond van
onze zoo buitengemeen gemakkelijke waterwegen.
Ware het mogelijk geweest den destijds zoo dringend
uitgesproken wensch een volkswensch bijna in
te willigen, we reisden nog met die zoo hooggeroemde
verkeersmiddelen, verstoken van de ijzeren baan.
Onder dit lichtmeenen wijmoet het adres wor
den beschouwd, 't welk wij ons zullen veroórlooven
thans te bespreken.
De Slagersvereeniging vraagt, om op de door haar
ontwikkelde gronden, ons voorstel tot oprichting van
een abattoir te willen verwerpen, ons voorstel, 't
welk zijn ontstaan dankt aan een uit den boezem
der burgerij voortgekomen streven naar verbetering
van hygiënische toestanden. Inwilliging van haar
verzoek beduidtafwijzing van een ander verzoek
strekkende tot het nemen van de meest doeltreffende
maatregelen om een „groot volksbelang" tot zijn recht
te doen komen.
Wij zullen trachten de „gronden" der Slagersver
eeniging, op welke zij verwerping van ons voorstel
vraagt, zoo onpartijdig en zoo nauwkeurig mogelijk
te toetsen.
Als een „grond" kan echter niet gelden de bewe
ring, dat de „zeer breedvoerige beschouwingen van
B. en W." niet teniet doen de bezwaren in het adres
van J. J. Bak c.s. ontwikkeld. Immers hebben wij
aan dat adres alle recht laten wedervaren. Wat niet
geschied is met de vijf overige ter zake ingekomen
adressen, is expresselijk wel geschied met het adres
der tegenstanders: het werd in zijn geheel op bl. 5
van ons voorstel afgedrukt. Zin voor zin zijn de
daarin geopperde bezwaren rijpelijk overwogen en wij
durven zeggen ontzenuwd.
Waar de slagersvereeniging dit gevoelen niet is
toegedaan, had het op haar weg gelegen aan tetoo-
nen in hoeverre ons college is te kort geschoten in
de juiste waardeering dier bezwaren. In de plaats
daarvan zegt zij, dat ze onze weerlegging niet op den
voet wil volgen, toont zij zich gevoelig over een
door ons gebezigde uitdrukking, die bij eene onbe
vooroordeelde lezing absoluut niet ten nadeele onzer
wellevendheid jegens de adressanten kan worden
uitgelegd*), laat het voorkomen alsof wij aan de adres
santen het hebben van een eigen opinie hebben ont
zegd, ter weerlegging waarvan wij ons juist in „zeer
breedvoerige beschouwingen" zooveel moeite hebben
gegeven, noemt onze „redeneering" zwak, om ten slotte
na nog eens te zijn terug gekomen op het woord
„alle" in de eerste overweging te beweren, dat er,
ook met een abattoir, nog wel het een en ander aan
de vleeschkeuring zal ontbreken.
Ten aanzien van dit laatste punt brengen wij in
herinnering, dat op blz. 7 van ons voorstel is be
toogd, dat een abattoir, zoo niet naar volmaaktheid,
dan toch leidt naar een voortreffelijkheid van vleesch -
keur, als op geene andere wijze te bereiken is. En
behalve dat er een zoo groot mogelijke waarborg
wordt verkregen voor de deugdelijkheid van het
vleesch, 'twelk in consumptie wordt gebracht, ver
dwijnen uit de kom der gemeente alle particuliere
slagerijen, die, behoudens eenige gunstige uitzonde
ringen, als even zoovele de openbare gezondheid
bedreigende brandpunten van gevaar moeten wor
den aangemerkt.
Als een „grond" kan evenmin gelden wat de Sla
gersvereeniging heeft aangemerkt naar aanleiding van
de woorden op blz. 7 en 8 van ons voorstel, luidende
„In steden als Amsterdam en Botterdam mogefrau
deleuze invoer, wegens de uitgebreidheid dier ge
meenten, nu en dan voorkomen, in plaatsen als Alk
maar kan de politie de zaken beter overzien en be
ter dan in dergelijke groote steden tegen frauduleu-
zen invoer waken, vooral als al het ingevoerde versche
vleesch het slachthuis moet passeeren." Wij hebben
volstrekt niet beweerd, dat voor groote steden, met
het oog op het politie-toezicht het stichten van een
abattoir niet „nog beter" te verdedigen is dan voor
kleine plaatsen. Wat wij hebben betoogd is, dat men
in eene betrekkelijk kleine gemeente met een abattoir
beter kan waken tegen frauduleuzen invoer van vee
en vleesch dan in een groote gemeente, hetgeen voor
geen redelijke tegenspraak vatbaar is. Al komt het
gemakkelijker politie-toezicht, in eene kleine ge
meente nu ook ongetwijfeld ten goede „aan elk ander
vleeschtoezicht", dat andere vleeschtoezicht bestaat
te Alkmaar niet. Wil men vleeschtoezicht invoeren,
dan geschiedt dit op de meest doeltreffende en op
de minst kostbare wijze door middel van een abattoir,
waardoor tegelijk en vooral een nog grooter hygiënisch
voordeel wordt verkregen dan de vleeschkeur zelve
het verdwijnen uit de kom der gemeente van 48 sla
gerijen, met hun gevaar, schade en hinder.
Allerminst kan als een „grond" gelden de meening
van de Slagersvereeniging, dat men bij het beant
woorden van het abattoir-vraagstuk niet zou mogen
te rade gaan met de ervaring, te dezen aanzien in
het buitenland opgedaan, „om de eenvoudige reden,
dat wij niet in Duitschland of Zweden, maar in Ne
derland leven en de aard van het slagersbedrijfdaar
geheel anders is dan ten onzent." Die reden is waar
lijk eenvoudig, al te eenvoudig! Voor het aanleggen
van telegrafen en telefonen gingen wij in de leer in
Zie blz. 9 van ons voorstel, onderaan.
Amerika, voor het maken van spoorwegen en gas
fabrieken in Engeland. Nederland heeft er als 't ware
den naam van, dat het de toepassing van allerlei nieu
wigheden aan het buitenland overlaat om ze, bij
gebleken welslagen, eerst veel later na te volgen.
Die zich aan een ander spiegelt, spiegelt zich zacht.
Waarom zouden wij bij het maken van abattoirs in
middelgroote steden, gering als de ondervinding is
in eigen land ter zake opgedaan, ons niet aan Duitsch
land (want op Zweden hebben wij ons! niet beroepen)
mogen spiegelen? „Omdat", zegt de Slagersvereeni
ging, „de aard van het slagersbedrijf daar geheel
anders is dan ten onzent." Als dat zoo is had men
goed gedaan ons met het kenmerkend verschil in
den aard van dat bedrijf in kennis te stellen, opdat
men had kunnen nagaan in hoever dat verschil het
oprichten van een abattoir in den weg zou kunnen
staan. Wat ons aangaat, wij hebben in de talrijke
Duitsche en Hollandsche geschriften omtrent abattoirs
en vleeschkeuring niets kunnen vinden dat op ver
schil wijst, dan voor zoover het hier bestaande vroe
ger ook elders bestond, waar allengs betere toestan
den zijn in de plaats getreden. Daar zoowel als hier
komt het slagersbedrijf in grove trekken hierop neer:
er wordt vee gekocht, geslacht en, na gehouwen te
zijn, onder de verbruikers gedistribueerd. Maar stel
al, dat er inderdaad verschil bestond, zou het alge
meen belang dan niet medebrengen, dat de aard van
het slagersbedrijf ten onzent zich zoo spoedig moge
lijk voegde naar de gewijzigde toestanden op het
gebied der gezondheidsleer? Mag het belang der sla
gers en de aard van hun bedrijf een nadeeligen in
vloed oefenen op het alles beheerschende belang van
de openbare gezondheid? Om bij Alkmaar te blijven,
mogen, ter wille van 48 inwoners, die, naar hunne
bewering, door de oprichting van een openbaar slacht
huis niet worden geriefd, circa 18000 andere inwo
ners worden blootgesteld aan lichamelijk nadeel
„Uit het lijvige rapport", zoo gaat de Slagersver
eeniging voort, „uitgebracht door het hoofdbestuur
van de Maatschappij ter bevordering der veeartsenij
kunde in Nederland, blijkt toch, dat er nog verschil
lende steden en zelfs grootere dan Alkmaar
gevonden wbrden, waar de keuring goed is, ook zon
der een abattoir."
Ook deze phrase kan geen argument opleveren om
ons voorstel te verwerpen. De vleeschkeuring is hier
en daar inderdaad vrij goed geregeld, 't Is zelfs uit
het aangehaalde rapport bekend geworden, dat de
keuring te Haarlem, te Zaandam en te Schagen aan
minimum eischen kan beantwoorden. Maar te be
denkelijker wordt daardoor het feit, dat Alkmaar,
in een breeden omtrek het eenige belangrijke centrum
van bevolking is, waar de invoer van ziek vee en
van slecht vleesch ongestraft kan plaats hebben, te
bedenkelijker, omdat ook door de opstellers van het
aangehaald rapport de gemeente Alkmaar, waar niets
wordt gedaan aan vleeschkeuring, als een stapelplaats
van ziek slachtvee en van minwaardig vleesch wordt
beschouwd. Overigens mag het meer dan zonderling
heeten, dat juist de Slagersvereeniging dit rapport
aanhaalt als om daarmede haar verzoek te schragen
tot verwerping van ons voorstel om een abattoir op
te richten.
Immers is dit rapport de aanleiding geweest tot
het aan de orde stellen van het abattoir-vraagstuk
in talrijke gemeenten. Het heeft door geheel Neder
land de oogen geopend voor de gevaren waaraan wij
blootstaan als wij ons blijven verzetten tegen „een
der grootste hervormingen van onzen tijd op het
gebied der gezondheidsleer." Het is zoo goed als één
dooreenloopende en krachtige verdediging van de
stelling„De oprichting van algemeene slachthuizen
„met verplichting aldaar te slachten, is in alle gemeen
ten met meer dan 5000 of 7000 inwoners noodig",
eene stelling welke toch zeker niet pleit voor de inwil
liging van het verzoek van de Slagersvereeniging.
Voor de thans in het adres volgende zinsnede, die
evenmin een „grond" bevatmeenen wij uit het
raadsverslag van 1 Juni 11. te mogen overnemen
wat het lid' van ons college, de heer Bruinvis, heeft
gesproken„De Slagersvereeniging beroept zich op
het feitdat in 's-Gravenhage, waar de Koninginnen
wonen geen abattoir bestaat. Dat beroep strekt
zeker aan deze vergadering om daaraan een voor
beeld te nemen. Spr. meent evenweldat Alkmaar
zich op het gebied der openbare gezondheid niet aan
den Haag behoeft te spiegelen. Nergens in ons ge-
heele Jand stinken de grachten erger dan daar. En
de toestanden zijn in meer groote steden lang niet
navolgenswaardig."
Inderdaad kunnen groote steden in menig opzicht
van kleiner steden leeren hoe de gemeente-huishou
ding behoort te worden bestierdom dezelfde reden
als vroeger is vermeldde zaken kunnen er beter
worden overzien.
Het plan tot oprichting van een abattoir te 's-Gra
venhage schijnt intusschen zijn verwezenlijking nabij.
Ook is nog in eene dezer dagen gehouden vergadering
der vereeniging tot verbetering van den gezondheids
toestand aldaar geconstateerd„dat een der factoren
van het complex van onaangename geuren, waarmede
de Residentie doorloopend schijnt te moeten worden
begiftigd was gelegen in de wijze waarop de afval
van het geslachte in de vele particuliere slagerijen
en slagerijtjes geloosd wordt."
Na op de „Residentiestad" als voorbeeld ter na
volging te hebben gewezenhaalt de Slagersvereeni
ging eene zinsnede uit ons rapport verkeerdelijk aan.
Óm verkeerde gevolgtrekkingen te voorkomen, willen
wij onze eigen woorden herhalen. Wij schreven op
blz. 15 „Men vergete overigens niet, dat de slagers
zelf al wordt dit nog niet algemeen begrepen
het grootste belang hebben bij een ingrijpen der
overheid in deze. Zelfs de besten onder hen zijn
zonder keuring buiten staat de deugdelijkheid van
hun koopwaar in alle gevallen te controleeren. Aan
onedele concurrentie wordt bovendien jegens hen
paal en perk gestelddaar aan de minder solide
slagers door de keuring aan een abattoir zooveel
slechts mogelijk is wordt belet hunne kwade prak
tijken ten nadeele van het publiek en van de solide
slagers uit te oefenen."
Hiertegenover is de Slagersvereeniging van meening
„dat de keuring vaak in 't voordeel is van hen die
vleesch 3e of 4e qualiteit slachtenin 't nadeel van
de le klasse slagers." Zij legt dit als volgt uitBij
keuring wordt er, als het onschadelijk is een goed-
keuringsstempel op het vleesch geplaatstdat voor
alle qualiteiten 't zelfde is't ligt voor de hand dat
dit een belangrijk voordeel is voor vleesch Be of 4e
qualiteitde verkooper zal zich op dit goedkeurings-
merk beroepen en daardoor de slager van prima waar
kunnen benadeelen.
Wij laten de vraag in het midden of dat goed-
keuringsmerkdes noodig geacht, niet zoodanig zou
kunnen worden ingericht, dat uit het merk zelf kon
blijken van welke qualiteit het gestempelde vleesch
bevonden was, en moeten ons alleen bij de gemaakte
opmerking bepalen.
Als men dan tot hiertoeop grond van eenige
zinsneden in het adres in de meening mochten heb
ben verkeerd, dat de Slagersvereeniging alleen ijverde
tegen het oprichten van een abattoirdoch zich
overigens met een vleeschkeuring op andere wijze
wel zou kunnen vereenigen dan moet men thans
die meening laten varen. Hier blijkt toch dat zij
geen principieele bestrijdster van een abattoir, doch
eene geinteresseerde tegenstandster van vleeschkeuring
is. Gesteld er kwam vooreerst (want op den duur
kan het niet uitblijven) te Alkmaar geen abattoir
tot standdoch men vergenoegde zich, pour l'acquit
de sa conscience, met een vleeschkeuring, waarmede,
schoon op minder volkomen en nochtans kostbaar
der wijzealthans iets voor dezen tak der gezond-
heidspolitie werd gedaan, zou dan het onschadelijk
bevonden vleesch niet evenzeer van een goedkeurings-
stempel worden voorzien En zou de Slagersvereeni
ging dan niet precies dezelfde „redeneering" kunnen
houden 't Is maar dat men het wete niet tegen
een abattoir, doch tegen vleeschkeuring hoe ook in
gericht voert de slagersvereeniging strijd. De „aard
van het slagersbedrijf ten onzent" schijnt onbeperkte
vrijheid te eischenongeacht de vraag of het alge
meen belang ook andere eischen stelt.
Toch worden er „ten onzent", met name te Meppel,
eene gemeente van 9000 inwonersreeds slagers ge
vonden die airede begrijpen dat een ingrijpen der
overheid in deze wel degelijk in hun belang is. In
de maand Juli 1.1., ruim een maand na de ontvangst
van het adres der Slagersvereeniging viel ons oog
op een slechts tweeregelig bericht in de dagbladen
Aanden gemeenteraad van Meppel is om de oprich
ting van een abattoir gevraagd door een aantal
slagers." Met het oog op den tegenstand welken
ons voorstel bereids van zekere zijde had ondervon
den was het verklaarbaar, dat wij aan de juistheid
van dat bericht twijfelen. Wij deden dus navraag en
ontvingen van het gemeentebestuur het bericht, dat
17 slagers zich inderdaad met een adres tot den Raad
hadden gewend. Dit adres was aan B. en W. „die
al lang over de wenschelijkheid van een abattoir
hadden gesproken", zeer welkom. Zij hadden dan
ook aan den Raad medegedeeld „zoo spoedig moge
lijk plannen te zullen overleggen."
Ons dunktdatwaar het nut van een abattoir
in eene andere gemeente reeds door de slagers zelf
wordt ingezienhet ijdel mag heeten bezwaren te
opperenontleend aan den „aard van het slagers
bedrijf ten onzent" en aan het plaatsen van een
goedkeuringsstempel op het vleesch.
Wat de „gronden" van de Slagersvereeniging aan
gaat tegen de oprichting van een abattoirdeze
schijnen hiermede uitgeput. Wel zegt de adressante:
„veel zou hier nog aan toegevoegd kunnen worden",
doch zij voegt geene nieuwe argumenten aan de
geopperde toe. En aangezien het niet is aan te
nemen, dat zij hare gewichtigste gronden zal hebben
achtergehoudenzoo is de stelling niet gewaagd
dat de eventueel nog achter gehouden gronden van
nog minder beteekenis zouden blijken te zijn dan
die welke tot hiertoe zijn besproken. Terecht mochten
wij in ons voorstel van 23 April 11. doen uitkomen
van hoe weinig zwaarte de motieven zijnwelke
tegen het oprichten van abattoirs worden ingebracht,
als ze worden gewogen tegen de voordeelen welke
dergelijke inrichtingen aanbieden.
De Slagersvereeniging gaat thans over tot eene
bespreking van het abattoir zelf. En zij brengt in
de eerste plaats de vraag ter sprake„wie de exploi
tatiekosten, berekend J f 17500, zullen betalen?" Of
de slagers dit zullen doen of wel de vleesch ver brui-
kers „hoe men 't ook neemt't moet toch uit de
lengte of de breedte komen maar in elk geval uit
de gemeente Alkmaar."
Juist! Dit is een waar woord: uit de gemeente
Alkmaar moet het komen! Wat sterker is: het komt
reeds uit de lengte en uit de breedte en uit de ge
meente Alkmaarzelfs zonder abattoir. Schoon het
moeilijk is dit in weinig woorden voor oogen te
stellen, zullen wij daartoe nogtans eene poging doen.
Het is een economische waarheiddat de prijs
van eene koopwaar zich regelt naar de productie
kosten. Het slagersbedrijf houdt, bij het vaststellen
der vleeschprijzenrekening met zijne algemeene
onkosten waaronder begrepen zijn de kosten voor
inrichting en onderhoud van slachtplaatsen en die
voor aankoop en onderhoud van de in een slacht
plaats benoodigde werktuigen. Onder de vleesch
prijzen welke door de verbruikers worden betaald
is 'dus, reeds onder de tegenwoordige omstandigheden,
eene zekere som begrepen, welke de onkosten wegens
het hebben en onderhouden van 48 slachtplaatsen
moet dekken. Wat zal nu geschieden als de bedoelde
48 particuliere slachtplaatsen in het belang der
openbare gezondheid, uit de kom der gemeente zijn
verwijderd en hebben plaats gemaakt voor één open
baar slachthuis Dan zullen door de slagers bij
het vaststellen der vleeschprijzen, geene gelden meer
in rekening kunnen worden gebracht wegens kosten
van aanleg en onderhoud van 48 slachtplaatsen en
alles wat daartoe behoort, doch dan treedt daarvoor
in de plaats het totaal der rechten welke aan het
eenige gemeentelijk slachthuis worden geheven. Dit
kan den vleeschverbruikers uit een financiëel oog
punt beschouwd, niet anders dan geheel onverschillig