stuurderessen, En hare sehnld is het zeker niet, wan
neer de volkomen natuurlijke ontwikkeling der school
nog belemmerd wordt door geldelijke moeielijkheden.
Doch ook wat dat betreft mag worden gezegd 't daghet
in den Oosten.
De thans door het bestuur opengestelde gelegenheid
tot bezichtiging der school in werking en van den door
de leerlingen vervaardigden arbeid zal zeker weder bij
dragen, om aan deze hoogst nuttige instelling steeds meer
sympathie te verzekeren.
Brandbluschmlddelen.
Door b. en w. is aan de raadsleden medegedeeld,
dat de brand der Alkmaarsche Meelfabriek der gemeente
op eene uitgave komt te staan van f 1251.46, ten laste
van de brandbluschmiddelen. Behalve f 956.46 aan ge
wone onkosten, werd f 295 vereischt voor het herstellen
van het materieel.
Mede naar aanleiding van het treurige feitdatod-
danks alle toewijding van de met de blussching belaste
personen, men machteloos stond tegenover het vuur, enkel
en alleen omdat de bluschmiddelen in dit geval onvol
doende bleken, wenschen b. en w. aan den raad de vraag
voorteleggen, of dit college een onderzoek geraden acht
naar de mogelijkheid van aanschaffing van een brandspuit
met mechanisch vermogen zonder voor de gemeentekas
te zeer bezwarende gevolgen.
Op grond eener voorloopige berekening meenen b. en
w. reeds te kunnen verzekeren, dat die mogelijkheid be
staat. Een motor-spnit toch vereischt slechts de bediening
van twee man, tegen 60 man voor de bediening van
een der tegenwoordige spuiten.
Kadaster,
Volgens min. besl. van den 3 wordt, met ingang
van 1 Januari 1899, de boekhouder van het kadaster,
de heer EL C. F van Andel alhiernaar Goes
overgeplaatst. Met dien datum wordt de landmeter
van het kadaster, de heer Roqnette Muntingh, thans te
Briellevoor de kadastrale boekhouding alhier werk
zaam gesteld.
Veemarkt.
Op de groote najaarsveemarkt alhier werden 5956
stuks runderen aangevoerd. De prijzen waren hoog
doch de handel was stug.
Badhuis Witte Bruis.
In de week van 30 Oct. tot 5 Nov. zijn in het
badhuis van het »Witte Kruis" genomen 35 kuip
baden, 60 regen baden le klas, 102 regenbaden 2e klas,
totaal 197 baden.
Zaak- Iloogcrliui7.cn.
Zondagden 6des namiddags 1 uurwerd in
het lokaal Harmonie de groote provinciale meeting
gehouden ten gunste van de herziening van liet proces
der Hoogerhnizen. Deze meeting was belegd door eenige
arbeidersvereenigingen in deze provincie, voornamelijk van
de Zaanstreek en Amsterdam. Per stoomtram en boot
hier aangekomen, trok men eerst in optocht met vaan
dels enz. enz. door de stad om zich tegen 1 uur in de
Harmonie te verzamelen, waar men dicht opeenge
pakt afwachtte de dingen die komen zouden.
Weldra opende de voorzitter van het comité, de heer
W. Appelvan Zaandam de vergadering. Hij heette
allen welkom namens de vertegenwoordigde vereenigingen,
25 in getal maar vooral ook namens de oude moeder
der in de gevangenis zuchtende kinderen en namens die
kinderen zei ven. Wij zei spr., komen aan het neder-
laudsche volk vragen om recht. Heeft Frankrijk zijn
Drtyfus-proces Nederland heeft zijn Hoogerhuizen-zaak.
In beide zaken is het rechtsgevoel der natie geschokt
doch wat deze zaken verschillen doetis dit, dat men
in Frankrijk naar bewijzen heeft gezochtal waren die
vervalscht, maar de nederl. rechters hebben veroordeeld
op onvoldoende valsche getuigenissen. Wij zullen u dat
gaan bewijzen en alzoo doen wat de groote pers niet
gedaan heeften n kennis doen nemen van de feiten
uit de rechtszaal. Wij zullen blijven aandringen op her
ziening van het vonnis en wij verwachten dat ge met
ons de herziening zult vragen van deze zaak, die een schande
is voor Nederland. De eerste spreker is de heer Valk
hier tegenwoordig, de heer Domela Nienwenhuis is nog
niet aanwezig. Moge het hun gelukken u te overtuigen
van de noodzakelijkheid van de herziening. Ten slotte
deelde de voorzitter mede dat was ingekomen een sym
pathie-betuiging van de Jongelingsvereeniging van de
Zaanstreek en van de afd. Haarlem van den Nederl.
Behangers- en Stoffeerdersbon d.
Daarna werd het woord gegeven aan den heer M. Valk,
van Loosduinen den bekenden schrijver van de Hooger-
hnis-brochures.
Hoe schoon is het, zoo begon de heer Valk, broeders
vereenigd te zien, om te getuigen tegen de leugen, die
in onze maatschappij rondwandelt, die zetelt in de par
lementen en in de rechtzalen, om te protesteeren tegen
de leugen, die schijn aanneemt voor wezen Maar wan
neer we dat doen, moeten we ook altijd de hand in eigen
boezem steken en ons zeiven afvragen in hoeverre wij
zelf, ieder voor ons, medeschuldig zijn, niet aan een con
creet feit, doch daaraan, dat zulke feiten voorvallen. Als
het waar is, dat elk volk de regeering heeft, die het
verdient, dan is het niet minder waar, dat elk volk de
justitie heeft die het verdient. Wanneer ons de oogen
geopend worden voor de misdaden, in naam der gerech
tigheid bedreven, dan moeten wij ons afvragen heb ik
niet medegewerkt, om dien stand van zaken in het leven
te houden Als men dat doet, kan het niet anders, of men
zal den Irang gevoelen om openbaar te maken wat te
Leeuwarden is geschied nu bijna 3 jaar geleden. In
groote trekken wil spreker de zaak nog eens vertellen.
Eerst beschrijft hij de gezellige wijze, waarop de familie
Hoogerhuis bestaande uit een oude moeder van 70
jaar, drie zoons, een dochter en een kleinzoon den
avond van den 5 December doorbrengen. Hoe oom
Keimpe een der zoons, den geheelen avond thuis was,
Wiebren om tien en Marten om elf uur thuis kwam, en
hoe allen welgemoed ter ruste gingen, onbewust van het
geen hun boven het hoofd hing. Vervolgens geeft spreker
een vrij uitvoerig overzicht van hetgeen er volgens de
getuigenissen waarop het vonnis berust, dienzelfden nacht
gebeurd is, ten huize van G. Heitsma, een verhaal dus
van de inbraak.
Naar sprekers meening is er veel verdachts in die
getuigenissen. Het blijkt dan dat er volgens getuige
Jansma, die bij Heitsma sliep en het eerst gerucht hoorde,
verschrikkelijk is geworsteld. Van den tweeden inbreker
vertelt Jansma dat hij dien binnen zag komen, en dat
deze op hem schoot. Hoe het mogelijk is dat Jansma
daardoor e.n schampschot in den nek kon krijgen is spr.
een raadselmaar de heeren rechters gelooven datzij
vertrouwen natuurlijk op de onder eede afgelegde getui
genissen en sdat je op iemand vertrouwt, kan niemand
je kwaljjk nemen
Ook de verklaringen van Iemkje, de meid-huishoudster
van Heitsma en zuster van Jansma, kloppen niet met
andere verklaringen. Volgens haar heeft de inbreker,
die met Heitsma worstelde op haar geschoten, hoe men
worstelen en schieten tegelijk kan is spreker een raadsel
Heitsma had hem dan het wapen wel uit de hand gesla
gen, De rechters zullen gedacht hebben, dat Heitsma
dat niet heeft gemerktof ze hebben heelemaal niet
gedacht. Toen Iemkje het verhaal deed, dat ze geschopt
en gestompt werd door een der inbrekers, heeft de pre
sident van de rechtbank haar gevraagd of die niet
gefluisterd had: »Ik ben het!" Hoe kwam die president
daartoe. Natuurlijk omdat I. dat gezegd had bij een
vroeger verhoor. Voor de rechtbank ontkende ze diter
was dus tegenspraak. Men wist dus, dat er gelogen was,
maar wat vroeger gezegd wasgold niet, alleen wat
onder eede gezegd werd is waar 1 Zij sprak zooals mijn
heer het wilde. Er is meer. Toen Iemkje hulp ging roe
pen kwam een derde persoon binnen, en om dien het
binnendringen te belettenkwam Heitsma Iemkje te
hulphij liet dus een persoon met wien hij worstelde
los, maar deze volgde hem niet, ging naar zijn kameraad,
die met Jansma worstelde en ook niet naar de plaats
waar het geld geborgen was. Toen II. terugkwam, was
de eene persoon verdwenen en Jansma gooide toen den
ander door de ruiten niet door de onderste die reeds
stuk waren, maar door de middelste dat was som hem
te teekenen" doch merkwaardig dat het gordijn, dat
voor die ruiten hing, niets heeft geleden (spr. heeft dat
gordijn gezien.) Dat Iemkje loog blijkt ook nog duide
lijk uit het feit, dat ze, toen Wiebren uit het voorloopig
arrest ontslagen terugkwam, volgens verklaring, een
schreeuw van angst heeft gegeven. Ze was echter te
Stiens zoodat dat onmogelijk is, maar de heeren rech
ters zijn niet nieuwsgierig naar verder onderzoek. Ver
volgens gaat spr. na de aanwjjzingen, waarop men de
Hoogerhnizen als de daders heeft gevangen gezet. Toen
de rechter vroeg of Heitsma de personen niet had herkend,
toen zij zich verwijderden, en H. daarop antwoordde, dat
hij dat niet kon, omdat het maanlicht was en de per
sonen zich op 20 roeden (d.i. ruim 75 M. volgens spr.)
afstands van hem bevonden, met den rug naar hem toe,
zei de rechter: »Maar als men iemand goed kent, zooals
gij do Hoogerhnizen, dan kon je ze wol herkennen," en
daarop antwoordde Heitsma, die begreep wat mijnheer
wilde: »nou ja, dan waren het de Hoogerhnizen en liep
Wiebren in het midden."
De getuigen werden onder eede gehoord, daar verschuilt
men zich achter, en de heeren wasschen hunne handen
in onschuld.
Vraagt men nu op welke gronden de Hoogerhnizen
zijn veroordeeld Er moesten, dit blijkt, duidelijk, bepaalde
personen aangewezen worden. Niemand weet beter dan
de heer Hegcommissaris van politie te Leeuwarden
welk een moeite het heeft gekost eer dat getuigen zeiden,
wat hij graag hebben wilde. Jammer zegt spr. dat ook
hij niet gedecoreerd is als de president van de rechtbank.
Als een ander middel tot herkenning vroeger had
men ze niet herkend werd genoemd de wijze, waarop
de gemaskerde was binnengesprongen door een opening
van 47 bij 57 c.M., volgens getuigen met zijn beenen
tusschen zijn handen door, een sprong zelfs voor acro
baten van professie te moeilijk. En aan dien sprong heeft
men Wiebren herkend. Welk een ongerijmdheid
Nog aan andere dingen heeft men kunnen merken, dat
het Wiebren Hoogerhuis was. Op tafel bij Heitsma
stond een nachtlichtje een lantaarntje een trekpot
theegoed enz., terwijl er ook een mes lag. Heitsma dacht
er over dat mes te grijpen om den inbreker te teekenen,
toen deze, als had hij die gedachte geraden met een
zwaai alles van tafel sloeg. Ook aan die handigheid
herkende hij Wiebren. Iemke heeft verder verteld dat
zij den gemaskerden inbreker had herkend aan zijn oogen.
Nu beweert spr. dat dat onmogelijk is, de omlijsting der
oogen geeft juist de uitdrukking aan het gezichtwaar
aan men iemand herkent. Wat op een bal masqué totaal
onmogelijk isdat zou dus een boerendienstmeid in een
slecht verlicht vertrek kurnen. Doch al deugden de be
wijzen nietdat doet er niet toe de getuigen hebben
een eed afgelegd en zijn dus betrouwbaar. Nog een
andere zaak. Jansma heeft wel gezien dat Heitsma bij
de worsteling blauw werd en er bloed uit zijn mond
kwam maar den persoon met wien hij zelf worstelde
heeft hij op dat oogenblik niet kunnen herkennen. Hij
is zeker te bescheiden geweest om zijn tegenstander in
het gelaat te zien. Hij heeft hem herkend aan de zware
polsen die Marten echter niet heeft. De rechters zijn
dan ook zoo wijs geweest dit niet in het vonnis op te
nemen maar hij heeft het toch gezegd. Een ander her-
kenningsteeken was de optrekkende beweging met de
schouders doch niemand heeft dat bij den beschuldigde
opgemerkt.
Dat Iemke de personen ook van achteren herkend zou
hebben op een afstand van 75 M., wat op 30 M. on
mogelijk zou zijn alsook dat zij Keimpe herkende aan
de broek, die hij ook ter terechtzitting droeg wordt
door spr. ten sterkste betwijfeld. En toch op zulke
getuigenissen zijn de 3 gebroeders veroordeeld tot 6
11 en 12 jaren gevangenisstraf.
Wanneer men het later leest, zal men het niet kunnen
gelooven en toch is het geschied en heeft dit noch bij
de groote pers, noch bij de rechterlijke macht verwon
dering gebaard. Dat een rechter op zulke verklaringen,
op zulke leugens afgaat en als 't ware expres de oogen
gesloten houdt is opzet of lichtvaardigheid, waartoe men
komtwanneer men dagelijks in aanraking komt met
menschen die liegen en wanneer men een leugen wil
ontwapenen door daar een andere leugen tegenover te
zetten. Wat die rechters drijft? Het is sprekers over
tuiging dat men niet juist de drie Hoogerhnizen moest
hebben niet het socialisme wilde treffen doch dit is
de drijfveer geweest, dat wanneer men deze inbraak niet
had gestraftmen zou gezegd hebben 't gaat er mee
als met de moorden in Rotterdam en Amsterdam men
kan de dadeis niet vinden. De eer was er mee gemoeid,
men moest een schuldige hebben men moest een oogje
toedoen om de aureool niet te verliezen. Het vooroordeel
dat er heerscht bij onsdat er gerechtigheid moet ge
schieden door straf moest gehandhaafd worden in de oogen
van het volk. De rechter weet niet beter of het is zijn
plicht te veroordeelen. Al wat verder in het vonnis
voorkomt is nog minder dan franje. Ook het vinden van
het geweer en de geschiedenis van het konijnenhok kun
nen volgens spr. niet als aanwijzingen gelden. Een
aanwijzing van grootere waarde was het vinden van het
inbrekerslantaarntje. Dat moest terecht gebracht worden
en na veel zoeken is dat eindelijk gelukt. Ten einde
nog eens te doen uitkomen hoe de heer Heg, de politie
commissaris heeft gehandeld, leest spreker een ingezonden
stuk voor van G. W. Huizinga uit het Friesche Volks
blad. Toen diezelfde Huizinga ter terechtzitting vroeg
of hij dan de waarheid niet mocht zeggen antwoordde
de president »neen 1" Het was natuurlijk een vergissing,
maar op dat oogenblik was het voor het volk bitteren
ernst. Toen er beweging ontstond werd de zaal ontruimd.
Het lantaarntje is terecht gekomen de officier van
justitie heeft moeten zeggen, dat het aan de Stienstra's
behoorde, doch zegt hij »'t Is in handen der Hooger
hnizen geweest." Hij vergeet evenwel te bewijzen op welke
wijze het in hunne handen is gekomen.
Stuk voor stuk heeft spreker het onderzoek, dat de
heer Schimmelpennink heeft geleid, afgebroken. Toch
zjju de gebroeders veroordeeld. Van lichtvaardigheid is
dit vonnis geworden een misdaad. Drie menschen onschuldig
t eroordeeld, 't is barbaarsch. Spr. geeft daarna in korte
trekken een schildering van het gevangenisleven, en besluit,
daar inmiddels de heer Domela Nienwenhuis ter ver
gadering is verschenen, met de bewering, dat men voor
zich zelf niet is verantwoord indien men niet tegen deze
zaak protesteert. Men moet op die wijze komen tot meer
licht. De eerste stap is nooit zoo aanstaande geweest als
nu, doch we moeten verder gaan en ons gaan afvragen,
wat er gedaan kan worden, om beterschap te brengen in
den bestaanden toestand. Luid applaus volgde na deze
woorden.
In de nu volgende pauze werd een telegram gezonden
aan de wed. Hoogerhuis van den volgenden inhoud
»De groote provinciale meeting dezen dag in Alkmaar
gehouden wenscht u moed en kracht in uwen moeilijken
strijd."
Na de pauze was het woord aan den heer Domela
Alieuivenhuis. Waarom, vroeg spr., zijt gij in zoo
grooten getale naar hier gekomen Is het gekrenkt rechts
gevoel datn drijft, of nieuwsgierigheid In het laatste geval
hopen wij dat na afloop uwe nieuwsgierigheid is bevre
digd, en gij belangstellenden zult zijn geworden. Wij ver
langen niet, dat allen overtuigd zullen zijn, dat we hier
te doen hebben met onschuldig veroordeelden, wij spreken
niet tot bekeerden alleen, maar hopen, dat er ook zijn
die bekeerd worden. Vele menschen zuchten in de
gevangenis als slachtoffers van de maatschappelijke wan
orde doch dat er voor de Hoogerhnizen belangstelling
is te verkrijgen, komt, doordat er twijfel is gerezen aan
hunne schuld. Die twijfel wordt grooter en grooter
door de volksagitatiedie reeds jaren aan den gang is
wordt die twijfel gevoed.
Overal zullen wij trachten den indruk te vestigen, dat
wij hier te doen hebben met drie jonge mannen die
onschuldig aan de maatschappij zijn ontrukt. De macht
der volksagitatie moet niet gering worden geachtzij
vermag ten slotte alles, dat ziet men in Frankrijk. Ook
wij vragen een nieuw onderzoek en als de rechters
overtuigd waren van de schuld der Hoogerhnizen, zonden
zij niet tegen de herziening zijn. Dat men zich daartegen
verzetis een indirect bewijs voor hunne onschuld.
Herziening is sprekers eisch altijd geweest, dat had steeds
de eisch moeten zijnwij vragen niets meer maar ook
niets minder. Nu blijkt het reeds moeielijk, daar de zaak
verknoeid is. De herziening is echter mogelijk. Het
voorstel in de Kamer ingediend om de wet te herzien,
kan daarbij helpen. Ofschoon de voorstellerswaaronder
zelfs het katholieke lid Hartebeweren dat zij bij hun
voorstel niet zijn gedrevenjdoor deze zaak, is dit een doekje
voor het bloeden. Het is een gevolg van de macht der
volksagitatie. Zonder dat zou men het niet gedaan hebben
wat bekommert men zich in de Kamer om die drie
mannen Men heeft mij wel eens gezegd, dat het vreemd
klinkt uit mijn mond dit te hooren over dat voorstel
in de Kamer maar wij socialisten zijn zoo dom niet
om te beweren, dat er nooit iets goeds in de Kamer tot
stand komt. Als men het maar niet uitgeeft voor socialisme.
De socialisten in de Kamer hebben zich in dezen ook
weder het werk uit de handen laten nemen door de
bourgeoispartij. Wij bewerendat wij buiten de Kamer
ook de heeren wel naar onze pijpen kunnen laten dansen,
indien wij dat willen. Dat de schuld der veroordeelden
niet voldoende is bewezen, is door den heer Valk overtuigend
aangetoond. Spr. wil de vraag stellen waarom zijn de
Hoogerhnizen zoo zwaar gestraft En geeft daarop tot
antwoord, dat men het socialisme, dat in den Westhoek
van Friesland weer was opgeschoten, heeft willen treffen.
Van de verschillende kleine diefstallen en de brandstichting
te 't Bilt was geen dader ontdekt, dat hinderde. En als
de justitie geen echten dader kan vindendan neemt
men maar een verkeerde. Bij de inbraak bij Heitsma
viel de aandacht op de Hoogerhnizen en nu kregen zij
alle misdaden op hunne rekening.
Men dacht»We zullen ze dat wel eens inpeperen
De zaak is een stuk .sociale geschiedenis. De Hooger
hnizen stonden bekend als socialisten, die moesten ge
troffen worden. Het is het werk der klassenjustitie. We
leven in een klassenstaat, waarin bezitters en niet-bezit-
ters tegenover elkander staan. De rechters komen voort
uit de klasse der bezitters en tegen eiken prijs moet de
eigendom gehandhaafd blijven. Men kan niet verwachten,
dat dergelijke rechters ooit recht zullen doen. Wij socia
listen, die zoo vaak de dupe zijn der historie, kunnen
geen vertrouwen hebben in zulke rechters. Professor van
Hamel heeft gezegd, dat bij de criminede rechtspraak
de waarhe d bovenaan staat; als dat beginsel had voor
gezeten, zou dit vonnis met gewezen zijn. Waar men
niet kan oordeelen mag men ook niet veroordeelen. In
dubio abstine d. i. in twijfelachtige gevallen onthoudt
u; die oude uitspraak moest nog van kracht zijn.
Dank zij de volksagitatie komt er kentering in de
openbare meening, daarom vragen wij allen»gaat mee
agiteeren voor de herziening, eene herziening op billijke
en rechtvaardige wijze. Geen herziening door rechters