PARIJSCHEBRIËVEA
de berekening van het pensioen aan te nemen dan voor de
lagere tractementen en een maximum vast te stellen. De
minister die een herziening in dezen geest ter hand neemt,
zou niet alleen voor zijn landgenooton die den Staat in
Indië gaan dienen een goed en billijk werk verrichten,
maar ook zeer zeker handelen in het belang van den In-
dischen dienst en bij gevolg in het belang van kolonie
en moederland.
XXVI.
Parijs, 7 November 1898.
De «affaire" is thans bij het Hof van Cassatie, dat
is het hoogste gerechtshof van het land. De leden ver
gaderden heden en namen het besluit morgen en over
morgen de vijf ministers van oorlog te booren. De gene
raals Mercier en Billoten de heer Cavaignac zullen
morgen alles vertellen, hetwelk zij weten, en de gene
raals Zurlinden en Chanoine zullen dit overmorgen doen.
En hiermede hebben wij voor heden genoeg over de
affaire gesproken ons dunkt, dat nu die zaak in handen
is van rechters een ieder rustig moet afwachten wat
deze besluiten zullen.
Op politiek gebied krijgen wij morgen eene interpella
tie over Paschoda. Naar wij vernamen riep de fransche
regeering den heer Marchand terug gelukkig is dus
het gevaar voor een oorlog met Engeland op zijde
geschoven.
Wij konden dus weder eens eenige parijsche aanteeke-
ningen maken. Zoo viel ons oog op een kleine statistiek,
welker cijfers een nieuw bewijs leveren van de uitge
strektheid dezer groote stad. Zonder de parken en de
bosschen Bois de Boulogne enz. mede te rekenen telt
Parijs 86395 boomen, en het onderhoud van al die boo-
men kost elk jaar de fraaie som van 330 duizend fran
ken. In de straten en squares vinden wij 8345 banken,
verder 52459 gaslantaarns 216 kolommen waarop de
schouwburgen hunne affiches plakken, 350 kiosken voor
den verkoop van couranten en bloemen, 258 palen met
een brievenbus, 103 huisjes voor hier «chalets de
nécessité" genoemd en 1703 urinoirs of «vespasiennes".
Intnsschen hadden wij weder den feestdag van Aller
heiligen «La Toussaint" gevolgd door den Jour des
Morts'' den Allerzielendag, waarvan de scholen natuur
lijk gebruik maakten om Woensdag ook vrijaf te geven,
zoodat de kleinen weder drie vacantiedagen hadden. Zou
er wel één ander land bestaan waar de kinderen zoo
veel vrije dagen hebben als hier. Bij elkaar geteld hebben de
scholen meer vrije dan werkdagen. Natuurlijk werden de
kerkhoven druk bezocht, het aantal bloemen was buiten
gewoon grootvooral de Chrysanthemums welke men
voor eenige sous in groote bouquetten kocht. Op het
kerkhof Montmartre liggen de meeste schrijvers en artis-
ten begraven, daar zijn de graftomben van Eugène La-
biche, Mfirger, Offenbach, Victor Massé, Alexandre Dumas
fils, de twee broeders Jules en Edmond de Goncourt, en
van zoovele anderen. Vergeten wij hier ook niet het graf
van Marie Duplessis, de bekende sDame aux Camélias''
uit den roman en het drama van Dumas fils.
President Pelix Paure bracht een bezoek aan het
prachtige kerkhof van Père-Laehaise, waar zoovele bekende
personen in eeuwige rust slapen. Wijzen wij slechts op
de graven van den bekenden dichter Alfred de Musset
van Paul Baudry, Thiers, RaspailLamartine, Michelet,
Casimier Périer, enz.
Reeds bezochten op Zon- en Maandag duizenden men
sehen de graven hunner gestorvene bloedverwanten en
vrienden, en toeh telde men er op den dag van Tous
saint op al de kerkhoven in en om Parijs tezamen
472.668 en nog 128.823 op Allerzielendag, dus tezamen
meer dan zeshonderd duizend bezoekers. De Franschen
hebben zeer veel eerbied voor de dooden, de graven wor
den hier goed onderhouden, en voortdurend getooid met
bloemen en kransen. Voor eene begrafenis neemt iedere
man hoed of pet af, de vrouwen maken gewoonlijk het
kruisteeken. Een doode wordt zoolang hij nog boven
aarde staatnooit alleen gelaten, kaarsen blijven den
geheelen nacht branden, en vrienden en bloedverwanten
waken bij het lijk.
Nu wij toch over kerkhoven en begraven spreken, wil
len wij even stilstaan bij de lijkverbranding. Daarvoor
heef t men op Père Lachaise een Columbarium, of Tour
crématoire, eene soort van oven, welke daar sedert tien
jaren werkt. Doch het publiek wil niets van dat branden
weten, men had op veel meer medewerking en navolging
gerekend, doch dit is anders uitgekomen. In eene stad
als Parijs, waar toch per dag minstens honderd menschen
sterven telt men per jaar er slechts een kleine tweehon
derd, die na hun dood verbrand worden. De oven heeft
het meest te doen met de lijken der amphitheaters en
van de hospitalen van dezen werden er in tien jaren
meer dan 40 duizend verbrand.
Zoo wij over een vroolijker onderwerp spraken staan
wij dan even stil bij een nieuw tooneelstuk van Pierre
Loti, getiteld Judith Renaudin, en vertoond in hetThéatre
Antoine. Pierre Loti is een zeer bekend gevierd roman
schrijver, zijne romans zijn buitengewoon poëtisch en toen
hij dus een stuk schreef voor het tooneel was men zeer
nieuwsgierig hoe dit zou zijn. En wij moeten zeggen,
«Judith Renaudin'' heeft ons zeer goed bevallen, het is
eene opeenvolging van zeven fraaie tafreelen, welke be
koren door eenvoudigheid en poëzie. Het ohderwerp
komt nog al goed van pas in een tijd, waarin velen
weder den ouden godsdiensthaat opwarmen, want de tijd,
in welken het stuk speelt, is juist die van de herroeping
van het edict van Nantes onder Lodewijk XIV, de tijd
van de vervolging der hugenooten door de dragonnades.
De familie Renaudin is protestant en bestaat uit eene
oude grootmoeder, oen vader en vele kinderen en klein
kinderen. Zij leeft rustig tot dat de herroeping van de
vrijheid van godsdienst wordt aangeplakt, en de oude
pastoor van het dorp de uitlegging geeft van wat dit
affiche zeggen wil. Er blijft niets over als de vlucht,
doch de dragonders houden wacht. Gelukkig echter wordt
de kapitein dier dragonders smoorlijk verliefd op de
oudste dochter van papa Renaudin, Judith geheeten en
het jonge meisje voelt zich ook tot den officier aange
trokken. De kapitein neemt den goeden ouden pastoor
in het vertrouwenvoor haar komst wil Judith alles
doen om hare bloedverwanten te redden, en het tooneel
tusschen de beide gelieven is zeer schoon. Wanneer het
meisje den officier verlaat blijft haar bijbel achter en
deels door haar smeeken, deels door het lezen van den
bijbel komt de kapitein er toe de vlucht van de familie
Renaudin naar Holland te besehermen, ja hij gaat zelf
ook mede om de gelukkige echtgenoot van Judith te
worden. Dit alles is heel mooi op het tooneel, in het
werkelijk leven zou de daad van dien officier veel gelijken
op deserteeren. Het stuk wordt zeer goed gespeeld door
alle acteurs, vooral door de heeren Antoine in de rol
van den ouden priester, Daltour als kapitein der dra
gonders en de Max in de rol van den ouden hugenoot
Renaudin. De vrouwenrollen zijn in handen van de be
kende mevrouw Marie Laurent als oude grootmoeder en
tevens dienstmaagd van den pastoor en van mejuffrouw
Marthe Mellot, eene zeer ernstige en toch lieve Judith
Renaudin.
Hoewel het nog niet koud is, vooral niet voor Nov.,
zoo blijkt ons toch dat de winter voor de deur staat door
al de aankondigingen der magazijnen, die «expositions
van «nouveauté's d'hiver" houden. Halve couranten staan
vol met de annonces van Louvre, Bon-Marché, Printemps,
Petit St. Thomas, Ville St. Denis, Pygmalion, Pont-Neuf,
Belle Jardinière, Samaritaine enz. enz. en hoe al die
firma's aan onzen naam komen, weten wij niet, maar
wij worden overladen met catalogues en prospectussen.
Daar brengen wij een andermaal eens een bezoek.
J. M. T.
Orkaan op Curasao enz.
Uit een dezer dagen ontvangen bericht van den
Gouverneur van Cura9ao blijkt, dat de eilanden St. Mar
tin, St. Eustatius en Saba, omstreeks half September jl.,
door een orkaan zwaar geteisterd zijn.
Volgens opgave van den waarnemenden gezaghebber
van St. Martin (N. G.) zijn te Philipsburg 2 huizen in
gestort en verscheidene beschadigd. In de buiten-dis
tricten werden 98 stroohuisjes en hutjes verwoest en 93
zwaar beschadigd. Vele kleine schepen zijn vergaan,
evenals de Rotterdamsche brigantijn «Acadie."
het aantal mantries bij de waterleidingen, op wier be
houd door de meeste Europeesche en inlandsche ambte
naren weinig prijs wordt gesteld, en wier werkzaamheden
gevoegelijk aan wedono's en assiatent-wedono's kunnen
worden opgedragen, van 194 op 28 gebracht worden.
Ten gevolge van deze en soortgelijke maatregelen zou ten
slotte de geheele reorganisatie bij het Europeesch en
het inlandsch personeel, zooals zij door den Minister wordt
voorgesteld, in de toekomst een totale besparing op
leveren van omstreeks f 162.000 's jaars. Aanvankelijk
zouden tot invoering der nieuwe regeling niet onbelang
rijke uitgaven daartegenover staan. Wij twijfelen er niet
aan, of de Minister zal de in het V. V. opgenomen be
zwaren tegen de uitbreiding van sommige bestuurskringen
en de vereeniging van enkele ambten voldoende kunnen
weerleggen maar wij meenen de vraag te kunnen hand
haven, of niet de verhooging van de jaarwedden van
lagere ambtenaren met verlaging der bezoldiging van
sommige hoogere zou kunnen gepaard gaan.
Wat van de jaarwedden gezegd kan worden, geldt in
veel sterkere mate van de pensioenen. Waren de gevoe
lens der leden omtrent de jaarwedden blijkbaar verdeeld,
«meer algemeen" lezen wij «was de wensch tot
verlaging van de pensioenen van hooge ambtenaren en
officieren." Van de door het departement van koloniën
betaalbaar gestelde pensioenen waren er ten vorigen jare
121 civiele en 45 militaire van meer dan f 4000 's jaars.
Nu zullen wij geenszins beweren dat een Indisch pen
sioen dit cijfer, het maximum der pensioenen van Ne-
derlandsche ambtenaren, niet zou mogen overtreffen; maar
dat het noodig of wenschelijk zou zijn, ze tot 8 en 10
duizend gulden en hooger te doen stijgen, dat ontkennen
wij met den meesten nadruk. Assistent-residenten, resi
denten, leden van den Raad van N. I., officieren en hoofd
officieren van het Indische leger zijn menschen van den
zelfden maatschappelijken stand, als zij met pensioen in
het vaderland zijn teruggekeerd en nu zullen wij niet
beweren dat er geenerlei verschil zou moeten bestaan
tusschen de bedragen van het hun te verleenen pensioen
maar als wij lezen, dat de in 1897 aan deze personen
verleende of in Nederland betaalbaar gestelde pensioenen
uiteenloopen van f 2500 en f 5000 tot f 9000 en f 10.800,
dan meenen wij recht te hebben om de grondslagen,
waarnaar deze pensioenen verleend worden, af te keuren.
Ieder weet, dat in de laatste jaren van hun verblijf in
Indië de jacht op een hoog pensioen bij de ambtenaren
een te machtigetrouwens zeer verklaarbare drijfveer
is. Dat dit weinig geschikt is om den rechten man op
de rechte plaats te behouden of te brengen, ligt voor de
handmaar het is ook voor de gepensioneerden, die
minder gelukkig gediend hebben, hard en onbillijk.
Ofschoon ook wat de pensioenen betreftbezuiniging
natuurlijk wenschelijk is en daarnaar gestreefd zou kunnen
worden is onze hoofdgrief ook hier, evenals bij de trak
tementen, het buitensporige, onredelijke, niet te recht,
vaardigen verschil. Verhooging voor de lagere ambtenaren
zou ook hier met verlaging van pensioen voor de hoogere
gepaard moeten gaan. De voorgestelde verhooging der
jaarwedden van sommige ambtenaren kan ook ten opzichte
van hun pensioenen wel eenige verbetering aanbrengen
maar voldoende kan die niet zijn en de hooge onzes
inziens te hooge pensioenen blijven bestaan. Daarom
zouden de grondslagen der Indische pensioenwetten her
zien moeten worden. De hooge tractementen der laatste
jaren zouden minder gewicht in de schaal moeten leggen
dan de diensttijd. Wellicht zou het aanbeveling verdienen)
voor de hoogere tractementen een lager percentage voor
«Gij zijt boos Robert," zeide zij. «Gij h 'bt, dit geef
ik gaarne toe ook wel reden het te zijn."
«Tracht n wat ik u bidden mag, niet bij mij te ver
ontschuldigen zeide Lord St. Simon bitter.
«O zeker ik weet, dat ik u inderdaad slecht bjhan-
delde, en dat ik met u moest gesproken hebbeneer ik
heenging doch van 't oogenblik dat ik Frank terugzag,
wist ik nietwat ik zei of deed. Het verwondert mij
alleendat ik niet bewusteloos voor het altaar neer
stortte."
«Misschien, mevrouw Moulton, hebt gij liever, dat mijn
vriend en ik de kamer uitgaan terwijl gij eene ophel
dering van deze zaak geeft," zeide Holmes.
«Als ik mijn meening mag zeggen," sprak de vreemde
heer, «hebben wij deze zaak al een beetje te veel geheim
gehouden. Wat mij betreftik zou willen dat geheel
Europa en Amerika er het rechte van wisten." De spreker
was een kleine, schrale man met een door de zon ge
bruind gelaatglad geschoren met scherpe gelaatstrek
ken en levendig in zijne bewegingen.
«Dan zal ik onze geschiedenis ronduit vertellen," sprak
de dame. «Frank en ik ontmoetten elkaar in '84 in
Mc Quire's Damp nabij het rotsgebergte, waar mijn vader
in de mijnen werkte. Wij, Frank en ikwerden met
elkaar verloofd. Toen vond mijn vader op zekeren dag
een rijke ader en won veel geld terwijl de arme Frank
een claim had, die hem niets opleverde. Hoe rijker mijn
vader werd, hoe armer Frank was, ten laatste wilde
vader niets meer van ons engagement hooren en nam mij
mede naar San Francisco. Frank wilde evenwel niet van
mij afzien en zoo vervolgde hij mij en spraken wij elkaar
meermalen zonder dat vader er iets van gewaar werd.
Het zou hem dol gemaakt hebbeu had hij er iets van
geweten en zoo hielden wij het voor ons. Frank zei, dat
hjj wilde vertrekken en ook zijn fortuin maken en niet
wilde terug komen om mij op te eischen voor hij even
veel had als vader. Zoo beloofde ik danop hem te
wachten hoe lang het ook mocht duren en nam mij
plechtig voor, niemand anders te trouwen zoolang hij
leefde." «Waarom zonden we dan niet liever dadelijk
trouwen," zeide hij. «Als dit gebeurt, ben ik zeker
van u, en ik zal geen aanspraak maken op mijne rechten
als echtgenoot eer ik terugkom." Wij spraken er samen
over en hij had alles zoo aardig overlegd er stond
zelfs al een geestelijke op ons te wachten dat wij er
maar dadelijk toe overgingen. En daarna vertrok Frank
om zijn fortuin te maken en ik ging naar mijn vader.
Het eerste, dat ik van Frank hoorde was, dat hij in
Mentana vertoefde en daarna ging hij naar Arizona in
de mijnen werken van daar naar Nieuw-Mexico. Spoedig
daarna gaven de dagbladen een uitvoerig verhaal van
de plundering van een mijnwerkerskamp door de Apache-
Indianen en ik las den naam van Frank onder de ge-
dooden. Ik viel in zwijm en maandenlang was ik dood
ziek. Vader dachtdat ik de tering had en hij raad
pleegde wel de helft van de geneesheeren van San Fran
cisco. Meer dan een jaar verliep, zonder dat ik iets van
Frank vernam zoodat ik niet twijfeldeof hij was
werkelijk dood. Toen kwam Lord St. Simon naar San
Francisco wij gingen naar Londen en er werden toe
bereidselen voor het huwelijk gemaakt. Vader was zeer
in zijn schik, maar ik gevoelde, dat geen man ooit de
plaats van mijn hart zou innemen, die ik aan mijn armen
Frank had weg geschonken.
Indien ik nochtans Lord St. Simon gehuwd had zou
ik mijne plichten als echtgenoote vervuld hebben. Onze liefde
kunnen wij niet beheerschen, maar wel onze daden. Ik trad
met hem voor het altaar met het voornemen hem eene echt
genoote te zijn, zoo goed als het mij mogelijk was. Maar gij
kunt u zoo eenigszins voorstellen wat er in mij omging,
toen ik, tot het altaar genaderd, omziende, Frank in de
voorste bank zag staau en bemerkte hoe hij den blik op
mij gevestigd hield. In 't eerste oogenblik dacht ik, dat
het zijn schim was doch weer eens omziende, stond hij
daar nog, met eene uitdrukking in zijne oogen, alsof hij
mij wilde vragen, of ik blijde of verdrietig was hem terug
te zien. Het verwondert mij, dat ik niet bezwijmde.
Alles draaide met mij in 't rond en de woorden van
den geestelijke klonken mij als het gebrom van een bij
in de ooren. Ik wist niet wat te doen. Zou ik den kerk
dienst doen ophouden en oen scène in de kerk veroorzaken?
Ik zag Frank nog eens aan en hij scheen te begrijpen,
wat ik dacht, want hij bracht zijn vinger aan zijn lippen
om mij te zeggen, dat ik mij stil moest houden. Ik zag
hem iets op een stukje papier schrijven en begreep, dat
hij mij iets wenschte mede te deelen. Bij het verlaten
der kerk hem voorbij komende, liet ik mijn bouquet
binnen zijn bank vallenmij de bloemen teruggevend,
liet hij tegelijkertijd een briefje in mijn hand glijden. Het
bevatte slechts een enkelen regel, waarin hij mij verzocht,
bij hem te komen als hij mij daartoe het teeken zou geven.
Natuurlijk stond het dadelijk bij mij vast, dat hij mij
thans het naaste was en ik besloot alles te doen, wat hij
van mij mocht verlangen.
Tehuis gekomen, vertelde ik mijn wedervaren aan mijn
kamenier, die hem in Californië gekend en altijd zijne
vriendin was geweest. Ik verbood haar iets te vertellen,
maar zei, dat zij enkele zaken bij elkaar moest pakken
en mjjn mantel klaar leggen. Ik wist, dat het mijn plicht
was, eerst met Lord St. Simon te spreken, maar het was
vreeselijk hard voor zijne moeder en al die aanzienlijke
menschendaarom kwam ik tot het besluit, stil weg te
loopen en later opheldering van mijn gedrag te geven.
Ik had geen tien minuten aan tafel gezeten, toen ik door
het venster Frank aan de andere zijda van den weg zag
staan. Hij wenkte mij en begon vervolgens door het park
te wandelen. Ik sloop de kamer uit, deed mijn mantel
om, zette mijn hoed op en volgde hem. Er kwam eene
vrouw op mij toeloopen, die mij iets van Lord St. Simon
verteldeuit het weinige, dat ik verstond, meende ik
op te maken, dat ook hij een klein geheim van voor
zijn huwelijk had maar ik haastte mij van haar weg
te komen en voegde mjj spoedig bij Frank. Wij namen
een huurrijtuig en weg reden we naar eene woning, die
hij in Gordon Square had gehuurd, en hier vierden wij
ons wezenlijk huwelijk na zooveel jaren gewacht te hebben.
Frank was gevangene geweest bij de Apachen, was ont
snapt, en naar San Francisco gekomen, hoorde daar, dat
ik hem voor dood hield en naar Engeland was vertrokken,
volgde hierheen en ontmoette mij eindelijk op den mor-