De Juweelen Kroon. No. 143. Honderdste jaargang. 1898. VRIJDAG 2 DECEMBER. FEUILLETON. PARIJSCHE BRIEVEN. Plaatselijke directe belasting. Inrichtingen, welke gevaar, schade of hinder knnnen veroorzaken, A. CONAN DOYLE. ALKMAARSCHE COURANT. Deze Courant wordt Dlnsda g-, Donderdag en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80 franco door het geheele rijk f 1. 3 Nummers f 0,06. Afzonderlijke nummers 3 ets. A r.r Prjjs der gewone advertentlen Per regel f 0,lft. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven f r a n c'o aan de Uitgevers HERMs. COSTER ZOON. Telefoonnummer3. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Alkmaar brengen ter algemeene kennis, dat het lste suppletoire kohier der plaatselijke directe belasting naar het Inkomen, dienst 1898, op 16 November 1.1. door den Gemeenteraad vastgesteld en bij besluit van 23 November d.a.v. door de Gedeputeerde Staten van Noord holland goedgekeurd, op heden aan den gemeente-ont vanger ter invordering is uitgereikt, terwijl een afschrift van dat kohier gedurende vijf maanden, ter gemeente secretarie voor een ieder ter lezing is gelegd. Bezwaarschriften tegen den aanslag kunnen op ongezegeld papier bij den Gemeenteraad ingediend worden binnen drie maanden na den dag der uitreiking van de aanslagbiljetten, welke uitreiking op 1 December a.s. bepaald is. Burgemeester en Wethouders voorn., Alkmaar, A. MACLAINE PONT, Voorz. 28" Nov. 1898. C. D. DONATH Secretaris. De milicien-verlofganger der gemeente Gorinc'nem Adrlanus Cornells Bar Ia Buiteman, wordt uit- genoodigd zich ten spoedigste ter gemeente-secretarie aan te melden. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Alkmaar brengen ter algemeene kennis dat beden op de gemeente-secretarie ter visie is gelegd het aan hen ingediende verzoek, met de bijlagen, van D. VOGELEZANG Jz. en A. STAM Jbz., wonende alhier, om vergunning tot het oprichten van eene inrich ting tot bereiding van honigzoet, in het perceel aan de Sint Jaeobstraat, wijk C, No. 23, en dat op Dinsdag 13 December 1898, 's middags te twaalf ure, ten stad- huize gelegenheid wordt gegeven, om tegen het oprichten van die inrichting bezwaren in te dienen. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, A. MAOLAINE PONT Voorzitter. 29 Nov. 1898. O. D. DONATH, Secretaris. DKAMWET. BURGEMEESTER eu WETHOUDERS van Alkmaar brengen ter algemeene kennis, dat aan hen vergunning is gevraagd door Irourens Briefjes, wonende te Alkmaar, tot het voortzetten van den verkoop van sterken drank in het klein in het perceel aan de Houttil, No. 37, welke vergunning thans ten name staat van P. CLAIJ. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Alkmaar, A. MACLAINE PONT, Voorz. 30 Nov. 1898. C. D. DONATH, Secretaris. DOOR 5) »Ik heb niet te klagen. Ik ben alweer naar Streat- ham geweest, maar niet in het huis. Het is een aardige quaestie en ik zou voor ik weet niet wat willen, dat men er mij buiten had gelaten. Ik wil hier intusschen mijn tijd niet verbabbelenmaar zal deze armzalige plunje afleggen en mij weer in mijne gewone achtbare personaadje metamorphoseeren.'' Ik kon het hem duidelijk aanzien, dat hij reden had, tevreden te zijn. Zijn oogen glinsterden en op zijn anders bleeke wangen was nu zelfs een blos merkbaar. Hij ging haastig de trappen op en een paar minuten later hoorde ik de buitendeur dicht slaan, waaruit ik besloot, dat hij weer op zijn geliefkoosde jacht uit was. Ik wachtte tot middernachten daar bij nog niet was teruggekeerd ging ik slapen. Het was niets onge woons dat hij dagen en nachten uitbleef, als, om zijn eigen woorden te gebruikenhij eenig wild op 't spoor was. Ik weet niethoe laat hij tehuis kwam, doch toen ik _'s morgens naar beneden ging, om te ontbijten, zat hij reeds aan tafel met een kop koffie in de eene hand en een krant in de anderezoo frisch en opgewekt mogelijk. »Je zult mij wel excuseeren, WatSon, dat ik zonder u begonnen ben zeide hij, »maar je herinnert je nog weldat mijn cliënt van morgen wat vroeg bij ons komt." »'t Is al over negen," antwoordde ik, »'t zou mij niets verwonderen als hij daar al wasik hoor, ge loof ik, schellen.'' XXVII. Parijs, 27 November 1898. Hetgeen wij vreesden toen wij onzen vorigen brief schreven ig heden bewaarheid. Nog is de zaak-Dreyfus niet opgelost en reeds hebben wij eene affaire Picqnart." Deze officier wordt beschuldigd van het vervaardigen van een valsch stuk van hot gebraikmaken van dit valsche stuk en van het mededeelen aan derden van geheimen welke de zekerheid van den staat in gevaar kunnen bren gen. Alle andere gebeurtenissen worden door dit feit op den achtergrond gedrongen zelfs Dreyfus geniet minder belangstelling dan Picqnart. De zaak van eerst genoemde is thans voor het Hof van Cassatie, dat is het Hoogste Gerechtshof in Frankrijk en de leden van die rechtbank, althans de meerderheid, moeten van Dreyfus' onschuld overtuigd zijn. Picqnart is de man die het meest heeft bijgedragen tot de herziening van de on wettigheid welke in 1894 tegen een eerlijk officier ge pleegd werd hij is de man die Esterhazy beschuldigde het borderel te hebben geschreven waarop Dreyfus ver oordeeld werd. Picqnart is .ie eerlijke officier die ver klaarde niet medeplichtig te willen zijn aan eene misdaad, die er niet in wilde toestemmen dat een onschuldige bleef lijden voor een verraad door anderen gepleegd, die openljjk aan minister Brisson schreef, dat het valsche stak door Henry vervaardigd, door minister Oavaignae als echt beschouwd en op alle muren, in alle gemeenten van Frankrijk aangeplakt, dat dit valsche stuk werkelijk valsch was. Omdat Picqnart dit geschreven bad werd hij in de kerker geworpen. Natuurlijk gaat er uit het kamp der verdedigers van Dreytus een kreet op van verontwaardiging over deze vervolging van den eerlijken officier die zijne geheele loopbaan opofferde aan zijne eerlijke overtuigingdie verklaarde dat hij het geheim van den beganen misslag niet met zich in het graf wilde nemen. Terwijl de bladen der antisemieteu en nationalisten voortgaan Picqnart alle mogelijke misdrijven ten laste te leggen, protesteeren zijne verdedigers op tot nog toe ongekend heftige wijze. De verdedigers schrijven protest-meetings uit en hebben een adres opgesteld, waarin verzet tegen deze nieuwe vervolgingen wordt uitgesproken. In twee dagen werd dit adres door duizenden en duizenden Franschan getee- kend, door mannen van alle standen en uit alle rangen der maatschappij. De lijsten dier namen vullen halve couranten en worden eiken dag vervolgd. Wijzen wij op enkele bekende namen Adolphe Carnot, lid van de Académie des Sciences en broeder van den betreurden president CarnotAnatole France, van de Académie FrantiaisePan] Langlois, professor aan de medische faculteit te Parijsdocteur Paul Stapfer; madame Sévérine Emile Molinier, conservateur aan het Museum »Het Louvre''Amilcare Cipriani, de groote italiaansche revo lutionair; Charles Languet, inspecteur van het onderwijs der stad ParijsCharles BosafgevaardigdeOctave Mirbeau, F. de Pressensé en Ferdinand Hérold, schrijvers Het was inderdaad onze vriendde financier. Ik schrok onwillekeurig, toen ik hem zag, want zijn anders breed en massief gelaat was nu ingevallen en het scheen mij zelfs toedat zijn haar iets grijzer was geworden. Hij trad vermoeid de kamer binnenzijn droevig en moedeloos voorkomen maakte op mij nog pijnlijker indrukdan zijn radeloosheid van den vori gen morgen. Ik schoof hem een armstoel toe en hij liet er zich afgemat in neervalku. »Ik weet niet, waarmee ik het verdiend heb, zoo zwaar beproefd te worden aldus begon hij. «Twee dagen geleden was ik nog een gelukkig en voorspoe dig man zonder eenige zorg. Nu ben ik veroordeeld tot een eenzamen en eerloozen ouden dag. Do eene slag volgde op den andere. Mijne nicht Mary heeft mij verlaten. »U verlaten »Ja. Haar bed was van morgen nog onaangeroerd; haar kamer was ledig en op een tafel in de vestibule had zij een brief voor mij achtergelaten. Gisteravond zeide ik in eene opwelling van verdriet, dat alles met mijn zoon beter zou zijn afgeloopen als zij slechts met hem had willen huwen. Misschien was het wel dom van mij, zoo iets te zeggen. Mijne opmerking heelt zjj in den volgenden brief beantwoord Waarde oom. Ik gevoel, dat ik leed over u »heb gebracht en dat, zoo ik anders had gehandeld, »dit vreeselijke ongeluk nooit gebeurd zon zijn. »Met deze kwellende gedachte kan ik niet meer «gelukkig onder nw dak leven en ik gevoel dat »ik u voor altijd moet verlaten. Maak n niet onge rust over mijne toekomst daarvoor is gezorgd, »en tracht mij vooral niet op te zoeken, want het «zou vergeefsche moeite zijn. Bovendien ge zoudt «mij er ook een slechten dienst mee bewijzen. In »leven en uood blijf ik steeds uwe U liefhebbende Mary." »Wat kan zij met dezen brief bedoelen, Mr. Hol- (hommes de lettres) en een verbazend aantal doctoren, professoren, leden van Académie en Institnut, advocaten, schrijvers, studenten, werklieden, kantoorbedienden, alle medewerkers en redacteuren aan de dagbladen Aurore, Siècle, Droits de 1' Homme, Fronde, Rappel, Radical, Volenté enz. enz., het protest wordt door tienduizenden geteekend. Het is eene echt fransche manifestatie, het protest tegen eene nieuwe daad van willekeur. Morgen avond wordt eene groote openbare vergadering gehouden, uitgeschreven door een aantal studenten en doctoren en onder voorzitting van den heer Duclaux, lid van het Instituut en directeur van het bekende instituut Pasteur. De oproeping lnidt»Bnrgers Studenten Een monster- »achtige aanslag wordt gesmeed tegen het recht. «De bewonderenswaardige Picqnart zal met zijn vrij- «heid de revisie (van het Dreyfus-proces) betalen, welke azijn werk is, en welke thans door niets meer kan wor- «den belet. «Komt uw protest voegen bij het onze en verdedigen ade Republiek en de Vrijheid." Ook de afgevaardigden en senatoren zitten niet stil, nog zijn de interpellatiën uitgesteld, maar de republi- kijnen vergaderen en men bemerkt, dat allen zich weder willen aaneensluiten. Eindelijk begint ieder het gevaar in te zien eener reactie tegen de bestaande instellingen van den Staat, en men beweert, dat een groot deel der vertegenwoordigers een wetsontwerp wil indienen en steunen, waarbij in het vervolg alle uitspraken, gedaan door een krijgsraad, dadelijk in appèl kunnen komen voor het Hof van Cassatie. Zoo zulk eene wet tot stand komt, dan is Picqnart gered, want het Hof van Cassatie zal voorzeker niet den officier veroordeelen, die de her ziening van het Dreyfus-proces bewerkte. Spraken wij in een vorig opstel over de platen door de Dreyfusards verspreid, ook de tegenpartij verkoopt eene plaat, mede eene centsprent van 10 centimes, in kleurendruk eu getiteld «Histoire d'nn traïtre", geschie denis van een' verrader, en bestaande uit 16 plaatjes, en onderaan een liedje, eene »complainte", zooals men hier zegtop het ouderwetsche air of wijs Eualdès. Natuurlijk wordt in deze prent nog al wonderlijk omge sprongen met de waarheid en worden de verdedigers van Dreyfus, als Scheurer-Kestner, Zola, Picqnart, enz. bespot. Intusschen blijkt nit het groot aantal onderteekenaars van het protest tegen de vervolging van Picqnart dui delijk, dat het fransche publiek wakker wordt. Men moet den Franschen niet, te hard vallen. Sedert jaren hebben de antisemieten in dagbladen, brochures en boeken den haat tegen de Joden aangewakkerd, toen dus een jood een verraad pleegde, was dit koren op den molen voor allen, die het land hebben aan de israëlieten. Bij het begin der beweging ten voordeele van Dreyfns, was ieder rechtgeaard Franschman nog onder den indruk van het gepleegde verraad, niemand kon gelooven, dat zeven officieren met algemeene stemmen eenen onschuldige zouden veroordeelen. Later toen zoovele officieren, gene raals en ministers van oorlog volhielden, dat Dreytus een verrader was, konden de menschen toch niet gelooven, mes? Zou zij van plan zijn, zich van 't leven te berooven »Neen neen niets van dien aard. Dit geeft mis schien de eenig mogelijke oplossing. Ik denkMr. Holderdat nw verdriet nn spoedig een einde zal nemen." «Haversta ik n wel Gij hebt iets gehoord, Mr. Holmesgij hebt iets vernomen Waar zijn de ju weelen «Zoudt gij denkendat zij met een duizend pond sterling per stuk te duur betaald zijn «Ik zou er tienmaal zooveel voor willen geven." »Dat is niet noodig. Met drie duizend kan ik de zaak wel in orde brengen. En dan zal er ook wel een kleine belooning voor mij overschieten, denk ik. Hebt gij uw chèque-boek bij u Hier is een pen. Wij doen het besthet maar op vier duizend pond te stellen." Met een zuurzoet gezicht teekende de bankier de verlangde cheque. Toen liep Holmes naar zijn lesse naar, nam er een klein driehoekig stukje goud, waar in drie edelsteenen, uit en wierp het op de tafel. Met een kreet van vreugde nam de bankier het van de tafel op. «Daar is bet!" hijgde hij. »Ik ben gered! Ik ben gered Zijne vreugde was thans even hartstochtelijk, als eerst zijn verdriet en in zijne opgewondenheid drukte hij de edelsteenen aan zijn borst. «Gij hebt n nog van een schuld te kwijten, Mr. Hol der", zei Sherlock Holmes thans op ernstigen toon. «Een schuld Noem de som en ik zal ze betalen." «Mij zijt ge niets schuldigdoch het is uw plicht u nederig te verontschuldigen bij dien braven knaap bij nw zoon die zich in deze onaangename zaak zoo flink gedragen heeftdat ik er trotsch op zou wezen als mijn eigen zoon zich zoo gedroegals hij er ooit toe in de gelegenheid was." «Heeft Arthur ze dus niet weggenomen «Ik zeide het u gisteren reeds en herhaal het u van daag dat hij het niet deed." I

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1898 | | pagina 1