Straffen van jeugdige personen.
Honderd en eerste jaargang,
1899.
ZONDAG
29 JANUARI.
Buitenla 11 d.
n.
NO. 13. Eerste blad.
ALkHAARSCHE COURANT.
Deze Courant wordt Blnsda g-, Donderdag-
en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 3 maanden voor Alkmaar f ©,SO franco door het
geheele rijk f 1,
3 Nummers f ©,0«. Afzonderlijke nummers 3 ets.
TeleToonnummer 3.
Prl|s der gewone advertentlen s
Per regel fO.lö. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COSTER
ZOON.
Tot nog toe eindigen voor kinderen en jeugdige per
sonen de bjjzondere bepalingen, die met het oog op hun
jeugd in ons strafrecht zijn vastgesteld, zoodra zij den
leeftijd van zestien jaren hebben bereikt. Thans wordt
voorgesteld dien leeftijd te brengen op achttien jaren
en bij de vrijheid van den rechter om tusschen de ver
schillende straffen te kiezen, kan daartegen geen bezwaar
bestaan.
Wij hebben reeds gezien, dat de rechter, indien hij
van gevoelen mocht zijn dat dit de beste weg is om
den jeugdigen overtreder op het rechte pad terng te
brengen, altijd, zonder toepassing van straf, kan bevelen,
dat bij aan zijn ouders of voogden zal worden terugge
geven. Acht hij het echter niet raadzaam, dat het kind
en daaronder verstaan wij nu kortheidshalve ieder
jeugdig persoon beneden de 18 jaren aan de zorg
van iijn ouders ol voogden wordt overgelaten, dan zal
hij de keus hebben tusschen eenige eenvoudige tucht
middelen (kinderstraffen) en dwangopvoeding in een
rijksopvoedingsgesticht. Is het strafbare feit van meer
ernstigen aard, is er namelijk een misdrjjf gepleegd, dan
zal die dwangopvoeding kunnen worden toegepast, al is
het de eerste maal dat het kind voor den rechter ver
schijnt. Is het strafbare feit een overtreding, dan zal
de plaatsing in een rijksopvoedingsgesticht alleen kannen
worden uitgesproken, indien de schuldige reeds vroeger
was veroordeeld, hetzij dan wegens misdrijf of overtreding,
Is het kind niet ouder dan 14 jaren, dan zullen twee
vroegere veroordeelingen vooraf moeten gaan voor kin
deren tusschen 14 en 18 jaar zal ééne vroegere ver
oordeeling voldoende zijn.
Dat deze onderscheiding, dubbele horhaling vóór het
veertiende, enkele herhaling vóór het achttiende jaar,
aanbeveling verdient, zouden wij niet willen beweren.
Gelijk in de toelichting wordt opgemerkt, kan de reden
waarom dwangopvoeding raadzaam is te achten, zoowel
gelegen zijn in de verderfeljjke omgeving van het kind
waarin het, na zijn terugkeer, opnieuw aan verleiding
zal worden blootgesteld, als in het karakter van het
kind zelf maar als dat zoo is, dan zouden wjj den rechter
de bevoegdheid niet willen ontnemen om een kind be
neden de 14 jaren wegens overtreding, b.v. wegens be
delarij of landlooperij, ook na vroeger slechts eenmaal
wegens misdrijf of overtreding veroordeeld te zijn, in een
rijksopvoedingsgesticht te doen opnemen. De rechter
blijft immers vrij daartoe al of niet te besluitenen
wij zouden het minder raadzaam oordeelen hem te
verplichten een tweede herhaling af te wachten, op
gevaar af dat het kind in denzelfden kring blijft ver-
keeren, en dezelfde levenswijze blijft voortzetten, zonder
dat de politie er in slaagt een tweede herhaling van
misdrijf of overtreding te ontdekken.
De dwangopvoeding in een rijksopvoedingsgesticht
eindigt thans met het bereiken van den achttienjarigen
leeftijd. De Regeering stelt voor, dat zij tot de volein
ding van het 23ste levensjaar zal kunnen voortduren.
Dat achten wij een onbetwistbare verbetering. Er kan
toch voor den minderjarige een groot gevaar in gelegen
zijn, en het algemeen belang kan daardoor niet minder
groote schade lijden, indien hij op zijn achttiende jaar
uit het rijksopvoedingsgesticht ontslagen, terugkeert onder
het gezag van zjjn ouders of voogden, waaraan men het
raadzaam heeft geoordeeld hem te onttrekken. Juist op
den leeftijd van 18 jaren kan die terugkeer zeer ver
derfelijke gevolgen hebben. Het spreekt van zelf, dat de
termijn verkort moet kunnen worden, indien de omstan
digheden zoozeer zijn verbeterd, dat van den terugkeer
in de oude omgeving geen gevaar is te vreezen.
Wanneer het kind uit het rijksopvoedingsgesticht zal
kunnen worden ontslagen, kan de rechter, die de op
neming daarin beveelt, onmogelijk beoordeelen. Dat
hangt van allerlei omstandigheden af, die later kun
nen blijken. Op den een zal de dwangopvoeding spoe
diger een gunstigen invloed uitoefenen dan op den
anderbij sommigen zal het wellicht noodig blijken
haar tot aan de meerderjarigheid te doen voortduren
Ook zal zich voor den een een gunstige plaatsing bij
ontslag uit het gesticht kunnen voordoen, die voor den
ander vruchteloos wordt gezocht. Daarom wordt voorge
steld van regeeringswege te doen beslissen, wanneer de
minderjarige het rijksopvoedingsgesticht zal kunnen ver
laten, om onder de hoede van zjjn ouders of voogden,
of van anderen, te worden gesteld, onder zoodanige voor
waarden als in zijn belang nuttig of noodig zullen wor
den geacht. Zoo zal ook overplaatsing uit het rijksge-
sticht naar een particulier gesticht mogelijk zijn, indien
de strengere tucht en bewaking van het rijksgesticht
kunnen worden gemist, en wellicht ouders of voogden
een bijzondere opvoeding in een andere inrichting ver
langen, die meer met buune bijzondere inzichten strookt.
Het is inderdaad van vee! belang, dat aau het uit
voerend gezag in dit opzicht groote vrijheid worde ge
laten, om in elk bijzonder geval geheel naar omstandig
heden te kunnen handelen. Een raad van deskundigen
zal de Regeering in deze zaken voorlichten, die op hunne
beurt in staat gesteld zullen worden zich alle geweusch te
inlichtingen te verschaffen, ook door de mededeelingen
en adviezen van de regenten en de hoofden der gestichten
en door persoonljjk bezoek en onderhoud. Maar dat
alles zal later worden geregeld. In het artikel dat deze
nadere regeling voorschrijft, wordt gesproken van een
voorwaardelijk of onvoorwaardelijk eindigen van de
voorziening der Regeoring in de opvoeding'doch hier
mag de vraag gesteld worden, of het raadzaam is te
achten, dat de Regeering ooit onvoorwaardelijk afstand
doet van haar bevoegdheid om op de opvoeding
toe te zien en mocht dit noodzakelijk blijken
daarin weer verandering te brengen. Ons zou het
wenschelijk voorkomen, dat de Regeering in olk geval
die bevoegdheid behield tot het einde der minderjarig
heid. Er kunnen omstandigheden voorkomen, waarin zoo
wel het algemeen belang als het belang van den minder
jarige het wenschelijk maken op een eenmaal onder de
beste vooruitzichten genomen beschikking terug te komen.
Vergissing en misrekening zijn altijd mogelgk, ook na
uitmuntende voorlichting en rijp beraad en de Regeering
zal zich eerder, zoo dit wenschelijk voorkomt, kunneu
terugtrekken, als zij, zoo noodig, later weer haar gezag
zal kunnen laten gelden.
Ook door jeugdige personen beneden de 18 jaren kun
nen echter misdrijven worden gepleegd van zoo ernst;
gen aard, dat zich de vraag voordoet, of dwangopvoeding
in een rijksgesticht wel een voldoend middel tot beteu
geling is van de zich openbarende misdadige en voor de
algemeene veiligheid gevaarlijke neigingen. Gevangenis
straf in gemeenschap te ondergaan kan zeker niet wor
den aanbevolen. Zal men den jeugdigen overtreder bene
den de 18 jaren, die tot de voleindiging van zijn 23ste
jaar in een rijksgesticht zal blijven, of, vóór dien tijd
ontslagen, onder staatstoezicht aan strenge tucht onder
worpen zal zijn, daarenboven een tijd lang celstraf doen
ondergaan? En wanneer? Vóór den aanvang der dwang
opvoeding of na het eindo Tegen het een bestaat zoo
wel bezwaar als tegen het ander. De oplossing die door
de Regeering wordt voorgesteld, schijnt niet ongelukkig.
Zij wil een soort van voorwaardelijke veroordeeling
invoeren. Ingeval een der in het ontwerp genoemde
zeer ernstige misdrijven, of in het algemeen een misdrijf
is begaan waarop een gevangenisstraf van ten hoogste
vier jaren of meer is gesteld, zal de rechter den schuldige,
dien hij in een rijksopvoedingsgesticht doet plaatsen,
tevens veroordeelen tot eeD gevangenisstraf van ton
hoogste de helft van het maximum dat de wet op het
misdrijf heeft gesteld, of indien de wettelijke straf levens
lange gevangenisstraf mocht zijn, van ten hoogste tien
jaren. Maar, zooals reeds gezegd is, die veroordeeling zal
voorwaardelijk zjjn. De rechter zal een proeftijd bepalen
van ten minste één jaar en ten hoogsto drie jaren, die
zal ingaan op den dag waarop de schuldige onvoor
waardelijk van elk regeeringstoezicht op zijn opvoeding,
hetzij in of reeds buiten het rijksgesticht, zal worden ont
slagen. Wordt hij gedurende dien proeftijd opnieuw wegenB
een strafbaar feit veroordeeld, of geven ook zonder straf
rechterlijke veroordeeling ernstige misdragingen daartoe
aanleiding, dan wordt de straf toegepast. Bij goed gedrag
vervalt de straf na het verstrijken van den proeftijd.
Ontkend zal niet kunnen worden dat hier aan de
Regeering een groote bevoegdheid zal worden gegeven.
Zij zal te beslissen hebben, of het gedrag van den schul
dige gedurende den proeftijd de toepassing der straf al
•of niet wenschelijk maakt, en het kan een gevangenisstraf
zijn van eenige jaren. Intusschen mag op dengdeljjke
voorlichting worden gerekend, en wie geeft een betere
oplossing
IRUITSCHLANI». In het Pruisische Huis van Afge
vaardigden is ovor de uitzettingspolitiek van von Köller
geïnterpelleerd door den afgevaardigde Barth.
Hij noemde die staatkunde een politiek der kleine
middelen'', die oener groote mogendheid onwaardig is.
Wat in Sleeswijk geschiedt, is verspilling der staat-ener-
die te meer te betreuren is, daar zjj de samensmel
ting der verschillende deelen van de bevolking bemoei
lijkt. Vreest de Regeering niet, dat deze maatregelen,
dezelfde vruchten zullen afwerpen, als de dwangmaat
regelen van de socialistenwet Dwang heeft nooit an
ders gewerkt, dan teu nadeele van den Staat.
Duitschland moet zich er voor wachten, de Scandina
vische volken, die in meer dan één opzicht naar Duitsch
land neigen, van zich af te stooten.
De heer Barth werd luide toegejuicht.
Minister von der Horst antwoordde namens de regee
ring. Hij verklaarde, dat er geen sprake kon zijn van
een staatkundige actie, doch slechts van een eenvoudige
maatregel tot afwering van de Deensche agitatie. In de
grensdistricten moet de staat het nationale belang be
schermen tegen antinationale bewegingen. De macht en
de intensiteit van de Deensche agitatie in Noord-Slees-
wijk wordt veelal te gering geachtde taal der Deen
sche agitators is in den laatsten tijd steeds heftiger ge
worden en is vaak kwetsend. De Regeering ziet dus in
de maatregelen van president von Köller een gerecht
vaardigd optreden tegen de Deensche agitatie en hecht
daaraan haar volkomen goedkeuring.
De minister rekent op den Landdag om de regeering
daarbij te steunen. Het tegengaan van het Deensehe idóe
in Sleeswijk is een plicht van den Landdag.
Er werd'geen motie voorgesteld, zoodat het debat zich
bepaalde tot een gedachtonwisseling zonder tastbaar
resultaat.
ENUELAND. Te Manchester wordt een vergade
ring gehouden om een plan van aaneensluiting der vak-
vereenigingen te beramen. De aaneensluiting is in beginsel
reeds goedgekeurd. Vastgesteld moeten nog worden do
wijze, waarop ze zal plaats hebben en de inkomsten van
het nieuwe lichaam. Er is een voorstel gedaan, dat elke
vakvereeniging twee gedelegeerden zal afvaardigen in het
algemeene lichaam en deze gedelegeerden uit hun midden
een Uitvoerenden Raad zullen kiezen. De contributie van
elk lid zou 3 pence per kwartaal bedragen.
FRAMKK1JU. De »Temps" heeft van den minis
ter van Justitie vernomen, dat het Hof van Cassatie ver
zocht heeft de getuigenverklaringen in de Dreyfus-revisie
te laten drukken. Echter is op dit verzoek niet afwijzend
geantwoord, geljjk de »Siècle" eerst meldde. De zaak is
nog niet beslist. De minister van justitie heeft er niet
tegen belangrijke getuigenverklaringen en stukken te
doen drukken op 's lands kosten, maar z. i. zijn er tal
van lange documenten, die de uitgaaf niet waard zijn.
Wellicht zullen deze in verkorten vorm worden gedrukt.
Het ontwerp-Constans, bepalende dat de wet op de
contradictoire instructie ook van toepassing zal zijn op
de militaire rechtspraak, is door de commissie uit de
Kamer nog belangrijk uitgebreid. De commissie heeft het
beginsel, dat reeds de goedkeuring van den Senaat mocht
verwerven, eveneens aangenomen, maar bovendien aan den
krijgsraad de bevoegdheid gegeven om over de nietig
verklaring te oordeelen, welke bevoegdheid tot dusver
berust bij den divisie-commandant, en verder bepaald
dat dit lichaam, evenals elk Hof van Assises, het recht
van voorloopige invrijheidsstelling zal hebben. Het rapport
over het voorstol-Constans met de toevoegingen der com
missie is bij de Kamer ingediend.
ITAME. De Kamer is begonnen met de behandeling
van het handelsverdrag met Frankrijk. De eerste dag der
behandeling spraken slechts voorstanders van het verdrag^
SPANJE. De ministerraad vergaderde den 26 onder
leiding der Regentes. De minister van oorlog woonde de
zitting niet bij. Vermoedelijk was hij afwezig wegens de
beslissing van het Hoog Militair Gerechtshof omtrent
twee generaals, generaal Jaudenez, die de overgave van
Manilla, en generaal Torrel die de overgave van Santiago
da Cuba teekende. Generaal Jaudenez was voorloopig in
vrijheid, maar werd opgesloten in de militaire gevangenis.
VER. STATEN. Terwyl er in de Staten zelve van
alle zijden stemmen opgaan tegen de annexatie der
Philippijnen, meldt de «Republioa" (te Manilla verschij
nende) dat het congres te Malolos do grondwet heeft
goedgekeurd en een motie van vertrouwen in Aguinaldo
aannam, die gemachtigd werd den Amerikanen den oor
log te verklaren, wanneer hij het raadzaam achtte.
In deu nacht van den 20 doodde een Amerikaansche
schildwacht een kapitein van de artillerie der Filipino's
bij de voorposten te Tondo. De inlandsche pers is over
dit feit zeer verontwaardigd en noemt de daad van den
schildwacht een lafifen moord. De positie der Regeering
te Washington is inderdaad niet benijdenswaardig