No. 56. Mer«te blad-
Honderd en eerste jaargang.
1899.
WOENSDAG
10 MEI.
Buitenland.
Maatregelen tot voorkoming wering en
beteugeling van besmettelijke en aanste
kelijke ziekten op de openbare en bij
zondere scholen.
ALkMAARSCHE COURANT.
Deze Courant wordt BI «si» g-» Donderd ag-
en Katerdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 3 maanden voor Alkmaar f O,SO franco door het
geheele rijk f 1,
3 Nummers f O.OO. Afzonderlijke nummers 3 ets.
Prijs der gewone advertentlen
Per regel fO,15. Groote letters" naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COSTER
ZOON.
Telefoonnummer t 3.
De Commissie van toezicht op het lager onderwijs
alhier wendt reeds sedert geruimen tijd krachtige po'
gingen aan om verbetering te brengen in den bygië
nischen toestand op de lagere scholen alhier. Zij pleegde
daartoe herhaaldelijk overleg met b. en w. dezer gemeente
en wendde zich tot den raad met een geformuleerd voor
stel houdende eene daartoe strekkende verordening, die
zij dat Collego ter vaststelling in overweging gaf.
Deze aangeprezen verordening werd op voorstel van
b. en w., der commissie teruggezonden, onder zeer waar-
deerende woorden haar mededeelende, dat de raad daar
van geen afdoende oplossing der zaak verwachtte.
Een nieuw voorstel van de commissie was daarvan
het gevolg hoofdzakelijk strekkende de h. i. noodige
wijzigingen te brengen in de «Algemeene Schoolveror
dening."
Uit de memorie van toelichting tot dat voorstel stippen
wij het volgende aan
De benoeming zoo luidt het daarin van een des
kundig lid der commissie tot schoolarts met eene jaar-
lijksche bezoldiging de omschrijving van diens taak
de uitbreiding van het aantal ziekten, dat als besmette
lijk wordt aangemerkt en de bepalingen omtrent desin
fectie zijn de bescheiden wenschen waartoe wjj ons thans
hebben beperkt.
Dat de aanstelling van een schoolarts een dringende
eisch is, al kan aan dezen dan ook om allerlei redenen
niet de 'uitgebreide bevoegdheid gegeven worden die de
Commissie aanvankelijk wenschelijk had geacht, zal wel
niet worden ontkend. Harerzijds is de Commissie over
tuigd dat ook binnen de grenzen van don thans aan den
schoolarts toegedachten werkkring hierin bestaande
dat b. en w. alsmede het schoolhoofd hem raadplegen
zoo dikwijls deze dat uoodig oordeelen diens arbeid
van heilzamen invloed kan zijn op do gezondheid en
daarmede op het leven van de schoolkinderen
Tegenover het schoolkind acht de commissie de aan
stelling van een gesalarieerd deskundig lid een daad van
dringende noodzakelijkheid daar zoDder deskundig toe
zicht de hygiënische toestanden op de scholen achterlijk
en onvoldoende zullen blijven en de noodzakelijke zorg
voor het lichamelijk welzijn van het kind verwaarloosd
zal zijn. Deze zorg is in de eerste plaats van belang.
Zij is de voorwaarde voor goed en vruchtbaar onderwijs,
en zij heeft vérstrekkende en heilzame gevolgen zelfs buiten
de schooldaar zij de besmetting zal tegengaan en door
oordeelkundige desinfectie nieuwe besmetting zal voor
komen.
De Inspecteur van het lager onderwijs legde in zijn
ingewonnen advies op dit voorstel, er den nadruk op,
dat z. i. van maatregelen in dien geest alleen dan vruch
ten waren te verwachten, wanneer zij zich konden uit
strekken over de bijzondere, zoowel als over de
openbare scholen.
B en W. sluiten zich bij deze zienswijze van den
inspecteur geheel aan. Niettemin heeft het streven der
commissie om de hygiënische toestanden op de scholen
te verbeteren, hunne volle sympathie, in verband waar
mede zij hebben getracht om van de door haar geopperde
denkbeelden zooveel mogelijk party te trekken. Zjj heb
ben zich bezig gehouden met het ontwerpen eener ver
ordening tot voorkoming, wering en beteugeling van
besmettelijke- ea aanstekende ziekten op de openbare-
en bijzondere scholen, welke aan de wenschen aer com
missie zal tegemoet komen en die bovendien een veel
verdere strekking heeft dan met het voorstel dei com-
missie zon te bereiken zijn. Want is het niet tegen te
sproken, dat besmettelijke ziekten in bijzondere scholen
niet minder besmettelijk zijn dan in openbare scholen,
gelijk de Inspecteur van het lager onderwijs deed op
merken, het bomt hnn voor, dat de bewaarscholen,
de zondagsscholen en de naai- en breischolen geen
minder aandeel hebben in aanspraak op overheidszorg,
indien men eenmaal termen heeft gevonden om be
smettelijke en aanstekelijke ziekten, welke bij school
kinderen kunnen voorkomen, door middel van verorde
ningen te gaan bestrijden. En jnist omdat het aantal
schoolkinderen en het aantal lokalen waarin deze worden
onderwezen en bewaard in eene gemeente van 18000
zielen zoo groot is, verwachten zij van het aanstellen
van een schoolarts geen heil. Indien de schoolarts bij uit
sluiting schoolarts is dan zal zeker geen der hier ter
stede gevestigde geneesheeren bereid zijn zich voor deze
betrekking aan te melden, tenzij tegen een zoo hoog
Balans, dat het der gemeente op zeer hooge kosten zou
komen te staan. Of moet hij de betrekking bij zijn overige
praktijk waarnemen Het resultaat der bemoeiingen van
een schoolarts, die deze functie als bijzaak moet beschou
wen en nochtans over 18 inrichtingen van onderwijs en
over 3861 schoolkinderen zijn aandacht behoort te laten
gaan, moet huns inziens verre beneden de verwachtingen
blijven, niet gesproken nog van de geringe en zelis twij
felachtige bevoegdheden, welke men aan zulk een ambte
naar zou kunnen toekennen.
Zij geven dan ook de voorkeur aan wettelijke maat
regelen, waardoor alle in de gemeente gevestigde arts
worden opgeroepen om tot bet bevorderen van den gö-
zondheidstoestand van de schoolkinderen bij te dragen,
maatregelen voor de gemeenschap weinig bezwarend en
waarmede nochthans, naar zij meonen, datgene wordt
bereikt, waarnaar de Commissie van toezicht met lol -
waardigen ijver streeft.
Die maatregelen zijn belichaamd in het navolgende
ontwerp-beslnit, tot de vaststelling waarvan zij den raad
nitnoodigen over te gaan
Art. 1.
Onverminderd het bepaalde bij de artt. 1*1, 15, 17 en
30 der Wet, hondende voorzieningen tegen besmettelijke
ziekten, is het aan hoofden of bestuurders van scholen
verboden, kinderen, lijdende aan eenige besmettelijke of
aanstekelijke hnid-, oog-, keel- of andere ziekte, in hunne
scholen toe te laten. In geval van twjjfel zijn zij ver
plicht vóór de toelating de overlegging te eischen eener
geneeskundige verklaring, dat het kind aan geene be
smettelijke- of aanstekelijke ziekte lijdende is.
Art. 2.
Indien ii de school eenig kenteeken eener besmettelijke-
of aanstekelijke ziekte.bij een kind wordt vermoed aanwezig
te zijn, is het hoofd of de bestuurder verplicht, dat kind
zoodra mogelijk uit de school te verwijderen en aan het
hoofd des gezlns, waartoe het behoort ol waarin het is
opgenomenevenals aan burgemeester en wethouders
schriftelijk kennis te geven van dat vermoeden en van
die verwijdering.
Art. 3.
Burgemeester en wethouders ziju bevoegd kinderen uit
hnisgezinnen, waarin een besmettelijke- of aanstekelijke
ziekte is waargenomen, den toegang tot de school te
verbieden en bij dreigende uitbreiding van zulk eene
ziekte de school, voor zoover deze niet valt in de termen
van titel II 1 der wet op het lager onderwijs, voor
een door hen te bepalen tijd te sluiten.
Art. 4.
loden van een ziekenfonds eene dergelijke verklaring gratis
kunnen bekomen vooral als het den hoeren doktoren
gemakkelijk wordt gemaaktdie van gemeentewege ge
drukte formulieren ter invulling zonden kunnen ont
vangen. En voor de kinderen van onvermogende ouders
zonden de stads-genees- en heelkundigendie zijn aan
gesteld op de bestaande of nader vast te stellen veror
deningen en instrnctiën kunnen worden uitgenoodigd
hunne diensten te willen verleenen. Mocht het blijken,
dat daardoor hunne werkzaamheden in het belang der
gemeenschap aanmerkeljjk werden uitgebreiddan zon
oene evenredige verhooging hunner jaarwedden in over
weging kunnen genomen worden.
Het is verboden kinderen, als bedoeld zijn in de arti
kelen 1, 2 en 3, weder in de school toe te laten anders
dan op schriftelijke verklariug van een geneeskundige,
dat zij of hunne hnisgenooten niet of niet meer lijdende
zijn aan eene besmettelijke- of aanstekelijke ziekte.
Art. 5.
De hoofden of bestuurders der scholen zijn verplicht
in een der lokalen hunner school voor te hangen een
Wandtabelter tijdige herkenning van besmettelijke
ziekten bij kinderen", op zoodanige wijze, dat deze steeds
gemakkelijk leesbaar zij.
Exemplaren van deze wandtabel worden aan de hoof
den ol bestuurders van allo openbare- en bijzondere
scholen van gemeentewege verstrekt.
Art. 6.
Onder scholen worden in deze verordening verstaan
behalve de openbare en bijzondere scholen voor lager
onderwijs, bewaarscholen naai- en breischolen, zondag
scholen en verder alle lokalenwaarin kinderen op
eenigerlei wijze worden onderwezen.
Onder hoofden of bestuurders van scholen worden in
deze verordening tevens verstaan zij die de functiëu
van een hoofd ot bestuurder waarnemen.
Art. 7.
Onverminderd de bevoegdheid van de ledon der 1'laat
selijke commissie van toezicht op het lager onderwijs om
voor de naleving dezer verordening op de openbare- en
bijzondere lagere scholen te waken wordt de zorg voor
de naleving dezer verordening opgedragen aan de beambten
van politie.
Art. 8.
De overtredingen van de bepalingen dezer verordening
worden gestraft met geldboete van ten hoogste vijf en
twintig gulden.
Art. 9.
De verordening treedt in werking op 1899.
In de memorie van toelichting doen b. en w. o. a. het
volgende uitkomen
Volgens de artikelen 1 2 en 4 zal het hoofd of de
bestuurder van een schooltelkens wanneer er bij hem
twijfel rijst of de tegenwoordigheid van een kind op zijne
school gevaar of nadeel voor de andere kinderen oplevert,
eene geneeskundige verklaring moeten eischen welke
hem daaromtrent zekerheid geeft. Tegen dezen eisch kan
hans inziens geen bezwaar bestaan. De verantwoorde
lijkheid wordt op de hoofden der scholen gelegd die
immers als het ware zijn aangewezen om deze te dragen.
Het schooltoezicht kan er voor wakendat deze ver
antwoordelijkheid voor zooveel het de lagere scholen
betreftniet te licht worde geteld. Alle weldenkende
ouders zullen ongetwijfeld met dezen maatregel inge
nomen zijn omdat hij het gevaar voor besmetting voor
hnnne kinderen vermindert. De welgestelde ouders zul
len gaarne ter verkrijging eener geneeskundige ver
klaring de kosten van een consult hij hun medicus
betalen wijl daardoor aan hen een waarborg gegeven
wordtdat hunne kinderen niet zullen behoeven plaats
te nemen naast die van anderen, welke door gevaarljjke,
soms afzichtelijke besmettelijke- of aanstekelijke ziekten
zjjn aangetast. Zij wier kinderen de tnsschenscholen
bezoekenzullen voor verreweg het grootste deel als
BHliHIEl. De Brusselsche «XXième Siècle'' meldt
dat de voorhoede der colonne an Weert in den Congo-
staat aan het muiten is geslagen. Een officier werd door
de muiters gedood, waarop 42 hunner naar den vijand
overliepen.
De nienwe kademuren te Antwerpen zijn over een
uitgestrektheid van honderd meter gescheurd. Men vreest
voor instorting als de eb intreedt.
DUITSCHliAMI». De «Köln Ztg." deelt mede dat
do voorbereiding voor het maken van den rechtstreek-
schen kabel tusscben Duitschland en de Vereenigde Sta
ten die te New-York aan het net der «Commercial
Cable Company" zal aansluiten, in vollen gang ziju. Men
rekent dat de kabel op zjjn laatst in het midden van
het volgende jaar voor het verkeer kan worden geopend.
UNCiHIjALTArD. Zooals reeds uit de laatste berichten
over de verhouding tusschen Engeland en de Transvaal
te lezen viel, is de toestand tusschen de beide regeerin
gen van dion aard dat er waarschijnlijk een nienwe
crisis in Zuid-Afrika zal uitbreken.
De Engelsche minister heelt aan de regeering te Pre
toria een vertoog gezonden, om te doen uitkomen, dat
de Engelscben in Transvaal niet behoorlijk beschermd
worden, dat hnn bezit en hnn leven wordt bedreigd, en
dat de geest der Conventie van Londen door de regee
ring van President Kruger onjuist wordt opgevat.
Volgens de »Temps" heelt minister Chamberlain zelf
echter een onjuist inzicht in de rechten die de Conventie
van 1884 aan Engeland toekent.
De »Tomps" erkent, dat Lord Derby bij het sluiten der
Conventie, opzettelijk afstand heeft gedaan van elke bepa
ling, waaruit een verhouding van vazal tot snzerein zou
kunnen voortspruiten.
Deze meening van de »Temps" die op de feiten gegrond
is, wordt bevestigd door de verklaringen der Transvaal-
sche onderteekenaars van de Conventie en door den
Engolschen predikant Faure te Kaapstad, de laatst over
geblevene van de Engelschen, die bij de onderhandelin
gen van 1884 tegenwoordig waren.
De «Daily Chronicle" verneemt dat, hoewel de telegram
men van Chamberlain aan de Transvaal geen ultimatum
of bedreiging bevatten, er toch een besliste aanwijzing is
dat de Regeering voornemens is om de Transvaal tot een
schikking te noodzaken en dat zij daarbjj zelfs eenige
kans op oorlog wil loopen.
Aan de «Morning-Post" wordt den 6 nit Johannesburg
geseind dat volgens bet algemeene oordeel een crisis op
handen is. De gezinnen van sommige voorname personen
maken zich gereed om de plaats te verlaten. Alle boeren
zijn gewaarschuwd om zich gereed te houden voor ernstige
gebeurtenissen.
FRMHB1JH. Den 5 Mei heeft de Minister van
oorlog de Freycinet zijn ontslag genomen naar aanleiding
eener interpellatie van den afgevaardigde Gonzy over de
schorsing van den leeraar aan de Polytechnische school
Dnruy. De minister was van oordeel, dat de leerlingen
met recht geprotesteerd hadden togen artikelen, door den
heer Dnruy geschrevenzoowel de bespreking van den
heer Gonzy als het antwoord van den Minister werden
door heftige uitroepen afgebroken, en het schijntdat
dit alles De Freycinet zoo ontstemd heeft, dat hij ziju
ontslag heeft genomen.
De heor Krantz, minister van openbare weiken, die nu
tot minister van oorlog benoemd is, verklaarde, dat hij
zich de moeilijkheden van ziju taak niet ontveinst, maar
vastbesloten is om ten opzichte van de Dreyfus-zaak voor
geen enkele verantwoordelijkheid terug te deinzen. Zoodra
de uitspraak is gevallen, zal hij overwegen welke gevolgen
daarnit voortvloeien en zal hij zijn plicht weten te doen.
Men gelooftdat hij geen enkel officier, die bij de
Dreyfus-zaak betrokken is, als medewerker zal kiezen.
Tot minister van openbare werken, in de plaats des
heeren Krants, is benoomd de ingenieur Monestier, lid
van den Senaat.
In de Dreyfus zaak overigens niet veel nieuws; de
«Aurore" geelt alleen het verhaal, dat haast te romantisch
klinkt om geloof te kunnen vinden dat de bewuste
brieven van den Dnitschen keizer aan Dreyfus in een bosch
begraven liggen.
De «Auroie" vertelt, dat een vrouw, zekere Elodie Y.,
die te Amiens gevangen zit wegens oplichterij, aan pre
sident Mazeau heeft geschreven, dat zij onthullingen had
te doen over de zaak-Dreyfus.