Honderd en eerste jaargang.
1899.
VRIJDAG
2 JUNI.
Stadsbericliten.
NO. 65. Eerste blad.
ALkUAARSCIIE COURANT.
Deze Courant wordt Dinsdag-, Donderdag
en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per-i maanden voor Alkmaar f O.HO; franco door het
geheele rijk f I,
3 Nummers f O.OS. Afzonderlijke nummers 3 ets.
Prijs der gewone advertentlen
Per regel f0,16. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan* de Uitgevers HERMs. COSTER
ZOON.
Telefoonnummer 3.
Zaak-In der Haur.
Als eerste getuige in deze zaak wordt gehoord de
heer Meeues, directeur van het Rijksopvoedingsgesticht,
alhier. Getuige verklaart, dat het hem bekend was, dal
er op 16 Maart een verpleegde was mishandeld. Hjj wist
dit reeds voordat het hem op 17 Maart officieel was ge
rapporteerd, doch weet niet hoe hij het heeft vernomen.
Na een onderzoek, dat werd ingesteld, hebben 5 verpleeg
den een lichte straf ondergaan. De namen van dat vijftal
kan get. zich met moeite üerinneren. Op het oogenblik
dat de mishandeling heeft plaats gehad, bevond get. zich
met den inspecteur van den arbeid in het kantoor, en
heeft des avonds, toen de bewaarders naar huis gingen,
van geen hunner iets bijzonders vernomen, terwijl ook
geen der verpleegden dien dag hem mededeeling heeft
gedaan. Toen de ouders van Biere, vader en moeder
Sibolt, zondag 19 Maart, hun kind kwamen bezoeken,
heeft get. hun gezegd, dat het hem speet, dat het voorval
had plaats gehad, en hij een nader onderzoek zou instel
len, waarmede Sibolt zich had tevreden gesteld. Dat den
jongen iets mankeerde wist get. niet vóór zondag, toen
de vader hem er opmerkzaam op had gemaakt, dat hij wat
kreupel liep. doch des avonds na het bezoek heeft Biere
nog met de andere jongens gespeeld. Volgens nadere mede
deeling lustte Biere maandag zijn boterham niet, waar
eerst niet zoo zeer de aandacht op werd gevestigd, omdat
dat wel meer gebeurt, als de ouders er geweest zijn en
het een en ander hebben meegebracht. Later op dien dag
is Biere naar de ziekenzaal gezonden. Toen is een nader
onderzoek ingesteld ook bij Biere zelf en dat onderzoek
heeft tengevolge gehad, dat bij den weekcommissaris 5
jongens zijn gerapporteerd, als bedrijvers van de rnis-
nandeling. Als reden, waarom de ouders niet verwittigd
werden van de ongesteldheid, geeft get. op, dat hij de
zaak niet zoo ernstig inzag, en eiken dag hoopte op
gunstigen keer. De dokter heeft hem ook niet vóór 27
Maart medegedeeld, dat het zoo ernstig was, maar dien
dag had hij tot get. gezegd, dat hij des middags terug
kwam, daar hjj Biere eene operatie wilde laten ondergaan,
om hem nog te behouden. In den nacht daaropvolgende
is Biere overleden.
Get., ondervraagd over de aanleiding 1 ot de mishandeling,
verklaart, dat de andere jongens Biere haatten, omdat
van tijd tot tijd den directeur wel eens mededeeling
deed van hetgeen de anderen in het schild voerden, niet
uit zucht tot klikken, maar omdat de jongen get. vooral
zeer genegen was.
Op een vraag aan de ambtenaar van het O. M. of de
beklaagde bij getuige is geweest en of get. hem inlich
tingen heeft gegeven, wordt geantwoord, dat op 29 Mrt.
iemand zich had aangemeld als vriend van Sibolt, en
later als Indermaurom een onderzoek in te stellen.
Indermauer had gedacht Sibolt daar ook te vinden, doch
deze was niet gekomen. Aan bekl. had get. toen verklaard,
dat Biere gestorven was tengevolge van mishandeling.
De beklaagde maakte op dit getuigenis enkele aanmer
kingen. Allereerst is de datum van zijn bezoek niet juist,
den 30 Maart is hij in Alkmaar geweest, den 29 trad
hij op in een openbare vergadering te Amsterdam. Eerst
had hij zich als broeder uitgegeven doch toen hij
bemerkte, dat hij »er in zou loopen" had hjj zijn waren
naam genoenjd. De dirocteur was zeer kort in zijn ant
woorden. Dat Biere eten geuad zou hebben van zijn
moeder is niet waarhij wilde niets hebben dien dag.
Op andere tijden lustte hij graag wat, daar hij vaak
honger had. Dat de jongen den directeur zoo lief had,
dat hij daarom de verrader speelde, gaat het verstand
van beklaagde te boven. Hij bad dat verraden moeten
tegengaan, want hij wist dat een verrader door de jongens
zon worden doodgeslagen, dat ze hem dan gaan «door-
schokken''. Omdat Biere heeft verraden dat de jongens
zouden vluchten daarom is hij aangevallen, want de
directeur en de bewaarders wisten van die vlucht alles
af juist door den overledene.
De verdediger vraagt aan den getuige, of hjj beklaagde
in het gesticht als verpleegde heeft gekend en ot er
misschien grond bestaat voor een gespannen verhouding
tnsschen hen waarop getuige antwoordt, dat de bekl.
8J/a maand onder zijn directie in het gesticht is geweest,
doch dat er geen reden is voor het bestaan van eenigen
wrok. Op de vraag van verdediger hoe het eerste bericht
van de mishandeling aan getuige is bekend geworden, of
het ook soms door bewaarder Bouma was, antwoordt
get. dat hij niet weet, hoe het hem ter oore is gekomen,
maar niet van Bouma.
Het blijkt verder, dat getuige den bewaarders had op
gedragen, Biere in bijzondere bescherming te nemen
daarom speelde hij ook bij de kleinere jongens achter de
zoogenaamde ketting. Biere was niet sterk, waarom get.
hem ook van de smederij, waarop hij op verzoek eerst
was geplaatst, naar de schoenmakerij had overgeplaatst.
Dat de jongen klikte, omdat hij daarvoor beloond werd,
ontkent getuige ten sterkste, wel geeft hij den verdediger
toe, dat hij bij gelegenheid, dat jongens plan hadden
ruiten stuk te gooien, aan Biere opdroeg uit te kijken
en de namen van de belhamels op een briefje te zetten.
Hij deed dit omdat hij den jongen vertrouwen kon, en
georuikte zoo ook wel andere verpleegden.
Aan het eind van het verhoor van dezen getuige vraagt
de verdediger nog of get. niet moet toegeven, dat het
feit dat aanleiding heeft gegeven tot de mishandeling
niet is goweest dit, dat get. den zwakken Biere als ver
klikker heeft gebruikt en of het niet verkeerd is zulke
zwakke personen daarvoor te gebruiken wetende, dat
men ze moeilijk zal kunnen beschermen, waarop getuige
antwoordt, dat door hem geen jongens worden uitverkoren
als verklikkers; wat ze aanbrengen, doen ze uit eigen
beweging. Get. heeft ook wel gewaarschuwd, dat ze niet
zoo dikwijls moesten komen loopen.
Getuige Bouma, bewaarder, zegt, dat hij omstreeks
den tijd van de mishandeling wel op de plaats is geweest,
om de jongens te roepen, die van kielen moesten ver
anderen. Hij heelt daarvoor rondgeloopen doch niets
bijzonders gezien, ook niet alle bewaarders door den vo
rigen getuige genoemd, en evenmin dat Hengeveld (bri
gadier) tnsschen de jongens is gegaan om Biere te ont
zetten. Met Snoodijk had hij nog even gesproken, maar
niet lang.
De beklaagde beweertdat Bouma het gezien
moet hebben. Hij zegt verder, dat de directeur wel be
loont voor klikken en noemt als zoodanig de korporaals-
strepen, ook is het waar, dat Biere het heeft verraden,
omdat hij bang was voor straf, als hjj het niet deed.
Dat Biere zou zijn gaan spelen na het bezoek der
ouders, is onwaar, omdat de jongen niet kon zitten van
de pijn.
Getuige Sibolt (vader van den overleden verpleegde)
legt de volgende verklaring af. Hij is op zondag 19 Maart
met zijn vrouw zijn zoon wezen bezoeken. Toen zij hem
met de anderen uit de Kapelkerk zagen komen, bemerkte
zjjn vrouw, dat Eduard kreupel liep. Later hem daarover
gevraagd hebbende, had Eduard gezegd, dat de jongens
hem mishandeld hadden. De directeur, die gezegd had,
dat er niets op het gedrag van den jongen was aan te
merken, had beloofd te onderzoeken, doch toen get. 21
Maart er over had geschreven, had hij geen antwoord ont
vangen vóór 28 Maart, toen hij de doodstijding ontving.
Hij verhaalt verder, hoe hij bij de lijkschouwing is tegen
woordig geweest en door den deskundige was verklaard,
dat de blauwe plekken verschijnselen van ontbinding
waren, dit laatste op eou vraag van het Openb. Ministerie,
of hem toen niet alle inlichtingen waren gegeven. Get.
meent verder, dat de directeur zijn zoon tot veriader
der aodere jongens had gemaakt, wat z. i. ook bleek,
uit het feit, dat zijn zoon reeds vroeger op aandrang van
den directeur de namen had gegeven van jongens, die
ruiten hadden ingegooid. Zijn zoontje had hem dat ver
teld en er bijgevoegd, dat hij bang geweest was voor
straf, als hij het niet deed. Hij verklaart verder, dat bij
den beklaagde volmacht had gegeven, te handelen, naar
hem goeddacht, en was met dezen bij ouders van ver
pleegden geweest om nadere inlichtingen.
Getuige Fokke Otter Jr., in het laatst van Maart
ontslagen uit het gestichtis gedeeltelijk getuige ge
weest van de mishandeling hij heeft gezien, hoe Biere
door Tegelaar en anderen is geslagen en geschopt, dat
een bewaarder Bouma er dicht bij stond, zoodat hij Biere
wel had kunnen helpen. Bouma heeft echter met do
jongens aangezet en get. heeft niet gezien, dat Biere over
een mand geschopt is. Hjj heeft dat ook niet aan In der
Maur gezegd. Evenmin heeft hij gezegd, dat er jongens
naar den directeur ziju gegaan. Volgens get. heeft een
brigadier Biere ontzet en naar de ziekenzaal gebracht
en heeft hij den overledene vóór zondag na de mishan
deling niet weer gezien. Als aanleiding tot de mishande
ling noemt hij ook het verraad van het ontvluchtings
plan. Op een vraag van den officier van justitie of hjj
bij het bezoek van In der Maur den indruk kreeg of deze
hem wilde dringen om meer te zeggen, antwoordde get.
bevestigend.
De beklaagde protesteert tegen deze verklaring. Hij
heeft get. niet daartoe willen dringen doch Fokke Otter
heeft hem toegegeven dat de gruwelen, waarnaar hij hem
vroeg, en die bekl. ter terechtzitting nogmaals met veront
waardiging opnoemt, plaats hadden.
Bij Sirach heeft get. vertelddat Biere gestorven was
door mishandeling, dat de bewaarders daaraan schuldig
waren, dat de mishandelde door de jongens was bijge
maakt, en dat hij dat publiek zou maken, als hij goed
schrijven kon.
Get. Fokke Otter ontkent dit alles beslist en blijft
bij zijn eerste verklaring, evenzoo houdt hij vol, na door
den verdediger er nogmaals toe aangespoord te zijn, de
waarheid te zeggen, dat hij niet bij Sirach is geweest,
om de groeten van den verpleegde Siruch aan zijn ouders
te Amsterdam over te brengen. Ook blijft hij er bij, dat
hij niets anders, dan wat hij thans zegt, aan Siracn en
diens moeder heeft verteld toen die bij hem kwamen.
Opmerkenswaardig was hetmet welk een beslistheid
deze jongen antwoordde. Nadat deze getuigen a charge
waren gehoord, werd de zitting een half uur geschorst
tot 2 uur.
Na heropening der zitting komen de getuigen decharge
voor.
De beide eerste getuigen Henri van Kol lid van de
2e Kamer, en Herman Hegermans Jr. leggen verklarin
gen af omtrent de betrouwbaarheid van den beklaagde
en de belangloosheid waarmede hij deze zaak heeft on
derzocht. Noch van den een noch van den ander heelt
beklaagde eenige geldelijke tegemoetkoming willen aan
nemen zelfs geen honorarium voor zijn artikel in de
Jonge Gids.
Dat beklaagde niet wilde handelen voor hij getuigen
en bewijzen hadbleek uit de verklaring van getuige
Koning van Amsterdam die in de openbare vergade
ring op 29 Maart in Frascati gewild had, dat Indermaur
het geval ter sprake zou brengen. I. heeft dat toen be
slist geweigerd.
Getuige H. K o c h bevestigt dit ook verklaart hij
met beklaagde bjj Fokke Otter te zijn geweest en gehoord
te hebben dat Biere bekend stond als verrader en dat
de bewaarder Bouma gezegd had »Trap hem weer ach
ter de kettingtrap hem dood
Hjj bevestigt geheel wat beklaagde heeft verhaald
aangaande het bezoek bij Otter.
Getuige Maartje Biere, huisvrouw van Sibolt, moeder
van den overleden jongen, legt verklaringen af, eenslui
dend met die van haar man, voegt er bij dat haar zoon,
bij dat bezoek op 19 Maart, de pijnlijke plaatsen op
zijn lichaam wilde laten zien, doch dat niet durfde door
de tegenwoordigheid van een bewaarder.
Zij deelt nog mede, dat de directeur tot haar man bij
de lijkschouwing had gezegd, dat de ontsteknig in het
been misschien een gevolg was van het bedwateren, ter
wijl een bewaarder had gezegd «Misschien is hij geschopt
of geslagen''. De ontroering der getuige, die net portret
van haar zoon had meegenomen, maakt soms een pijn
lijken indruk.
Het verhoor der getuigen Sirach de familie, aan wie
door een pas ontslagen verpleegde de groeten van den
verpleegden Sirach zouden zijn overgebracht, brengt aan
het licht, dat geen dier getuigen zeker is, of Fokke Otter
zich met die boodschap heeft belast. Ook omtrent den
Uatum, waarop dat gebeurd zou zijn, loopen de verklarin
gen uiteen. Na confrontatie wordt Fokke Otter ook niet
als zoodanig herkendterwijl deze volhoudt er niet
geweest te zijn.
Thans komt ook uitdat een brief van In der Maur
aan den directeur namens Sirach waarin gezegd werd,
dat door een ontslagen verpleegde bij Sirach een pakje
was achtergebleven alleen een list was om te weten
wie er in die dagen ontslagen was. De directeur had
geantwoorddat het niemand anders kon zijn dan Otter.
Getuigen spreken ook over den door Otter genoemden
bewaarder de Jong en niet van Bouma welke kwestie
de verdediger meent op te lossen, door er op te wijzen,
dat een der jongensdie Biere mishandelden, de Jong
heet de vergissing is dus we! mogelijk.
Getuige Otter Sr., agent van politie te Amsterdam,
ondergaat een vrij langdurig verhoor over hetgeen tns
schen In der Maur en zijD zoon is besproken, doch weet
of herinnert zich weinig daarvan. Klachten over het
gesticht heeft hij van zjjn zoon niet gehoord. Met het
bezoek van In der Maur was hjj niet zeer ingenomen
geweest een tweede maal had hg hem zelfs de deur
gewezen. Ook de getuigenis van de moeder van Otter
brengt weinig licht in deze kwestie.
Getuige Sirach, 14 jatr oud, verpleegde in het
R. O. G., houdt vol Otter de complimenten te hebben
medegegeven kort vóór diens vertrek. Ook na confron
tatie met dezen getuige zegt Otter daar niets van te
wi ten alleen hebban enkele jongens van de straf klasse
in school geroepen »doe je de groeten
Het verhoor van getuige J. B e r 8 e, eveneens ver
pleegde gaf aanleiding tot een belangrijk incident.
Getuigevrij hardhoorendwordt gehoord omtrent
de toedracht der mishandeling. Hij beweertdat be
waarder Bonma gezegd zou hebben «Trap hem achter
de ketting'' en dat Biere geroepen had om den ma
joor Na zijne verklaring, zegt de Officier van Justitie,
dat er na den dood van Biere een complot is ge
smeed om een der bewaarders te nemen dat getuige
dit üeeft verklaard voor den rechtercommissaris in het
verhoor aangaande de zaak der mishandeling, die morgen
zal dienen, dat deze verklaring van getuige daarmede
niet strookt, weshalve bij de Rechtbank rechtsingang
vraagt tegen dezen getuige wegens meineed. De verde-
digei verzet zich daartegen op grond hiervan, dat het
strijdt tegen eiken goeden regel om gebruik te maken
vao een verklaring, die buiten deze zaak staat. Het O. M.
wachte de zitting van morgen af, dan is er gelegenheid
het bestaan van dat complot te bewijzen.
Hij stelt daarom voor de zaak te schorsen.
Hiertegen verzet zich het O. M., terwijl de verdediger
volhoudt aan zoo'n complot te gelooven en zegt, dat de
betrouwbaarheid van getuige Bersée bij hem vaststaat.
Getuige Bouma wordt nog weer opgeroepen en ver
klaart, dat een der verpleegden hem gezegd heeft, dat
er zoo'n complot bestond en dat andere bewaarders het
ook gehoord hebben.
Het verzoek van het O. M. wordt nu in raadkamer
OTerwogeu en de zitting voor een oogenblik geschorst.
Bij heropening der zitting verklaart de Rechtbank,
d.tt de rechtsingang tegen Bersée wordt geweigerd en de
behandeling der zaak voortgezet zal worden.
Nadat getuige Bersée nader gehoord is, waaruit blijkt,
dat hij geen bepaalde klachten tegen de behandeling in
het gesticht kou inbrengen, wordt de zitting geschorst
tot 7 uur des avonds.