BUKtiJSKLlJKÜi STA»D. Avondzitting. De getuigen Stiphorst de Jong, de Boer en van Dijk en de Grootallen verpleegden in het R. O. G., geven vrij wel gelijkluidende verhalen van de mishandeling en bevestigen wat reeds door andere getuigen is gezegd dat de bewaarder Bouma en van Brederode bij het privaat stonden en naar de vechtpartij keken enkele verklaren dat Bouma lachte. De verpleegde Tegelaar zegt echter, dat hy Bouma niet heeft gezien. Hiermede is het getuigenverhoor afgeloopen. Den beklaagde worden nu enkele vragen gedaan omtrent de bedoeling van zijn aanklacht waarop hij te kennen geeft dat hij er op heeft willen w jjzen dat moreel de directeur en bewaarder Bouma de laatste nog meer dan de eerste, de schuldigen zijn. De directeur wist wat er gebeuren zou als de jongens Biere te pak ken konden krijgen, hij kende de gevolgen van het ge bruikmaken van een verrader en had dus moeten zorgen, dat het niet gebeuren kon. Omdat hij dat niet gedaan heeftis hij schuldigevenals bij een diefstal de man die op den uitkijk staat. Dat de directeur en de be waarder daadwerkelijk schuldig zonden zijn wordt door beklaagde ontkend. Hierna is het woord aan den Officier van Justitie tot het nemen van zijn Requisitoir. De ambtenaar van het O. M. stelt op den voorgrond, dat hij alles, wat niet ter zake dienende is, zal weg laten én zich zal limiteeren bij de dagvaarding. We hebben hier te doen met een oud-opvoedeling, die levendig belang stelt in de gestichten voor opvoeding. Op zeker oogenblik hoort hij een mishandeling in een dier inrichtingen doet onderzoek en dient een aanklacht in. De justitie gaat hier op in en nu blijkt het dat er zoomin bewijzen als getuigen zjjn dat die aanklacht eenvoudig laster is ten nadeele van twee respectabele personen. Waarom juist de directeur en een bewaarder van het gesticht tot mikpunt zijn gekozen is spr. een raadsel. De mishandeling heeft plaats gehad, terwijl de direc teur met den adjunct-inspecteur van den arbeid op zijn bnreau was en de bewaarder Bouma de jongens van kielen deed verwisselen dus niet bij de mishandeling kunnen geweest zijn. Nadat de zaak aanhangig is ge maakt worden getuigen gezocht, en nu blijkt, dat die getuigen den persoon die het hun verteld zou hebben, niet hebben gezien. Wat de zorg van den directeur betreft hij had gelast, op Biere toe te zien, en dit is zeker, dat, hadden directeur of bewaarder gezien, dat het slachtof fer bij de ketting was gebracht, met het doei hem te mishan delen, dan hadden zij het voorkomen. Thans hebben ze het niet gekund. Derhalve de schuld was er niet. Ten slotte wil spreker er op wijzen, dat de getuige Fokke Otter een reclame is voor het Rijksopvoedingsgesticht de getuige, die blijk heeft gegeven van zijn liefde voor de waarheid wiens respectabele houding ieder heeft bewonderd. Komende tot zijn conclusie, meent de ambtenaar van het Openb. Min. dat is gebleken 1°. dat de klacht schriftelijk is ingediend 2°. dat zij bij de overheid is ingediend 3° dat de eer van personen is aangerand en ten laatste dat die klacht opzettelijk valsch was. Beklaagde toch wistdat de mishandeling niet de schuld dier personen was. Bij de straitoemeting heuft spreker gemeend, dat hier van toepassing moest zijn art. 268 van het Strafwetboek, waarbij beleediging het zwaarst wordt gestraft en eischt daarom, dat het der rechtbank moge behagen, beklaagde te veroordeelen tot een gevan genisstraf van 3 maanden. Verdediging- De verdediger nr. P. J. Troelstra begon zyn pleidooi met de opmerking, dat hij evenals de officier van justitie van meening was, dat andere zaken b.v. de inrichting der gestichten hier niet konden besproken worden. Wilde men dat, dan was een onderzoek noodig geweest. Zoodanig onderzoek was pleiter ook niet bij machte in te stellen daar by van den minister v justitie wel verlof kreeg de verpleegden te hooren, doch in bijzijn van een der regenten. Uit die beperking heeft pl. afgeleid, dat de minister wilde, dat hij zich beperkte tot het geval Biere. In het gesticht heeft spr. die opvat ting medegedeeld aan den tegenwoordig zijnden president regent, van wiens assistentie hij met waardeering gewaagt. Uit de wijze van onderzoek volgt dns, dat pleiter zich niet op algemeen terrein kan bewegeD, waarom hij zich aansluit bij de woorden van den ambtenaar van hét O. M. Met instemming heeft pl. gehoord, wat er omtrent den persoon van beklaagde in het midden is gebracht en verheugd heeft het hem, dat ei geen poging is be proefd om aan het optreden van beklaagde een of ander onzuiver motief ten laste te leggen. Met het O. M. is spreker het eens, dat beklaagde alle mogelijke moeite heeft gedaan om een onderzoek mogeljjk te maken De opvattinomtrent de moreele schnld zal pl. buiten bespreking laten, ook of er genoeg materieel is bijge bracht tot bewijs. Dit staat blgkens de getuigen a décharge vast, dat de bekl. geen moeite heeft ontzien, om zich op 'de hoogte te stellen van het gerucht, dat hem ter oore kwam. Wanneer we dit voorop zetten is het van belang te weten, wat door bekl. is gedaan. Het gedrag van In der Maur op de vergadering in Frascati, waar hg niet aanstonds het geval ter sprake wilde brengen getuigt voor hem. Na die vergadering heeft hij een onder zoek ingesteld bij den directeur, doch zoodra deze zjjn naam weet, zegt hij niets meer. Vernomen hebbende, dat er iemand bij Sirach is geweest, die het geval verteld heeft, gaat hij er heen, en krggt een verkeerd verhaal terwijl men den persoon, die er is geweest, niet kent. In der Maur onderzoekt verder gebruikt een list, n. den brief aan den directeur en krijgt tot antwoord, dat niemand dan Fokke Otter de persoon geweest kan zijn Dan gaat hij naar Otter en verneemt daar dat bewaarder Bouma de mishandeling had kunnen voorkomen. Pleiter meent dat het loflied van het O. M. op den getuige Otter wel wat overdreven is hij twijfelt aan de waar heidsliefde van dezen getuige Als Fokke Otter de groeten van Sirach niet heeft overgebrachtwie dan Op welke wijze moet dan het feit ter kennisse zijn gekomen van dezen beklaagde? De kwestie omtrent den datum van dat bezoek doet niets af aan het feit de opdraging der groeten. Volgens pleiter is het moreel bewezen dat Otter bij Sirach is geweest. De terugname van een deel der mededeelingen aan In der Manr verwondert spr. niet, met het oog op de positie van Otter senior en ook is het mogelijk dat Otter zich beter bedenkende, gedacht heeftdat hij zijn mond had voorbij gepraat. Den naam Bersée kan beklaagde ook van niemand anders hebben. Toen bekl. op zijn brief aan den directeur en den heer Bucbner geen antwoord ontving, heeft hij de klacht in gediend. Bij die klacht moeten wij bedenkendat In der Maur zich op onbeholpen wijze heeft uitgedrukt zooals te verwachten is van iemand die in het Opvoe dingsgesticht zijn opvoeding heeft genoten iemand die niet weet, dat moreele en strafrechterlijke verantwoording begrippen zijn die elkander niet dekken. Bij het lezen der dagvaarding bleek het pleiter dat het eerste en het tweede gedeelte niet in overeenstemming zijn. In het eerste gedeelte staat dat bekl. de moreele schuld werpt op den directeur en den bewaarder Boumadat hij die veeleer schuldig acht dan de jongens en in het laatste gedeeltedat bij valschelijk den directeur en bewaarder beschuldigt mishandeld te hebben. Onwillekeurig denkt men aan bet onde woordgeef me eenig schrift van u en ik zal u aan de galg hangen! Waar een klacht in gediend wordt door een ongeletterdediene men den indiener eerst naar de bedoeling te vragen en waar nu toch door bekl., ook in de instructie, is verklaard wat hij op het oog had, vraagt spr. zich af, of er geen ter men zijn om af te zien van verdere vervolging. Hen indienen van een aanklacht is een rechtmaar ook een plicht daarom moet men niet te spoedig vervolgte wegens valsche aangifte. Dat recht van ieder burger dient onverkort gehand, haafd en het wil pleiter voorkomen, dat het O. M. dat niet voldoende heeft overwogen. We hebben hier te doen met iemanddie strijd voert naar aanleiding van de Rijks-opvoedingsgestichten en dienen in het oog te hou den dat hy is een burger van den Staat, als ex-ver pleegde een deskundige het is zijn recht en plicht, den strijd te voeren op de wijze en met. de middelen, die de wet hem aan de hand geeft. Dat heeft bjj gedaan. Was de aanklacht ongegrond, dan had het O. M. te Alkmaar hetzelfde moeten doen als de officier van justitie te Arnhem die volgens een door pleiter voorgelezen brief op een aanklacht van In dor Mauer had geantwoord, dat er geen termen waren daarop in te gaan daar de klacht ongegrond was. Waar een aanklager mistast, wat zelfs de justitie kan overkomen, daar is een vervolging een aanranding van het recht om de justitie voor een zaak te spannen. Dat de bedoeling van beklaagde geen andere was, daarvoor spreekt naar pleiters meeuing ook het feit, dat hier van persoonlijke haat ook in de vorste verte geen sprake is. Pleiter vindt geen logisch verband in de dagvaarding evenmin als in de klacht van Meeues en Bouma. Meer logisch was het geweest wanneer men gezegd had »Gij beschuldigt die menschen dat zij moreel aansprakelijk zijn voor iets dat zij niet hadden kunnen voorkomen, dus uw aanklacht is geheel onwaar doch dat kon men niet zeggen. Door het getuigenverhoor is bij spr. de indruk versterktdat directeur en bewaarder min of meer verantwoordelijk zijn voor den dood van Biere. Het is schering en inslag geweest bij eiken getuige, dat Biere een verrader was. Het stelsel van onderlinge spionnage is zoo onpaedagogisch mogelijk, daar het onmo gelijk die deugden kan aankweeken, die op onderling veitrouwen berusten. Waar pleiters kinderen klikken, zal hij eerst den klik ker straffen en Diet den overtreder. Nog wijst hij er op, dat de jongen zwak wasdaarom was het nog meer onverantwoordelijk, hom als spion te gebruiken. Het is het stelsel van spionnage, dat de jongens in het harnas heeft gejaagd daarom meent pleiter dat er wel iets te zoggen is voor de moreele verantwoordelijkheid genoemde personen. Komende op de kwestie van den bewaarder beweert pleiter dat In der Mauer ter goeder trouw is geweest Heeft Bouma het feit kunnen voorkomen De jongens zeggen »ja' Bouma, ik geef toe, dat men moeilijk kan beweren dat hij kan liegen, zegt: »neen". Waar wij nu twijfelen, zon men daar kunnen zeggen dat In der Maur wist, dat Bouma er niet bij is geweest? Pleiter meent hiermede voldoende te hebben aangetoond dat van opzettelijk valsche verklaring geen sprake kan zijn. Dat de directeur en de bewaarder zelf mishandeld zouden hebben staat niet in de aanklachten de eerste de beste keer dat beklaagde is gehoord bleek reeds zijn bedoeling. Ten slotte wijst pleiter er op dat men te doen heeft met een man die meer geleden heeft dan vele anderen, over wiens min of meer fanatiek karakter men gemak kelijk kan glimlachendoch daarmede heeft men nog niet het recht gering te denken over zijn bekwaamheden. Daarmede kan men zich niet afmaken van de beteekenis van zijn optreden. Hij is getuige geweest van misbruikeu, die nog bestaan iemand die geheel belangeloos strijd voert daartegen die behoort tot de onderste lagen der maatschappij, van wie men zoo graag alles kwaads denkt. Zulk een man verdient onze achting. Hg mag zich ver gissen in het uitdrukken van zijn meening, doch dat mag geen reden zijn die meening verkeerd uit te leggen, dat mag geen reden zijn om gevangenisstraf op te leggen. De feiten, die die der ideëele motieven moesten neutraliseeren, ontbreken, daarom tot besluit ditDie man behoort niet voor de rechtbank, maar voor een commissie van enquête, vandaar dat ik uwe rechtbank vraagvrijstelling van rechtsvervolging. Repliek. Het O. M. blijft volhouden dat de verklaringen van F. Otter een gunstigeD indruk hebben gemaakt dat getuige hem voorkomt als zeer geloofwaardig. Wat de onbeholpen manier van uitdrukken betreft van den beklaagdejuist daarom heeft het O. M. de klacht in zijn geheel in de dagvaarding opgenomen, opdat men uit een omschrijving van de klacht geen andere dingen zou halen. Spr. meent dat in de dagvaarding wel logisch verband is tusschen het eerste en laatste deel. Een latgnsch spreekwoord zegt dat ieder de beste uitlegger is van zijn eigeD woorden doch hier zon men kunnen zeggen de verdediger is de beste uitlegger van de woorden vaD In der Manr. Wat te Arnhem ia gebeurd, is te Alkmaar ook gebeurd, doch het hangt er van af, hoe de aanklacht te Arnhem geluid heeft. Het O. M. blijft ten slotte persisteeren bij het genomen requisitoir. Dupliek. De verdediger verwijst, wat betreft de uitlegging van de klacht van In der Maur, naar het proces-verbaal van het verhoor voor den inspecteur van politie te Amsterdam, waarin In der Maur zijn bedoeling heeft verduidelijkt. Men dient de klacht zoo uit te leggen, dat die uitlegging het meest mogelijke verband houdt met de waarschijnlijk heid. Had bekl. werkelijk willen zeggen, dat de directeur en de bewaarder daadwerkelijk hadden mishandeld, dan zon pleiter een onderzoek gevraagd hebben naar de hersens van den beklaagde. Hij wil dus de rechtbank vragen of de uitlegging van de klacht gezocht is of niet. Te goeder trouw heeft bekl. moreele verantwoordelijkheid met de strafrechterlijke verwisseld. Wat de klacht aan den officier van justitie te Arnhem betreft, zij had be trekking op een dergelijk geval, zij betrof de beschuldiging van een bewaarder wat door bekl., die zich aansluit bij de woorden van zijn verdediger, wordt bevestigd. De uitspraak wordt hierna bepaald op Dinsdag over 14 dagen, zijnde 13 Juni, en de zitting geschorst tot Woensdag 31 Mei, des morgens 10 uur, wanneer de zaak der mishandeling zal dienen. mishandeling door verpleegden. In deze zaak werden 8 verpleegden uit het Rijksop voedingsgesticht, J. van DykP. de Boer F. de Groot, J. de JongJ. Tegelaar, Stiphout, C. J. Beekman en L. Harmsbeschuldigd van de 7 eerste beklaagden dat zy op 16 Maart j.l. hun medeverpleegde Biere hebben mishandeld de 8e dat hij bovendien genoemden B. vol gens afspraak ter plaatse heeft geleid waar zulks ge beuren zonterwijl de mishandelde op 28 Maart ten gevolge van een ontsteking in het beenmerg aan etter opname in het bloed is overleden. Als eerste getuige wordt gehoord Dr. J. C. M. Simon Thomas, die met Dr. Schröder de lijkschouwing heeft verricht. Uit dit verhoor big ktdat noch de uitwendige noch de inwendige schouwing getuige bewijzen heelt geleverd voor de absolute zekerheid dat de ontsteking in het beenmerg zou zijn ontstaan door uiterlijk geweld. De onmogelijkheid sluit hij niet uit. Ook de getuige Dr. Schröder heeft geen sporen van uiterlijk geweld gevonden. Hij bevestigt de verkla ring van Dr. Simon Thomassluit de onmogelijkheid niet uit dat de ontsteking is ontstaan door mishandeling, maar zegt, dat het evengoed een gevolg zou kunnen zijn van vermoeienis. Get. dr. S 1 e e s w ij k die Biere in het gesticht heeft behandeld, zegt dat B. hem heeft verteld, dat hij was geschopt, maar meer niet. Biere was een gezonde flinke jongen en had ook het uiterlijk daarvan. Get. heeft geen sporen van geweld gevonden. Voor de operatie heeft hij een consult gehouden met de doctoren Wicherink en Overduin, op het doen van welke mededeeliDg get. prijs stelt, omdat er zoo vaak gezegd wordt: »In zoo'n ge sticht kerven ze maar." Hg heeft de operatie niet gedaan, dan na advies van 2 mede-deskundigen. Get. acht het in hooge mate waarschijnlijk, dat er verband bestaat tus schen de mishandeling en den dood. Zelfs een geringe mate van geweld kan een dergelijke ontsteking tenge volge hebben de bloedaandrang naar de plaats, waar het geweld inwerkt, kan oorzaak zijn, dat bacteriën tot ontwikkeling komeD. Hij acht het geweid een der oor zaken mee van den dood. Hierna worden gehoord de bewaarders van Brederode en Jonker, Dusink en van Hoek. benevens de schrijver Heivoort. Getuigen verklaren allen dat ze de jongens wel bij elkaar gezien hebben, maar hadden geen vermoeden, dat zij zoo iets in bet schild voerden, ook omdat tusschen de jongens geen woorden zijn gewisseld. Zij herkennen beklaagden als degenen, die er bij waren. Als aanleiding wordt ook door hen genoemd het ver raden van de ontvluchting. Uit de bekentenis van beklaagde Harms blijkt nog dat hij Biere als vriend had meegenomen naar de plaatswaar hij wist dat de vechtpartij gebeuren zou. Get, Hel voort zegtdat Biere onder bescherming stond daar hij ook vroeger al eens geslagen was en verlof had op de ziekenzaal te gaan lezen, in plaats van met de andere jongens op de plaats te spelen. Getuige Bersée, verpleegde, blijft bjj zijne verklaring, dat Bouma en Brederode in de nabijheid waren en dat Bouma er om stond te lachenzooals hij den vorigen dag volhield. Grishave, Dorst, Steffens, verpleegden, en F. Otter, el-verpleegde,-getuigen, dat de beklaagden de een meer de ander minderhebben deelgenomen aan de mishandeling en hoe het plan op de schoenmakerij was vastgesteld, omdat Biere een ver rader was. Het O. M., zich in zijn requisitoir beroepende op het getuigenis van dr. Sleeswijk meent dat men hier te doen heeft met deelname aan een vechtpartij en mis handeling met doodelijken afloopzegt verderdat voor alle beklaagden, uitgezonderd één, het bestaan van het oordeel des onderscheids vast staat. Het is den officier van justitie geblekendat de oudste verpleegden betere, helderder verklaringen afleggen dan de jongeren, dat die ouderen een veel gunstiger indruk maken, waarom hij meeDt, dat het Rijks opvoedingsgesticht in deze zaken er goed af komt. Spr. eischt voor alle beklaagden 1 maand gevangenisstraf. Er treedt voor de beklaagde jongens geen verdediger op. Uitspraak Dinsdag over 8 dagen. De buroBtetersland alhier was des morgens te 8 aur als volgt: den 29 Mei: 772.6; den 1 Juni: 771.5. Raadsverkiezing. Voor de aanstaande periodieke verkiezing van leden van den gemeenteraad werden door de R. Kath. Kies- vereeniging vVrijheid en Recht, de zes aftredende leden met algemeene stemmen wederom tot candidaat gesteld. Arbeiders Rlesvereenlging. Er werd hier opgericht eene arbeiders-kiesvereeni- ging, aanvankelijk met 10 leden. Er is een voorloopig bestuur benoemd. Aangifte voor het lidmaatschap kunnen geschieden bij den waarnemenden secretaris, den heer F. A. FeDijn. OVERLEDEN. 30 Mei. Jan, z. van Wilhelmus Nierop en Neeltje Paarl berg, 8 w. Johannes, z. v. Tennis Schotvanger en Dieuwertje Mieldijk, 16 j. en 6 m. Elisa beth Maria van der Waal echtgen. van Theo- dorus Joannes Meeues57 j.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1899 | | pagina 2