De
No. 68. Kerste blad.
Honderd en eerste jaargang.
1899.
VRIJDAG
9 JUNI.
Stadsberichten.
:i4
ALklIA AltSCHE COURANT.
Deze Courant wordt I» 1 n s d a g-, Wonder «I a g-
en Zaterdagavond uitgegeven. Abonnementsprijs
per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80
maanden
geheele rijk f 1,
3 Nummers f O.Ö6
Alkmaar f 0,80 franco door het
Afzonderlijke nummers 3 ets.
Telefoonnummer t 3.
Prijs der gewone advertentlen
Per regel fO,I5. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de Uitgevers HERMs. COSTER
ZOON.
In de zitting der arrondissements rechtbank alhier,
den 6 gehouden werd ten tweedenmale eene straf
zaak behandeld die betrekking had op de ongeregeld
heden den twintigsten Maart en volgende dagen voor
gekomen te Oudcarspel.
Nadat eerst eeuige andere zaken waren voorafgegaan
werd de zaak uitgeroepen van den heer Officier van
Justitie tegenle. Matthys Hart, 2e. Oornelis
Kramer, 3e. Hark Ton en 4e. Pieter Ton, allen
landbouwers te Oudcarspel.
Het bevel van vei wijzing wordt voorgelezen, de Officier
van Justitie draagt daarop de zaak voor en vraagt voor
lezing door den griffier van het procesverbaal van den
veldwachter A. Prijs, den 23en Maart opgemaakt, waarbij
wordt geconstateerd, dat op den twintigsten Maart 1899
de vrouw van hot Hoofd der school Hoffmans, genaamd
B. Segerius aau wie een verbljif ten huize van F. Pot
door den President der rechtbank was aangewezen
(toen zij met haar man op een verzoek van laatst
genoemde tot schoiding van tafel en bed door den
President werd verhoord en zelf verzocht had buiten de
echtelijke woning te mogen verblijf honden dit verblijf
had verlaten en in de woning van haar man was terug
gekomen gebruik makende van eene gelegenheid die
zij daartoe had afgewacht. Daar zij weigerde heen te
gaan had de heer Hoffmans vervolgens de hulp van
den veldwachter ingeroepen om haar uit het huis te ver
wijderen. Aan dat verzoek gat hij gevolg na eerst den
Burgemeester te hebben geraadpleegd die hem gezegd
had, dat de vrouw zich aan het misdrijf van .huisvrede
breuk" schuldig maakte door niet op de vordering van
haar man de woning te verlaten en dat hij last gaf haar
uit de woning te verwijderen. Inmiddels was een groote
menigte volks op de been gekomen en toen hij juffrouw
Hoffmans do eerste maal buiteu de deur brachtbegon
het volk zich meer en meer voor do woning te verzamelen
en te roepen dat het haar huis was en zij er weer in
moest gaan. Dit deed zij dan ook onmiddelijk daarop
vóórdat de deur was dicht gemaakt en toen kostte het
nog al eenigo moeite haar voor de tweede maal u t, de
woning te krijgen, maar met hulp van haar man gelukte
het toch.
Het volk kwam toen hoe langer hoe meer voor de
woning op het terrein, dat van den openbaren weg ge
scheiden is door een hek met een poortje en gaf door
allerlei geschreeuw te kennen, dat juffrouw Hoffmans in
het huis terug behoorde te gaan en de onderwijzeres,
juffrouw Oorschoter uit moest. Er werd op de deuren
geschopt en geslagen en de veldwachter was door het
opdringen van het woeste publiek driemaal tegen den
grond gevallen. Hij had echter waargenomen, dat de eerste
beklaagde nadat door andere personen reeds een paneel
uit de deur getrapt wastegen het tweede paneel ge
schopt en getrapt had, zoodat dit er ook uitvloog, dat de
tweede beklaagde togen het middenkrnis der deur een
paar trappen gaf zonder evenwel iets te verbreken en dat
de beide andere beklaagden beiden een stuk nitgetrapt
paneel in de handen hadden, dit tusschen de deur en het
kozijn staken en daarmedo pogingen deden om de deur
te wringen, ook zonder iets te verbreken
Vervolgens wordt tot het getuigenverhoor overgegaan
en allereerst de veldwachter P r ij s gehoord, die verklaart,
zooals in zijn proces-verbaal stond en hierboven reeds is
aangegeven. Op de vragen, hem verder gedaan door de
rechtbank, den Officier en de verdediging, zegt hij nog
dat hij weinig met de beklaagden heeft gesproken, dat
het mogeljjk is, dat de tweede beklaagde door zijn vader
van het erf verwijderd is, maar hij dit niet heeft gezien,
dat hij niet meer kan opgeven, hoe de beklaagden gekleed
waren, dat hij op 23 of 24 Maar., het eerst begonnen is
van het gebeurde proces-verbaal op te maken.
dat juffrouw Hoffmanstoen zij voor de tweede maal
uit het huis verwijderd werd, wel zenuwachtig was en
half in elkander zakte in den tuin zoodat hij dacht
dat zij van zich zelve zou vallen, maar dat zij niet door
het duwen uit de deur tegen den grond was gegooid.
Om het volk tot bedaren te krijgen was zij echter om
ongeveer half zes weer in de woning toegelaten met
goedkeuring van haar man en nadat ook juffrouw Oor
schot met een rijtuig weggebracht was en juffrouw
Hoffmans het volk had toegewuifd en bedankt voor de
verleende hulpwas de kalmte teruggekeerd en had de
menigte zich weer verspreid.
De tweede getuige Hoffmans heeft niet gezien, wie
aen de vernieling der deuren hebben medegewerkt, maar
wol de eerste beklaagde onder de voorste personen ge
zien. Ook de achterdeur is beschadigd en ten deele
vernieldmaar de zijdeur is onbeschadigd gebleven
Overigens verklaart hij een en ander in overeenstemming
met getuige Prijs.
Thans komen de getuigen voordie gedagvaard zijn
ton verzoeke van den eersten beklaagde
1. Juffrouw Hoffmans, die zegtdat zij wel
degelijk met zooveel geweld door den veldwachter en
vooral door haar man uit de deur en van de stoep naar
buiten is geduwd toen dit voor de tweede maal plaats
had dat zij daardoor t«gen den grond werd geworpen
en haar knie verwoud werd, die nog eenigen tijd blauw
was geweest.
2. Jacob Eeceu, die opgeeft op het terrein te
zrjn gekomentoen het eerste paneel uit de voordeur
reeds verbroken was maar hot tweede paneel nog niet
was beschadigd. Hij heeft toen met den eersten be
klaagde en anderen op eenigen afstand van de deur
staan praten ennadat er weder geschreeuwd en ge
roepen werdgezien dat ook het tweede paneel der
deur was ingetraptzoodat de eerste beklaagde daaraan
onmogelijk eenig aandeel kan hebben gehad.
3. Louwrens Schagen,die verklaartdat het
tweede paneel der voordeur geheel onbeschadigd was
toen hij met den eersten beklaagde in gezelschap kwam
en verder zooals de vorige getuige.
De verdediger mr. A.M. de Lange heeft gedesisteerd
van het hooren van twee andere getuigen nadat ge
bleken is dat bepaald de vernieling van het tweede en
niet van het eerste paneel aan den eersten beklaagde
ten laste gelegd wordtwaardoor thans de getuigen
kunnen worden opgeroependie ten verzoeke van de
drio laatste beklaagden gedagvaard zijn.
1. Oornelis Borst Kz., die opgeeft van den
beginne af dat er iets le doon was (half vijf) op het
terrein te ziju geweest en daar tot negen uur te zijn
gebleven. Hij beeft den tweeden beklaagde Kramer
dadelijk gezien en is met dezen ongeveer kwart voor
vjjf het poortje even uitgegaan. Kramer werd toen
door zijn vader van het terrein weggehaald vóórdat er
nog eenige vernieling aan do deur plaats had gehad.
Zjjn vader zeide dat hij op het erf niet noodig had of
daar niet bij behoorde. Daarna heeft hij den beklaagde
Kramer niet meer gezien.
2. C. Kroon A z., die ook mededeelt dat Kramer
door zijn vader bij zijn arm van het terrein verwijderd
werddat even te voren nog een gesprek door Kramer
gevoerd was met Prijs, die op de vraag of hij wel recht
had de vronw de deur uit to zetten antwoordde dat
de burgemeester hem daartoe last had gegeveu. Daarna
heeft hij beklaagde nog wel eeas gezien oo stroet maar
niet meer op het terrein.
3. Gerardus Hekhuizen, die blijkt wel op
het terrein te ziju geweest, maar niets van belang te
kunnen verklaron.
4. Jacob Plakman geeft op, dat hij om half vijf
op het terrein gekomen istoen voortdurend in gezel
schap van den 4den beklaagde Pieter Ton is geble
ven, niet met dezen in de nabijheid van de deur goweest
is toen die werd vernield onmiddelijk voor of misschien
onmiddelijk na die vernieling met hem van het terrein
naar de smederij tegenover het schoolhuis gegaan is, waar
zij eenigen tijd zijn gebleven en later naar zijn huis en
naar de wouing van P. Ton te zijn gegaan.
Deze getuigo streng ondervraagd blijft pertinent bij
zijne verklaring waarop de officier van justitie requisi
toir neemt en rechtsingang met bevel tot instructie vor
dert wegens verdenking van meineed.
Getuige wordt daarop eenigen tijd geconfronteerd met
getuige P r ij s zonder dat er tusschen deze eenstemmig
heid wordt verkregen. De verdediger Mr. J. Ve r d a m
bestrijdt het rekwisitoir en betoogt, dat alle tot nog toe
gehoorde getuigen verklaringen hebben afgelegd die met
de op aven van getuige Prijs in strijd zijn, zelfs juffrouw
Hoffmans, dio toch niet van onware opgaven zal
worden verdacht, en dat er geen enkele omstandigheid of
aanwijzing is waardoor aannemelijk zou zijn dat ge
tuige Plakman in strijd met de waarheid verklaart
dan alleen, dat de verklaring van Prijs daarmede niet
overeenstemt. Na re- en dupliek wordt getuige nogmaals
ondervraagd, waarop de officier van justitie diens requi
sitoir intrekt.
5. Willem Kuiper verklaart, geheel overeenkom
stig den vorigen getuige met deze uitzondering dat
hij niet verder in hnn gezelschap is geweestnadat zij
van het terrein zjjn gegaa<
6. Willem Jongepier, die verklaart, dat hij
half zes of iets vroeger op het terrein is aangekomen
dat er drie deuren in de woning van Hoffmans waren
ingetraptdat hij eerst drie dagen later proces-verbaal
heeft opgemaakt en dat hij bij den veldwachter P r ij b
toen deze hem mededeelde wat er geschied wasniets
buitengewoons heeft opgemerkt.
7. Jan Rutzen is ongeveer half vijf op het ter
rein gekomen waar hij den derden beklaagde aantrof
met wien hij verder zonder ophouden in gezelschap is
geweest tot half zes dus ook in den tjjd dat de voor
deur werd vernield, doch dat de beklaagde Har k T o u
daaraan geen deel heeft gehad.
8. O. Winder is niet op het erf of in den tuin
van Hoffmans geweestmaar stond bij het poortje
van het hek nabij de smederij toen de vernieling der
voordeur plaats had. Hij zag toen tusschen het volk
door, dat er een stuk hout tusschen do deur word gesto
keu maar Hark Ton kan dat niet hebben gedaan
want die stond toen in zijne nabjjheid bij het poortje
Da beklaagden worden nu een voor eeu verhoord en
blijven allen bij hunne opgaven dat zij onschuldig zijn
Uequlsltolr.
De officier van justitie, het woord beko
mende voor diens requisitoir, herinnert er aan, dat eene
volksmenigte zich verzet heeft tegen de handelingen en
het optreden der politie en dat reeds vroeger een derge
nen, die daaraan hebben deelgenomen, terecht gestaan heeft
en veroordeeld is.
De veldwachter heeft zich voor diens eigen veiligheid
het eerste oogenblik moeten onthouden van alles op te
geven wat hij wistdooh al spoedig heeft hij zonder
verder met de gevolgen rekening te houden of zich door
vrees te laten weerhouden de schuldigen waarvan hij
gezien had dat ze aan de vernieling der deuren hadden
mede gedaan genoemd en alles volledig aangegeven.
Zijne verklaring wordt bovendien bevestigd door die van
den tweeden getuige Hoffmaus.
Daardoor is volledig het bewijs geleverd. Hij zal zich
onthouden van de verklaringen te bespreken van de
schaar getuigen die a decharge zijn opgeroepen want
hij acht die verklaringen zonder waarde.
Er is gehandeld openlijk met vereende krachten, het
gezag is met voeten getreden en ZEA. vindt daarin
aanleiding om eeu grootere straf te eischen dan anders.
Hij vordert schuldigverklaring aau geweldpleging, openlijk
en met vereende krachten tegen de woning van den heer
Hoffmans en veroordeeling van den len beklaagde
tot eene gevangenisstraf van eeu jaar en drie maanden
en van de drie andere beklaagden van een jaar.
Verdediging.
Het woord wordt nu verleend aan Mr. A. M. d e
an ge, die ongeveer het volgende zegt:
EdelAchtbare Heeren President en Leden
dezer Rechtbank.
Het heeft aan het Gerechtshof behaagd dat deze zaak
in openbaro terechtzitting zonde worden behandeld.
Niettegenstaande dezerzijds, bij uitvoerige memorie van
grieven getracht was aan te toonen dat de beklaagde
M. Hart, voor wien ik heden optreed, de feiten, die
hem by dagvaarding worden ten laste gelegd, niet kan
hebben bedreven.
Wjj hebben ons bij die beslissing ueêï leggsn.
Daardoor is uitgemaakt dat deze vervolging van be
klaagde moest geschieden.
In do memorie van grieven heb ik aangetoond dat
deze vervolging weinig op feiten steunt, dat dè aanwij
zing van mijn cliönt als dader eorst later geschied is
en dat het bewijs zijner schuld niet is geleverd.
Ik moet daarop aanstonds terugkomen en verzoek de
welwillende overweging mijnor posita opdat geen on
schuldige gestraft worde.
Beklaagde staat terecht voor het misdrijf straf baar
gesteld bij art. 141 Wetb. van Strafrecht; welk artikel
staat in den vijfden Titel, misdrijven tegen do Openbare
Orde en dit is zeker een der redenen van den buiten
sporig hoogen eisch van het O. Miuisteiie.
De elementen, die aanwezig moeten zijnwil men
artikel 141 overtreden zijn
a. Er moet geweld gepleegd zijn.
b. Dit moet openlijk geschied zijn.
c. Met vereenigde krachten.
Voor een eventueele veroordeeling is noodig, dat door
den hooggeaebten Ambtenaar van het Openbaar Minis
terie wordt aangetoond dat die elementa dolicti aan
wezig zijn.
Is hij daarin niet geslaagd, dan zou de vraag ter sprake
kunnen komen of hier in casu art. 350 Wtb. van Straf
recht (het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen en be
schadigen van het goel van een ander) niet beter en
juister ware toegepast geworden.
Artikel 141 Wtb. van Strafrecht het is U bekend,
EdelAchtbare Heeren correspondeert met art. 125 van
het Duitsche Strafwetboek. Voor mijn betoog is echter
noodig dat ik onder uwe welwillende aandacht breng
het kenmerkende verschil tusschen beide artikelen.
Het duitsche artikel drukt duidelijker uitkomt er
eerlijker voor uitindien ik dezo jiitdrukking gebruiken
magdat een oploop van menschen niet mag worden
geduld.
Iederdie daaraan deelneemtzal worden gestraft.
Wanneer een menschen massa openlijk tezamenrot zoo
wordt ieder, die aan deze samenrotting deelneemt, gestraft
wegens »landvredebreuk."
Holtzendoiff, in zijn Handboek van het Duitsche straf
recht bladz. 162 en vlg., zegt dan ook, de menschen-
maBsa moet tweeërlei vergrijpen doen
lo op één plaats tezamen scholen.
2o met vereende krachten handelen.
Ieder die aan die samenrotting deelneemt is strafbaar.
Ziedaar het stelsel, dat bij onze naburen werd aange
nomen het strookt met de beginselen van een Pruis-
sische politie.
En indien dit systeem bij ons van kracht geworden
ware, wellichtals men aanneemt, dat op den 20
Maart j.l. in Oudcarspel, samenrotting heeft plaats ge
vonden, zou beklaagde schuldig zijn.
Maar in het advies over ons wetboek, van den Raad
van State, staat bet duidelijk te lezen
»Het ontwerp stelt niet strafbaar, hen die tot de ver-
»eenigde menigte bthooren ook al is door hen geen
enkele daad van geweld bedreven."
Al heeft onze wetgever nu laten vervallen de samen-